Muziek in
ballingschap
concert-plus in
Anglicaanse kerk, Antwerpen, 15 februari 2004
De
muziek van Peter Philips (1561-1628) – dwars – geplaatst in zijn tijd
-
Op de vlucht:
of hoe een
koorknaap van St. Pauls in London klavierleraar wordt in Antwerpen
-
Op bezoek:
of hoe een
‘Inglese’ op bezoek gaat bij Sweelinck en wordt gearresteerd in Middelburg
-
Gesettled:
of hoe aan het hof
van Albert & Isabella te Brussel de contrareformatie op kruissnelheid komt
-
(uit) Balans:
of hoe de
protestantse rede de zinnen probeert in te tomen, terwijl ze van Rome vooral
hun gang moeten gaan
Op de vlucht
of hoe een
koorknaap van St. Pauls in London klavierleraar wordt in Antwerpen.
Het is het jaar
1561. Verplaatsen we ons in gedachten naar de overzijde van het Kanaal.
John Knox heeft met
zijn scherpgeslepen pen het net voor elkaar gekregen om de hele Church of
Scotland gereformeerde leest te schoeien, als vanuit Frankrijk de nieuwe
koningin, Mary Stuart, arriveert: jong, schoon en net weduwe geworden van
de franse koning. Zij is goed rooms-katholiek grootgebracht en niet van plan om
zich in religieuze en andere zaken de wet te laten voorschrijven door een
stelletje ongecultiveerde boeren (ja, ze is door en door frans en waant zich dus
zeer geciviliseerd) en omhoog gevallen geestelijken. Zij laat gewoon de mis
opdragen in de hofkapel, geheel volgens de roomse ritus.
Vol spanning kijkt
de paus vanuit Rome toe. Zal Mary Stuart, Queen of Scots, in de
voetsporen treden van die andere Maria, Mary Tudor (beter bekend als
Bloody Mary, eigenlijk een beetje unfair t.o.v. haar voorlopers en
opvolgers) en er in slagen (delen van) de Britse eilanden terug te winnen voor
Rome?
Het is nog steeds
1561. In Engeland (in London, wie zal het zeggen ?) wordt een jongetje geboren
die we een goeie 10 jaar later terugvinden in de registers van het koor van St.
Pauls Cathedral als Peter Philips. Hij zingt daar als de beste de mis
volgens het ‘Book of Common Prayer’, want Queen Elisabeth heeft
vastberaden de kerkelijke hervormingskoers van haar vader, Henry VIII
voortgezet. Sebastian Westcote, aalmoezenier van de kathedraal en
verantwoordelijk voor de opleiding van de jongens, is daar helemaal niet
gelukkig mee. Hij leert ze wel de mis zingen volgens het Book of Common
Prayer maar onder protest, en niet onder stil protest, neen, hij laat
geen kans voorbij gaan om zijn ongenoegen te uiten.
Hij vindt dat niet
Elisabeth op de troon van Engeland moet zitten, maar Mary Stuart. De paus heeft
zelf gezegd dat zij de enige is die rechtmatig aanspraak kan maken op de troon.
En was de paus niet - onder God – het hoogste gezag op aarde?
Westcote blijft wat
hij is: rooms-katholiek tot in de kist. Dat hij niet gearresteerd is of is
moeten vluchten mag een wonder heten of – iets banaler – betekent dat hij
bescherming genoot van hogerhand.
In dit milieu, in
deze sfeer, gevormd door deze man, groeit de jonge Peter Philips op. Hij maakt
mee hoe Mary Stuart in conflict komt met haar eigen volk, naar Engeland vlucht
en aldaar in gevangenschap verzeild raakt. Hij beleeft mee – waarschijnlijk van
heel dichtbij – hoe zij – juist daardoor – uitgroeit tot hèt zinnebeeld van het
in Engeland half getolereerde, half vervolgde rooms-katholicisme: als je je stil
hield, uiterlijke aanpaste kon je blijven functioneren (zo William Byrd), als je
openlijk weigerde naar de Anglicaanse mis te gaan werd je opgesloten (zo Francis
Tregian, de compiler van wat wij nu kennen als het Fitzwilliam Virginal Book)
als je al niet voordien gevlucht was naar een congenialer buitenland.
Als Westcote sterft
in 1582 laat hij aan enkele van de zangers (die bij hem inwoonden blijkens het
testament) een bedrag na. Eén van hen is Peter Philips. Hij krijgt 5
pond, 13 shillings en 4 cents (de ‘rest’). En een maand later is Philips op weg
naar Rome. Waarom?
-
Om zijn godsdienst vrij te kunnen beleven?
-
Zin voor avontuur?
-
Wilde hij de wereld wel eens zien?
-
Wilde hij Palestrina, Marenzio, Victoria, Guarini en al die andere Romeinse
componisten ontmoeten?
Wie zal het zeggen:
Pour la foy catholique staat er later op op zijn verblijfsvergunning in
Brussel vermeld (1597) èn het zal – allemaal – wel waar wezen. In elk geval
wordt hij in Rome hartelijk onthaald in het ‘English College’ en binnen de
kortste keren is hij er organist. Kardinaal Alessandro Farnese wordt zijn
beschermheer en Felice Anerio collega-kapelmeester. Voor een goed 20-jarige
muzikant geen slechte carrièrestart!
Nog mooier wordt het
als in 1585, het jaar dat die andere Farnese er in slaagt Antwerpen op de knieën
te krijgen (waarna de grondige rekatholisering van de Zuidelijke Nederlanden kan
beginnen), vanuit Engeland een zeker Lord Thomas Paget in Rome arriveert.
Deze prominente adellijke refugee neemt Philips in dienst en trekt met
hem Europa door (lobbyend tegen Elisabeth?): Genua, Madrid, Parijs. Misschien
had Lord Paget zelfs wel iets te maken met de opbouw van de grote Armada tegen
Engeland, want in 1588 moet hij toevallig in Antwerpen zijn, net voordat de
Armada koers zet naar de Britse wateren èn roemloos ten onder gaat. Lord
Paget: voor Peter Philips moet deze man een soort tweede vader zijn geweest.
Samen met hem vestigt hij zich in 1589 in Brussel. Ruim een jaar later sterft
Paget. Ter ere van deze zijn tweede vader schreef Philips waarschijnlijk zijn
beroemde
Pavan and Gagliard Paget.
Nú staat Philips er
alleen voor. De ‘Wanderjahre’ en de ‘Wunderjahre’ zijn voorbij. Het wordt werken
om aan de kost te komen. Hij vestigt zich in Antwerpen als muziekleraar en
trouwt met Cornelia de Mompère : He was maried in Andwarpe (let op de
volledig correcte weergave van het Antwerpse dialect in deze spelling !)
where he [...] mainteyned him self by teachinge of children of ye virginals
being very cunning thereon.
Maar vergis u niet:
Zijn passage in Antwerpen enkele jaren eerder was niet onopgemerkt gebleven.
Reeds in zijn eerste jaar in Antwerpen redigeert hij voor Petrus Phalesius
een eerste muziekpublicatie met madrigalen (Melodia Olympica, 1591),
waarin o.a. 5 van Marenzio, 4 van Nanino en 3 van Palestrina (Italiaanse
componisten die hij persoonlijk heeft gekend in zijn Romeinse tijd) en 4 van
hemzelf…
Eén van die
madrigalen, een droevige vol liefdesverdriet werkt hij later om tot het
8-stemmig motet: vulnera manuum. Als u het straks hoort, zult u wel
begrijpen waarom zijn komst niet onopgemerkt voorbij kon gaan: prachtige
muziek. Geen noot te veel en toch ongemeen expressief.
En als hij op 7 juni
1592 zijn eerste en enige kind, Leonora, ten doop houdt in de OLV-kerk is
één van de doopgetuigen een zekere Cornelis Pruym, bekend muziekmecenas,
bevriend met Hubert Waelrant. Philips is dus ‘binnen’. Hij hoort erbij, deel van
de in-group.
Philips in den
vreemde, de vluchteling, om des gewetenswille, het gaat lukken…. en zeker in
Antwerpen gaat het lukken, want er is geen stad in de wereld, zo open voor
de wereld als een havenstad, een metropool waar vreemdelingen komen en
gaan, waar alle talen gehoord worden op de markten, waar iedereen zijn
capaciteiten ten volle mag inzetten en de eer ontvangen die hen toekomt, ook een
asylzoeker als Peter Philips, tenminste in de 16de eeuw.

2. Op bezoek
of hoe een
‘Inglese’ op bezoek gaat bij Sweelinck en vervolgens wordt gearresteerd in
Middelburg.
Aangrijpend mooi
was dat motet daarnet. In vraag en antwoord: Wie heeft toch die wonden in
uw handen veroorzaakt ? Wie u geslagen ?... Mijn vrienden - amici mei - in
het huis van mijn liefde, antwoordt het andere koor met donkere
klanken.Wonderlijke tekst (vrij naar een profetie van Zacharia (13:6).
Wel wat bevreemdend die tekst, over die wonden in de handen (van Christus
natuurlijk, had u al begrepen) en dan de wens om je eigen wonden te mogen
likken en te mogen opademen vanwege de grote goddelijke liefde die uit
Christus’ wonden blijkt. En dat verpakt in die bijzonder mooie en droevige
tonen: zoete pijn. Suavis,
dulce. muzikale toverwoorden die u nog wel vaker zult horen. Kernwoorden
zijn het uit de mystiek Zoals in het programmaboekje staat past deze tekst
perfect in de eeuwenoude praktijk van vrome meditatie van Jezus’ wonden,
zoals bijv. verwoord in het monumentale Middeleeuwse gebed in versvorm:
Salve mundi salutare. In dat gebed wordt daar niet 1 strofe aan gewijd
(zoals hier), zoals nu, maar maar liefst 74. Alle ledematen van Jezus,
hangend aan het kruis, worden bemediteerd om uit zijn wonden zoete troost
te halen… Ja, nu glimlacht u wat monkelend of medelijdend, ongezond
masochisme, maar aan deze vrome praktijk hebben wij wel het koraal van
Paul Gerhardt ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ te danken en Buxtehude’s
Membra Iesu Nostri. Philips schaamt zich niet voor deze traditie… Dat is
wel duidelijk. Afin, we zetten onze levensschets voort.
‘t Is inmiddels
1593. Philips gaat op reis naar Amsterdam. Wat heeft hij daar te zoeken in het
kille calvinistische Noorden. In volle oorlogstijd. Het antwoord is simpel. Hij
heeft de reis ondernomen ‘to sie and heare an excellent man of his faculties’,
een toetsenman bedoelt hij ook very cunning thereon, een collega: Jan
Pieterszoon Sweelinck, organist van de Oude Kerk. Absolute top. Philips had
groot respect voor hem en dat was blijkbaar wederzijds, gezien het feit dat
Sweelinck zich verwaardigde om een aantal variaties te schrijven op Philips
beroemdste pavane, die in heel Europa is gespeeld, zowel in consort-vorm
als in keyboardversie, zoals hij is overgeleverd in het Fitzwilliam Virginal
Book, met de glosse in de marge: The first Philips ever made en als
jaartal: 1580. Zou het ?
Dit was een
gevaarlijk reis. De oorlog was wel niet algemeen, maar Holland en Zeeland waren
wel de voornaamste der opstandige provinciën. Op de terugreis naar Antwerpen
verblijft Philips enige tijd bij vrienden in Middelburg, waarschijnlijk ook
refugees, bijna allen muzikanten. De haven van Middelburg was trouwens in volle
expansie, omdat o.a. de Britten na de val van Antwerpen (1585) hun ‘natie’
daarheen hadden overgebracht vanuit Antwerpen. Plots wordt hij garresteerd; hij
zou betrokken zijn bij een complot tegen Queeen Elisabeth. Hij wordt
overgebracht naar Den Haag en verblijft enkele maanden in de gevangenis terwijl
het onderzoek loopt. Uiteindelijk mag hij gezuiverd van alle blaam net voor
Kerstmis terugkeren naar Antwerpen.
En z’n ster rijst
snel. Eerst als klaviervirtuoos, maar meer en meer ook als componist van
levendige en frivole madrigalen, helemaal up to date, helemaal Italiaans deze
Engelsman in Antwerpen: Guarini geïmiteerd, Marenzio geïntavoleerd en veel van
zijn eigen madrigalen verschijnen in bloemlezingen in heel Europa..

3. Gesettled
of hoe aan het
hof van Albert & Isabella te Brussel de contrareformatie op kruissnelheid komt
Prachtig vond ook de
Habsburgse aartshertog uit Oostenrijk het, Albert/Albrecht, regent van de
Spaanse Nederlanden. Hij haalde Philips meteen naar Brussel en stelde hem aan
als organist, ookal had hij er al één. Hij keek trouwens niet op één muzikant
meer of minder aan zijn hof. Op een gegeven moment had hij bijv. drie organisten
in dienst, waarvan twee de absolute top: Peter Philips en Peeter Cornet de
laatste een echte Brusselaar. En moet u zich voorstellen: dan arriveert in 1613
ook nog de meest virtuoze toetsenist van Engeland, John Bull aan dit hof… Wordt
ook meteen geëngageerd! Wat een weelde en dat in een land dat economisch
helemaal aan de grond zit vanwege de maar niet aflatende burgeroorlog met en in
de Noordelijke Nederlanden. En oorlogvoeren kost geld, handenvol geld. Dat is
nooit anders geweest. Voor hun inkomen waren de muzikanten dan ook beter niet
van de staatskas afhankelijk. De kerk bood meer werkzekerheid. Philips ontvangt
de lagere wijdingen en krijgt vervolgens de prebenden die horen bij
verschillende posten in den lande. Financieel heeft hij het eigenlijk niet
nodig, want hij verwerft ook een behoorlijk inkomen als componist in opdracht en
ook zijn bundels met geestelijke muziek verkopen goed.
Eén van de eerste
hoogtepunten in Philips hofcarrière is ongetwfijeld het glorieuze huwelijk
geweest van aartshertog Albert met Isabella van Spanje in 1599. Sommigen
suggereren dat twee motetten over teksten uit het Hooglied (Ecce te pulchra
es en Quae est ista) uit de bundel 8-stemmige Cantiones Sacrae
uit 1613 moeten verbonden worden met dit evenement. Die associatie is logisch,
tenminsten voor onze rede, het is is immers pure liefdeslyriek, maar dan lezen
we wel met moderne ogen. Immers in de traditie van de kerk gaat het Hooglied
helemaal niet over aardse liefde en lichamelijk erotisch verlangen (dat u dat
zelfs maar durft te denken, foei !) maar natuurlijk over de mystieke liefdesband
tussen God en zijn kerk, Christus en de ziel, of tussen de gelovige en Maria, u
mag kiezen…
Het is m.a.w. een
tekstboek vol met contemplatieve erotiek, geheel in de lijn van Plato’s
beschouwingen over de ‘eros’ in zijn tafelgesprekken (het ‘Symposium’). Het feit
dat de Statenvertalers in de 17de eeuw consequent de mannelijke
ik-hij-persoon in het Hooglied met een Hoofdletter schrijven, spreekt boekdelen.
Jacobus Revius heeft zelfs een volledig zingbare berijming van het Hooglied
gemaakt, waarin de mystieke betekenis geëxpliciteerd wordt. En – let wel – men
vond dat géén inlegkunde maar een correcte vertaling. Immers de eigenlijke
betekenis van de hele Heilige Schrift was: Christus. O tempora, o mores !
