De eeuwige ballade van het goede einde...
Paul Gerhardt, 400 jaar geleden geboren (2007)
“O Haupt voll Blut und Wunden”: wie kent het niet? “Beveel gerust uw wegen… Die wolken lucht en
winden, wijst spoor en loop en baan, zal ook wel wegen vinden, waarlangs
uw voet kan gaan.”: hoeveel mensen hebben uit dit lied niet de kracht
geput om na te zijn vastgelopen, toch maar weer door te gaan. Het zijn
beide liederen van Paul Gerhardt, die 400 jaar geleden werd geboren en
in Duitsland al aan z’n derde postzegel toe is… Wie was Paul Gerhardt en
wat maakt zijn liederen zo bijzonder ?
Paul Gerhardt,
korte biografie
Op 7 maart 1607 geboren in het oosten van Duitsland, heeft hij als
student eerst in Wittenberg en later als huisleraard (vanaf 1643) in
Berlijn geleefd. Hij heeft dus de grote godsdienstoorlog meegemaakt, die
Duitsland van 1618 tot 1648 heeft geteisterd en sociaal-economisch aan
de rand van de afgrond heeft gebracht, om van menselijke drama’s nog
maar te zwijgen. Na een eerste ambtsperiode in Mittenwalde (ten zuiden
van Berlijn), keert hij in 1657 terug naar Berlijn om predikant te
worden van de Nikolaikerk. Als hij in een theologisch conflict met
calvinisten weigert de compromistekst, die de keurvorst had opgesteld,
te ondertekenen (1666), wordt hij uit z’n ambt gezet. Een enorme
protestactie (inclusief een petitie van de gewone kerkgangers voor ‘hun
Pfarrer’) volgt. De ondertekeningsplicht wordt vervangen door een
mondelinge belofte. Gerhardt laat de keurvorst weten dat dat voor zijn
geweten geen verschil maakt. Hierop verklaart de keurvorst de
predikantsplaats vacant. Het kerkbestuur doet echter geen moeite om een
opvolger te vinden, zodat hij pas in 1668 Berlijn verlaten moet en
predikant wordt in Lübben (Kursachsen), waar hij op 26 mei 1676
overlijdt. Van zijn 4 kinderen overleeft hem slechts één zoon. De
laatste 10 jaar was hij weduwnaar en heeft hij geen liederen meer
geschreven.
De lieddichter
Paul Gerhardt heeft zelf nooit één gedicht gepubliceerd. Hij was dan ook
geen dichter, maar een “dienaar des Woords”, ook als hij dichtte. In
1647 – dat is: ruim voor hij tot predikant werd geordineerd – wordt de
dertigjarige Gerhardt in één klap beroemd als lieddichter. Johann
Crüger, toonaangevend kerkmusicus en cantor-organist van de
Nikolai-kirche te Berlijn, neemt namelijk achttien liedteksten van
Gerhardt op in een herdruk van zijn populaire gezangboek:
Praxis Pietatis Melica – Das ist Übung der Gottseligkeit in
christlichen und trostreichen Gesängen. Bij de 5de druk
(1653) is het aantal liederen van Gerhardt al opgelopen tot 82. Crügers
opvolger, Johann Georg Ebeling, zet de traditie om Gerhardt’s liederen
uit te geven voort. In 1666 (het jaar van het conflict) begint hij zelfs
met de publicatie van
Pauli Gerhardi Geistliche Andachten, een reeks die tot 1667
doorloopt en uiteindelijk 120 vierstemmige zettingen bevat aangevuld met
2 vioolstemmen en een generale bas (voor huiselijk gebruik). Elke
deeltje is opgedragen aan een voorname Berlijnse familie. De keurvorst
zal het signaal wel begrepen hebben.
Gerhardts
nalatenschap
“Wat mijn aardse goederen betreft, laat ik aan mijn enige zoon slechts
weinig na… ” (Paul Gerhardt in zijn
testament). Dat moge waar zijn, maar zijn nalatenschap aan de mensheid
is van onschatbare waarde: 139 gedichten, waaronder 128 liederen. Vanaf
de publicatie van de allereerste in het midden van de 17de
eeuw hebben ze de harten van gelovigen wereldwijd veroverd en ondanks
forse kritiek op de inhoud staan er nog steeds 13 in het Liedboek voor
de Kerken.[1]
Wat sprak (spreekt) de mensen zo aan in zijn teksten? Ik vermoed dat men
in deze liederen woorden hoorde die het verdriet en de vreugde die bij
het leven horen, zo uitdrukken dat God er bij betrokken raakt. En dat
biedt perspectief.
