Kerk, seks en huwelijk
Het burgerlijk huwelijk,
‘Europa’s meest geslaagde exportproduct’ (P. Berger), lijkt nu ook in Europa
zelf aan een comeback bezig. Sprak men 30 jaar geleden nog smalend
over het ‘boterbriefje’, vandaag staan zelfs homokoppels in de rij om
officieel te huwen [zie
apart opstel]. Wat is dat toch met dat huwelijk en hoe zit dat met
het trouwen in de kerk. En vooral: waarom moet seks eigenlijk
'gereguleerd' worden? Enkele opmerkingen.
de priester bij het bruidsbed
Wist u dat tot ver in de
Middeleeuwen je helemaal niet in de kerk trouwde. De priester kwam naar het
huis van de bruidegom. Daar besprenkelde hij het bruidsbed met wijwater
(opdat het huwelijk vruchtbaar zij). Met de huwelijkssluiting op zich
had dit niets te maken, dat was de taak van de vader van het meisje. Hij
legde de hand van zijn dochter in die van de bruidegom (naturlijk nadat de
nodige schikkingen getroffen waren). Een groot feest volgde, waarna op het
gewijde bruidsbed de consummatie van het huwelijk plaatsvond middels de
‘bijslaap’, zoals men dat toen zo mooi noemde. Verliep die voorspoedig, was
het huwelijk een feit.
wederzijdse toestemming
Vanaf de 12de eeuw
gaat de kerk zich om allerlei redenen nadrukkelijker met het huwelijjk
bemoeien en dat heeft gevolgen. Zo komt er een aspect naar voren dat
voordien wat in het ongewisse was gelaten: de wederzijde toestemming
(de ‘consensus’) van bruid en bruidegom. Hierdoor personaliseerde het
huwelijk (het werd meer dan een transactie) en werd de rechtsgrond van het
huwelijk verbreed: naast de geslachtsdaad waren nu ook de trouwbeloften een
conditio sine qua non. Sinds het concilie van Trente (16de
eeuw) moest deze wederzijdse toestemming zelfs
publiekelijk gegeven worden, ten overstaan van een priester in het
bijzijn van getuigen.
de successtory van het
huwelijk
Vervolgens is dit huwelijk
uitgebouwd tot een maatschappelijk instelling, waardoor ‘het verkeer der
geslachten’ werd geregeld (te grondig op sommige punten en met blinde
vlekken op andere, maar die grammofoonplaat kennen we nu wel). Het heeft
zonder veel problemen de Napoleontische secularisatie overleefd en als de
burgerlijke middenklasse de waarde van het gezinsleven begint te ontdekken
(inclusief de eigen waarde van ‘het kind’ - niet enkel als arbeidskracht of
garant voor de overerving van het bezit) wordt dit hèt huwelijksmodel bij
uitstek. Pas in de jaren 1960 krijgt het concurrentie van alternatieve
relatievormen, die echter opvallend vaak na verloop van tijd in de richting
van een huwelijk evolueren. Overigens kun je die ontwikkeling ook andersom
lezen: Het huwelijk is de alternatieve vormen halfweg tegemoet gekomen door
een versoepeling van de huwelijkswetgeving (eenvoudige ontbindbaarheid,
openstelling voor seksueel gelijkgerichte partners etc).
menselijke seksualiteit
van paringsdrift...
Niets drijft de mens van nature
tot het huwelijk. Biologisch gezien merkt de mens alleen maar - ik zeg het
expres wat plat - dat op een zekere leeftijd de hormonen gaan opspelen zodat
hij op zoek gaat naar iemand (meestal) van het andere geslacht om seks te
hebben. Deze seksuele aandrang – paringsdrift, zo houden biologen ons voor -
dient tot voorplanting. De beloning (prikkel) is genot. Dàt leert ons de
natuur, de rest is cultuur.
Inderdaad: de rest is cultuur, toegevoegde waarde. Daar gaat het dus om. In die rest zal het typisch
menselijke blijken (of juist niet), want de mens is het enige levende wezen
dat van nature cultuur nodig heeft om zichzelf te zijn. Hij mist wat
de dieren van nature gegeven is: een dwingend systeem van instincten die het
paringsgedrag organiseren en reguleren (zie verder de natuurdocumentaires op
uw TV).
... tot taal der liefde
Een beetje zichzelf (en dus de
ander!) respecterend mens zal niet toelaten dat lichamelijke begeerte alléén
zijn seksueel gedrag zou bepalen. Hij is zich ervan bewust (door de
cultuur/traditie waarin hij groot geworden is) dat hij zijn driftleven in
bepaalde banen zal moeten leiden. Doet hij het niet, dan zal de stroom al
snel buiten z’n oevers treden. Het resultaat kunt u op het internet
bekijken.
Een beetje zichzelf (en de ander)
respecterend mens ontkènt zijn natuurlijke aandriften natuurlijk ook niet.
Dat is de fout van het verleden geweest. Seks is op zich een natuurlijke
zaak en daar is dus niets mis mee. Een humaan mens zal met zijn geest de
natuur zo willen besturen dat die natuurlijke aandriften tot hun recht
kunnen komen, terwijl de schadelijke neveneffecten worden ingetoomd. Dat is
de hoge roeping van de mens op
alle terreinen van het leven. Niet dus de natuur onderdrukken, maar door
zijn geestkracht zodanig in cultuur brengen, dat zij haar natuurlijke
doelgerichtheid kan vervullen (= vruchtdragen). En voeg ik toe - wie weet -
gaat zo de natuur nog wel een levensdoel dienen, dat de biologische ‘basis’
overstijgt. Wie zou immers ooit verzonnen kunnen hebben dat uit blinde
paringsdrift een sublieme taal zou ontstaan, die uitdrukt wat in geen andere
taal goed te zeggen is: ‘Ik hou van u...’
het huwelijk herontdekt
In een lange weg van trial and
error heeft Europa voor de menselijke seksualiteit dus het instituut van het
huwelijk uitgevonden (of ‘ontdekt’). Twee mensen vertrouwen zich in vrijheid
aan elkaar toe, ziel en lichaam. Die gemeenschap vindt haar uitdrukking en
bezegeling in de geslachtsgemeenschap, die daarmee exclusief is. Binnen dit
culturele verband wordt seks meer dan paren om kinderen te verwekken (of
genot), terwijl die
natuurlijke elementen er wel degelijk bij blijven horen: Het huwelijk is
immers ook de natuurlijke habitat voor het nageslacht. Kinderen kunnen er
basisvertrouwen opbouwen en krijgen de tijd om het leven te leren.
Ik besef dat ik een ideaalbeeld
schets, maar een mens moet - juist in een gebroken werkelijkheid - blijven
dromen, anders wordt het leven een nachtmerrie. Trouwens: Als het huwelijk
altijd met de mens is meegegroeid - zie boven- waarom zou dat in de 21ste
eeuw dan niet kunnen? Enkele elementen wil ik tot slot nog eens voor het
voetlicht halen (met dank aan: Herwig Arts, Waarom nog huwen en Wim
ter Horst, Liefhebben is een kunst).
1. het huwelijk en het
bedrijven der liefde De liefde bedrijven is zoveel
meer dan seks alleen. In onze samenleving is er juist op dit punt sprake van
een blikvernauwing met dramatische gevolgen, een blinde vlek van formaat. De
liefde beoefenen doe je door actief de ander, die je gevonden hebt, te blijven
zoeken. In die zin kun je de hele dag de liefde beoefenen, op alle terreinen
van het leven en met alles wat in je is en niet alleen met je geslachtsorganen
in bed. Seks is daarvan de onvervangbare totaalbeleving, maar je bedrijft de
liefde dus
minstens evenzeer in wat je samen doet, in terloopse dingen, een
aanraking, een blik, kleine symbolen en rituelen (die vaak niemand anders
snapt, omdat ze verworteld zijn in een samen opgebouwde betekeniswereld).
Kortom: de liefde inoefenen doe je door te co-existeren, samen door het leven
gaan. Trouwens: Co-itus bekent letterlijk: samen op weg gegaan zijn.
2. het huwelijk en
buitenechtelijke relaties
De mens is van nature een sociaal
wezen. Hij leeft in een constant evoluerend netwerk van relaties: van
intieme vriendschappen tot oppervlakkige contacten. Door te huwen
verschieten alle relaties binnen dat netwerk van kleur. Het zijn nu -
letterlijk - allemaal buitenechtelijke relaties geworden. Ze moeten dus
opnieuw bepaald worden. Iedereen kent dit verschijnsel, toch wordt er weinig
bewust mee omgegaan. Niet alleen de ouders krijgen een andere plaats in het
netwerk, ook de vrienden van vroeger worden ‘op een andere wijze’ vrienden
als men huwt. Het huwelijk is namelijk zowel een open als een
gesloten gemeenschap. Dat betekent dat (het welzijn van) de partner -
ook als die lijfelijk afwezig is - altijd een rol zal spelen in contacten en
vriendschappen. Waar de grens ligt tussen wat exclusief tot ‘de echt’
behoort en wat buiten-echtelijk gedeeld kan worden is een heel persoonlijke
zaak en betreft waarachtig niet alleen de seksualiteit.
3. het huwelijk maakt
excentriek
Huwen verandert niet alleen je
sociale ik, maar ook je kern-identiteit. Een ander maakt daar voortaan deel
van uit. Dat is iets zeer ingrijpends. Ook bij het verlies van die andere
mens blijft het ik erdoor gedefinieerd. Dat mag wat abstract klinken, maar
wie een levensgezel verloren heeft, weet hoezeer dat - zelfs fysiek - waar
is. Deze verandering in de ‘ik’-beleving heeft als voornaam effect dat het
affectieve zwaartepunt van het leven verlegd wordt buiten het eigen ik,
ex-centrisch wordt. Het komt mede te liggen bij die ander en later - als ze
gegeven worden - ook bij de kinderen. Hierdoor wordt dat eigen ik niet
armer, maar rijker. Een mens leeft immers niet voor zichzelf alleen. Het
kenmerk van dit ex-centrisme is dat alles
nu niet meer draait om het allereigenste ego, maar om iets anders. Dit
‘uitgaan van het ik naar de ander’ met de verlegging van het affectieve
zwaartepunt van het leven is misschien wel het geheim van een gelukkig
huwelijk. Het moment dat de ander als een satelliet om mijn ik moet gaan
draaien, is in elk geval de doodssteek voor ieder huwelijk.
epiloog
Net als voor de kerk geldt voor
het huwelijk: Niet alles wat zich huwelijk noemt, is het; en soms is
wat zich geen huwelijk noemt, het toch. Mochten echter twee mensen tot zo’n
huwelijk kunnen besluiten dan heb ik de neiging om ‘Lof zij de Heer’ te
roepen en de gelukwensen van God aan het bruidspaar over te maken.
Dick Wursten
P.S. jan. 2017. Zopas verschenen: een officieel
Vaticaanse document:
‘Het geschenk van de priesterroeping’, over de roeping tot en de vorming
van priesters. Het document uit 1970 is bij de tijd gebracht, zo claimt men.
Wat staat hier over homo's ? Welnu: Homo’s die priester willen worden, worden
afgewezen omdat zij niet in staat zouden zijn correct om te gaan met
mannen en vrouwen. Tsja.
|