In deze traditie
stond Philips niet met één been, maar met beide benen (en had hij een 3de
gehad, met die zou hij er ook in staan). Nog nooit ben ik een strijdbaardere
roomskatholieke componist tegengekomen als Philips. En rekent u maar de zijn
strijdbare contra-reformatorische geest naadloos aansloot bij de cultuur en
politiek van het hof van Albert & Isabella. Precies daarvoor waren zij
aangesteld: om de ‘door ketterij besmette’ zuidelijke Nederlanden weer in het
garaal van Rome en Spanje te kijgen.
De keuze van de
onderwerpen van zijn motetten en de ‘opdrachten’ voorin de muziekbundels van
Philips spreken in dit verband boekdelen. Het is bijna allemaal Maria en
het Heilig Sacrament wat de klok slaat, geheel in lijn met de
contrareformatie die hier te lande goed begint door te zetten. De 30 motetten
van de bundel waaruit wij geput hebben (Cantiones Sacrae octonibus vocibus) zijn
bijv. opgedragen aan de Allerhoogste God en zijn Apostel Petrus en dan
volgt een bijzonder gedreven laudatio op deze ambtsdrager:
-
de eerste onder de kerkvorsten, de eerste van alle vaderen, de eerste van alle
herders
-
Door de vorst van het licht zelve uitverkoren en aangesteld over de gehele aarde
-
die wel aangevallen wordt door de vorst der duisternis, maar het zal tevergeefs
zijn.
-
Hoe hard de hel ook loeit, haar duisternis zal het licht nooit overwinnen..
want PETRUS staat
voor eeuwig, altijd VORST en altijd Petrus.
Aan u dus, zo
besluit Philips, en u verstaat het latijn wel: “Tibi ergo, PRAESES, princeps,
pater, pastor, petra”… draag ik deze mijn bescheiden noten op om de concordia
(harmonie) te prijzen die Gij, PETRUS, verspreidt en de discordia
(wanklanken) der ketters te doen verstommen.
En het eerst
triomfantelijke motet is een 8 stemmige zetting van de bijbeltekst: Tu es
Petrus, Gij zijt Petrus en op deze Petra, rots zal ik mijn kerk bouwen. Moet
u nog meer bewijs dat Peter Philips een overtuigde roomskatholiek was! En
is het dan niet veelzeggend dat hij altijd achter zijn naam vermeld: Anglo
of Inglese. Peter Philips, de Engelsman. Ook vanaf het vasteland bleef
hij met de maagd Maria strijden tegen the Virgin Queen Elisabeth en later
met het hele latijnse missaal tegen King James en zijn vertaling.

4.
(uit) Balans
of hoe de
protestantse rede de zinnen probeert in te tomen, terwijl ze van Rome vooral hun
gang moeten gaan
In 1636 hield de
bisschop van Norwich een visitatie in Bury St. Edmunds. Hij ontdekte dat de
parochianen het hele kerkinterieur hadden veranderd. Zo zag hij een
“gigantische lessenaar”, die de toegang tot het koor blokkeerde, terwijl het
koor zelf gevuld was met zitplaatsen die “helemaal tot onder het oostelijk
venster” doorliepen, hoge kerkbanken in het middenpad, een preekstoel halverwege
het schip. Door deze opstelling was de preek verstaanbaar tot in alle
uithoeken van de kerk. Dit is een mooi beeld van wat de gestaag doorzettende
reformatie heeft betekend voor de vorm van de eredienst, de liturgie en dus ook
voor de rol van de professionele kerkmuziek, misschien niet zozeer in
Engeland, want de Anglicaanse kerk is altijd een kerk geweest die van beide het
beste wilde bewaren, of van twee walletjes wilde eten, net hoe je het ziet. Maar
bijv. wel in de Noordelijke Nederlanden. De protestantse fixatie op het Woord
alleen leidde namelijk tot het misverstand dat er alleen nog maar
‘woorden’ mochten worden gezegd, terwijl de oospronkelijk leer enkel wil zeggen
dat ‘als criterium’ om God ter sprake te brengen uiteindelijk het Woord
doorslaggevend is, maar dat God wel degelijk op veel manieren kan ter sprake
gebracht, ook via de 5 zintuigen. Luther heeft dat altijd geweten en is dat ook
blijven verdedigen tegen de calvinisten, m.n. wat de muziek betreft:
Why
should the devil have all the good music, is een uitspraak die hem vaak
wordt toegeschreven (in
het Duits natuurlijk), maar die zijn waardering voor de muziek eigenlijk nog
niet eens recht doet. Luther had namelijk geen argwaan tegen de muziek.
