Kerstverhaal  (de aankondiging van de geboorte)

 

boekenrubriek • kerstverhaal • bijbelvertalingen • Une bible

 

Philippe Lechermeier, Une Bible: Het verhaal van de aankondiging van Jezus' geboorte, de Annuntiatie)

- Eigen vertaling met gebruikmaking van de Nederlandse editie van het Davidsfonds.

illustratie: Rebecca Dautremer.

 

De vogelman (L'homme oiseau)

 

In de azuurblauwe lucht slaat de vogelman zijn lange vleugels uit.

Geruime tijd laat hij zich door de wind dragen, grote cirkels beschrijvend

Soms verdwijnt hij in een wolk, en duikt dan even verder weer op,

haast onbeweeglijk, in de onmetelijke ruimte, als in evenwicht.

Dan vouwt hij zijn vleugels op de rug en duikt naar de aarde.

Bedwelmd door de snelheid, met afgesneden adem, sluit hij zijn ogen.

De wind suist langs zijn huid, zijn glanzende verenkleed.

Als hij zijn oogleden opslaat, is alles wat zopas nog onooglijk klein leek, veel groter geworden.

Hij remt bruusk af, en in een geruis van pluimen zet hij voet aan de grond.

 

Voor hem staat een jong meisje, door verbijstering verlamd.

Ze had hem in de lucht zien cirkelen, maar gedacht dat het een van die vele roofvogels was die boven de kudden vliegen in de hoop een klauw te kunnen leggen op een afgedwaald lam.

Daarna was ze hem vergeten, druk als ze was met het plukken van bloemen langs de steenachtige weg.

Bloemen die ze nooit eerder had gezien.

Met lange, tere stengels.

Met witte kroonbladeren.

Van een parelmoeren wit.

Tussen parel en traan in.

 

En nu staat ze daar, face to face met die verschijning.

Ze verroert geen vin, ondanks zijn glimlach.

De vogelman kijkt naar haar met zachte blik.

Zijn goudkleurige lokken, glanzend als zonnestralen, vallen tot op zijn schouder.

Zijn bijna doorzichtige huid, bezaaid met witte donshaartjes, gaat geleidelijk over in lange, gespikkelde veren.

Helemaal verrast had ze haar boeket laten vallen.

De vers geplukte bloemen liggen verstrooid op de stoffige weg.

 

De vogelman bukt zich, raapt ze op en reikt ze Maria aan.

Nog steeds staat ze daar, als verstard, niet in staat tot de geringste beweging.

Ze was ook nog maar een heel jong meisje, nauwelijks de kindertijd ontgroeid.

Ze woonde in Nazareth, het stadje in de buurt.

Haar familie had haar zopas aan Jozef uitgehuwelijkt.

 

‘Wees niet bang’, zegt de vogelman.

‘Ik ben gekomen om je groot nieuws te vertellen

Over enige tijd ga je je buik voelen zwellen.

En enige tijd later zul je een kind baren.

Die nieuwgeborene zul je de naam Jezus geven.

En luister nu goed: het kind dat je zult dragen, zal Gods zoon zijn.

Gods zoon op aarde.’

 

‘Maar hoe kan dat ?’, fluistert Maria. ‘Tot op heden ben ik nog nooit intiem geweest met een man.’

‘Je moet weten, Maria, dat voor God niets onmogelijk is.

Vanaf vandaag heb je niets meer te vrezen, want je mag schuilen in zijn schaduw.’

En weer kijkt hij haar aan, glimlachend.

Hij drukt de witte bloemen in haar handen.

Dan, met een snelle beweging, neemt hij een aanloop, slaat zijn grote vleugels uit.

En weg is hij.

 

Als hij nog maar een stipje aan de hemel is, begint Maria de bloemen van haar boeket te schikken.

Wat ze voelt, is niet te omschrijven.

Ze had verlamd van angst moeten zijn. Niet alleen door die verschijning, maar ook door wat Jozef er wel niet van zouden denken. Hij zou haar vast verstoten nu ze het kind van iemand anders draagt.

Niettemin, ze blijft er staan. Ze kijkt aandachtig hoe de vogelman in de wolken verdwijnt.

Ze blijft er staan, met het boeket in haar handen, maar van de weeromstuit met een glimlach op het gezicht.

Ze is nog geen vijftien jaar.

Ze is nog maar net haar kindertijd ontgroeid.

En in haar schoot draagt ze Gods kind.

 

.... wordt vervolgd: