Strange
fruit hanging from the trees
Over Absalom,
David en Jezus
Ooit was er een
tijd dat men het heel gewoon vond in de USA om negers op te hangen aan bomen.
Substantial Evidence was voor zo’n
lynch-partij niet nodig. De aanklacht hoefde enkel van een blanke te komen, dat
was genoeg. Het lied over dit ‘strange fruit hanging from the trees’ heeft vele
gewetens doen ontwaken vooral toen Billie Holliday het in 1939 op haar
repertoire zette. Dit leidde uiteindelijk – dat is veel te laat – tot meer recht
voor de zwarte burgers van dat land.
Ik moest aan dit
lied denken, toen wij op 18 januari lazen over het einde van Absalom. Ook hij
hing aan een boom, geklemd tussen twee takken van een ‘terebint’ (een boomnaam
met een bijna religieuze klank), verstrikt in zijn mooie haren zoals de traditie
wil. Ab-salom: de vrede van zijn
vader, cynisch klinkt zijn naam.
Wie het zwaard opneemt, zal door het
zwaard vergaan. Het was zìjn
vader, David, die het zwaard had opgenomen en de
Hethiet Uria had omgebracht om diens
vrouw (Bathseba) ongestoord tot zich te kunnen nemen. Sindsdien is het zwaard
niet meer geweken van zijn huis. “De zonden der vaderen worden bezocht aan de
kinderen tot in het 3de en het 4de geslacht.” Dat is geen
rare zin uit de tien geboden, dat is
gewoon een ware zin uit een oud en wijs boek. Ook de rest van Absaloms leger
werd verzwolgen door het woud van Efraïm, als het al niet viel door de scherpte
des zwaards.
De associatie met
het lied van Billie Holliday is trouwens niet de enige link die vanuit het beeld
van de hangende Absalom bij mij opkwam. Toen ik in de tekst namelijk ook nog las
dat hij tussen hemel en aarde hing. (2
Samuël 18:9), schoot mij het bekende gedicht ‘Memlinc’ (uit ‘Vormen’ 1924) van
Martinus Nijhoff te binnen:
Ernstig en eenzaam
staat
Tussen
de holten van
Hemel en aarde
de man
Die Gods woorden
verstaat,
Antwoord weet,
maar nog zwijgt
Zo lang de vraag
nog klinkt,
Wacht tot de
wereld verzinkt
En een ster de zon
overstijgt.
Hong'rend naar
eeuwigheid
Brak hij zijn
leven als brood,
Proefde in dit
voedsel de dood,
Deed afstand, en
houdt zich bereid.
Luisterend,
zwijgend, en in
Vroomheid bereid:
voorwaar,
Dit is geen einde
nog, maar
Een voorgoed
begonnen begin.
Dit gedicht heeft
niets met Absalom te maken, net zo min trouwens als het lied van Billie
Holliday, eerder met Jezus, vermoed ik, maar – zoals een goed gedicht betaamt –
ook dat is niet zeker.
Anderzijds: Zou
het geloof in Jezus, hangend aan het hout,
dan niets te maken hebben met negers die gelyncht werden en met Absalom die te
gronde ging aan z’n brandende ambitie (of was het een in z’n tegendeel verkeerde
vaderliefde….of had het nog met de verkrachting van z’n zus te doen… of… Wie
kent nou echt een ander mens? Met de maat waarmede gij meet, zult gij ook zelf
gemeten worden).
Wij moeten die
toch juist bij elkaar houden: al die lijdende mensen, al die stervenden, al die
vastgelopenen èn die ene die lijdt in
Gods opdracht, als knecht des
Heren. Hun lijden is toch –
ergens – in zijn dood begrepen. Hun dorst (naar gerechtigheid of naar zin of
naar léven) is toch in zijn kruiswoord ‘Mij dorst’ vervat ?
Hij is toch geen
wereldvreemde ‘Here Jezus’ geweest. Hij was toch onzer één, zijn voetstap is
toch op onze aarde geplant, déze met bloed bevlekte aarde, vol ‘strange fruit’.
De Messias van Israel is toch Gods heil,
dat Hij bereid heeft voor het oog van alle volken (lofzang van Simeon, Luk 2:
31, Evangelieezing voor 2 februari).
Nu ik het zo op
schrijf: Zou het toevallig zijn dat David in de rouwklacht over ‘zijn zoon,
Absalom’ over plaatsbekleding begint te spreken:
Och, dat ik, ik
in uw plaats gestorven ware…en dat de dichter van het lied ‘Strange
Fruit’, Abel Meeropol, een
Jood was ?
Ds. Dick Wursten