Integendeel. Die was 100% gods geschenk. En de duivel kon op dit terrein niets
bereiken, en al helemaal geen goede muziek maken. De argwaan jegens de zintuigen en de kunst, die natuurlijk
eerst de zintuigen aanspreekt en dan pas het verstand; de argwaan
daartegen dus als hulpmiddel bij en vehikel voor voor de geloofsoverdracht,
leidde bij calvinisten - en dus hier te lande - tot een beeldenstorm, tot grote witte muurvlakken en
eenstemmig psalmgezang. Wat overigens ook een cultuurkeuze op zich is die in
theorie even krachtig zou kùnnen zijn als die van de Cisterciënzers in de
Middeleeuwen.
Maar omgekeerd – en
daar gaat het mij nu om – leidde precies die protestante argwaan tegen
sensualiteit bij de roomse activisten van het nieuwe katholicisme tot de
reflex om de kunsten tot hèt vehikel van het heil bij uitstek uit
te roepen. Vanaf de 17de eeuw worden ze door de roomskatholieke kerk
opgevorderd, alle kunsten en totaal. De kerk gebruikte schilderijen, beelden,
architectuur ter bevestiging van de traditionele leerstellingen – en dan
natuurlijk vooral van die leerstelling die door de hervormers werden afgewezen
en ter verdediging van nieuwe dogmatische accenten. Ziedaar de barok,
militant en sensueel. In een zondvloed van nieuwe kunstwerken werd de fantasie
van de gelovigen geprikkeld door beelden van engelen die zieltjes uit het
vagevuur redden, pausen en bisschoppen in opvallende vrome houdingen, een
wonderen verrichtende Petrus, het heilige hart van Maria (een godsdienstig
motief dat de Jezuïeten sterk propageerden) en stralende afbeeldingen van
Corpus Christi, het heilig sacrament. Om het Antwerps te houden: Rubens
en de kerk van Carolus Borromeüs.
Een overdadig appèl
op alle zinnen gericht op één ding gericht: De gevoelens van de mensen
overweldigen om ze in te prenten dat de kerk triomfeert op aarde vanuit de
hemel.
Het
contrareformatorische hof van Albert en Isabella in Brussel is resoluut deze weg
ingeslagen. De muziek van Peter Philips staat aan het begin van deze traditie.
Hoewel de motetten uit de bundel van 1613 qua compositietechniek en sfeer nog
met één oog naar het verleden kijken (de muzikale vorm is klassiek). De inhoud
en de intentie van de muziek – is al volop barok. En juist zo – tussen twee
werelden, tussen de tijden – is zijn muziek zo mooi.