Vreugde en
dank
In vreugde wordt het aardse leven door deze liederen boven zichzelf
uitgetild tot het doorzichtig wordt tot op het hemelse. Exemplarisch is
deze jubel te horen in het in Duitsland zeer geliefde lied “Ga uit, o
mens, en zoek uw vreugd / nu in de lente zich verheugt / al wat er leeft
op aarde.” (Zingen wij het wel eens ?), gezang 426, Het vijfde couplet:
God heeft zijn schepping goedgedaan, -
hoe zou ik zelf dan buitenstaan ?
Hij heeft de dood verdreven.
En ik zing mee, nu alles zingt,
het lied dat overal weerklinkt,
de lofzang om het leven.
Existentiële
pijn
Maar ook die andere existentiële zaken zijn prominent aanwezig in zijn
liederen: angst, pijn, duisternis. Maar hij verbindt ze ook met God, en dan
leidt de conditon humaine niet tot vertwijfeling: “Wel kan zijn
hulp vertragen”; Het kan
lijken alsof “God zich voorgoed heeft afgewend”, maar
uiteindelijk is dat niet zo. God zal redden, is het niet in dit leven,
dan in het volgende. Een sterk Christusgeloof is van dit
voorzienigheidsgeloof grond en kern. Zo strijdt Gerhardt tegen ‘het
niets’ en schrijft hij schurend tegen de wanhoop. Blijkbaar herkennen
veel mensen (en niet de minste:
Dietrich Bonhoeffer, Jochen Klepper)
zich in de manier waarop hij het zegt èn niet te
vergeten: de wijze waarop Crüger en Ebeling zijn woorden hebben
getoonzet. Wie ze goed leest, die hoort trouwens overal de bijbel
meeklinken. Zijn liederen zijn antwoorden op het Woord doordat ze
proberen het Woord met het leven, het geleefde leven, te verbinden. Wist
u bijv. dat het lied “Beveel gerust uw wegen” eigenlijk een doorgedreven
meditatie is op één bijbeltekst: ps. 37, 5 (“Wentel uw weg op de
HERE en vertrouw op Hem, en Hij zal het maken.”).
Zet de eerste woorden van elk couplet maar eens na elkaar (in het Duits)
en u zult zien wat ik bedoel.
Achterhaald geloof ?
Gerhardt kent geen theodicee-probleem, lijkt het wel. Zijn
geloofsvertrouwen is onschokbaar. Wat er ook gebeurt: “God zal wel wegen
vinden, waarlangs uw voet kan gaan”. Daar kwam natuurlijk kritiek op. En
snel. Bach had z’n Matthäuspassie nog niet af, of de “Verlichting” begon
zich er al mee (of beter: tegen) te bemoeien. Zo simpel kun je het toch
allemaal niet stellen. Daar kun je bij de moderne mondige mens niet meer
bij aankomen. Gerhardts teksten werden veranderd (verbeterd noemde men
het). Bij de invoering van de verbeterde gezangboeken
protesteerde het gewone kerkvolk zo hevig dat Frederik de
Grote afzag van een verplichte invoering. De verlichte vorst, die het zo
goed voorhad met zijn volk moet gezegd hebben: “Ieder mag van mij
geloven wat hij wil, als hij zich maar gedraagt. Wat de gezangen
betreft, staat het ieder vrij om te om ‘Nun ruhen alle Wälder oder
dergleichen dummes und törichtes Zeug’ te zingen. Veelzeggend is dan
juist het getuigenis van
Matthias Claudius (gezang 391), die de oude
kerkliederen prijst boven de nieuwe, omdat ze “beproefd zijn” en
daarom “betrouwbaar” klinken. Ze hebben “draagkracht”. Als je ze zingt
zijn ze als “vleugels die je even uittillen boven dit aardse tranendal”.
Gerhardts liederen slagen er blijkbaar in om datgene waarvan ze spreken
in geloofswerkelijkheid om te zetten, terwijl je ze zingt. Geen geringe
prestatie voor een “dienaar des Woords” om zo te hebben meegezongen in
de eeuwige ballade van het goede einde.
Dick Wursten
voor een theologisch artikel (nieuw venster)
klik hier
Noot:
Een speciale website werd door de EKD aan Paul Gerhardt gewijd:
www.paul-gerhardt-jahr.de
[dead link]
Daar vindt u alles wat uw
hart begeert inclusief een muziekboek (pdf) met eenvoudige 3-stemmige
bewerkingen van zijn meest bekende liederen [in het linkermenu: "Musik"
en dan in de body-text "Chorsätze
und -motetten" << omdat de
website weg is: heb ik
hier de PDF
met de choralsätze geüpload >>]. Het zij duidelijk, dat ik niet enkel de
titel van dit artikel daaraan heb ontleend.
gez. 20,
90, 117,
141, 144, 183, 187, 193, 214, 377, 425, 426 en 427
|