Daarvan tot slot
nog twee voorbeelden. Een verrassend ingetogen toonzetting van
de lofpsalm bij uitstek, psalm 100. Jubilate Deo. Verrassend, óók qua
tekst vind ik.U moet maar eens opletten. De wijziging t.o.v. de bijbelstekst
is typisch (zou een protestant ook niet zo gauw doen). Het gaat de
psalmdichter namelijk om de belijdenis dat de ‘HEER’ (Dominus,
Hebreeuws: de Godsnaam) God (Deus) is. Dus: Treed nader voor zijn aangezicht
met gejubel, omdat de HEER God is, Hìj en niemand anders. Philips maakt ervan:
intrate conspectu ejus in exsultatione, quia Dominus ipse est. treedt
voor zijn aangezicht met gejubel, omdat de HEER zelf er is. De psalm
krijgt er een sacramentele kleur door, maar juist daarom is de sfeer helemaal
niet triomfalistisch, maar innig en vol ontzag. En deze
innerlijkheid
blijft communiceren, deze mystieke vroomheid doet het nog, ook over de
eeuwen heen, óók over de grenzen tussen de kerken heen,
Immers: de katholiek-protestantse confrontatie in de kunst, die parallel loopt
met de 16de en 17de eeuwse godsdienstoorlogen… liet
Europa achter, bezaaid met gebouwen die elkaar luidruchtig bleven uitdagen en
kunstopvattingen die elkaar bleven bekampen in een ‘Entweder-Oder’. Het
barokke katholicisme in kleuren en kronkelende vormen bevestigde met veel
pracht en praal de cultus van de heiligen, en de doordringing van het
materiële met het heilige in het misoffer… Dit contrasteerde scherp met de
protestantse opvatting van eredienst waarbij het kerkgebouw slechts een
passend auditorium moet zijn waar de uitverkorenen bijeen konden komen om te
luisteren naar de verkondiging van het woord
Trouwens: De grenzen
tussen de kerken lopen nooit zo precies als de theorie die voorschrijft.
Natuurlijk waren er
ook altijd vrome roomskatholieken die in een barokke tijd snakten naar een
eenvoudige, eerlijke en meer geconcentreerde expressie van het geloof
(Jansenisten van Port-Royal en Pascal; Tous les matins du monde) en
natuurlijk waren er onder oprechte protestanten ook altijd vrome zielen die het
vreselijk vonden dat ze gedwongen werden hun zintuiglijkheid te ontkennen. En
onder de protestanten vinden we Luther die als geen ander een zintuiglijke -
muzikale - geloofsbeleving heeft gepromoot.
Daarom – tenslotte –
dat het een mooi staaltje van historische ironie is, dat de Renaissance
van de mzuiek van Peter Philips begon in het Engeland dat hij ontvluchtte. De
publicatie van Fitzwilliam Virginal Book (1899) veroorzaakte een schok in
muziekminnend Engeland. Plotseling bleek er een enorme rijkdom aan klaviermuziek
te bestaan (grofweg periode 1560-1620), waarin Peter Philips met 19 composities
na William Byrd en John Bull een eervolle 3de plaats inneemt. Maar de
paradox is nog troostrijker als we ons realiseren dat Philips geestelijke
muziek, die dus volkomen georiënteerd is op de Latijnse mis, volgens de
liturgische principes van het contrareformatorische concilie van Trente, heden
ten dage vooral gezongen wordt in kerken van de Anglicaanse traditie, de
geloofsgemeenschap die Philips in de 16de eeuw zo hartgrondig
heeft verworpen en bestreden tot in het titelblad van de uitgave toe.
Het begon overigens
allemaal in de (roomskatholieke) Westminster Cathedral, waar begin 20ste
eeuw, kapelmeester Richard Terry (deze man verdient een standbeeld – net als
Philipp Spitta in Duitsland – voor zijn inzet voor de bijna verdwenen muziek uit
de tijd van de Tudors) geregeld motetten van Philips inzette in de
liturgie. Eén van de uitgevers van het Fitzwilliam Virginal Book (W.B. Squire)
publiceerde er ook enkele en zo kon de langzame opgang van deze grote Engelsman
uit de Zuidelijke Nederlanden na bijna 200 jaar zwijgen beginnen.
Dick Wursten
bronnen:
New Groves Dictionary (s. Philips, Peter)
Inleiding (ed. J.
Steele) in de heruitgave van Cantiones Sacrae octonibus vocibus, Musica
Britannica LXI, 1992
O.J. de Jong,
Geschiedenis der kerk
- voor het laatste
stuk: F. Fernandez-Armesto & D. Wilson, Reformatie, christendom en de wereld
1500-2000 (m.n. hoofdstuk 5: cadeaupapier: de uiterlijkheden van
katholicisme en protestantisme)

|