Vraag iemand om de
eerste regel van ‘Komt allen tezamen’ te zingen, en u weet meteen of hij
protestant of katholiek is. Zingt hij namelijk: ‘Komt allen tezamen,
jubelend van vreugde’ is hij protestant. Zingt hij ‘Wij komen
tezamen, onder ‘t sterrenblinken’, is hij roomskatholiek, zeker als
hij ook nog eens met Adeste fideles en venite adoremus op
de proppen komt. Dezelfde test kunt u uitvoeren met het laatste couplet
van ‘Nu zijt wellekome’. Wijzen uit het Oosten (prot) –
D’heilige drie Koon’gen (r.k.). Ook bij het universele ‘Stille
Nacht’ gaan beide christelijke confessies na de ‘heilige nacht’ uiteen
in: Davids Zoon, lang verwacht (prot) – Alles slaapt, sluimert
zacht (r.k.).
Ook denken wij vaak dat veel
kerstliedjes ‘oud’ zijn, en soms is dat juist, maar nog veel vaker
misleiden wij onszelf, of laten wij ons misleiden. Veel van die
kerstliederen verschijnen pas voor het eerst in druk in de 19de eeuw met
de vermelding trad. (= traditioneel kerstlied), of Oud
Vlaamsch Kerstlied. U moet echter niet verbaasd zijn, als ze niet
veel ouder zijn dan de 18de eeuw, of zelfs gewoon 19de eeuws. Ik
behandel hieronder enkele van de bekenste voorbeelden.
NU ZIJT WELLEKOME
Chr. Quix (1825) weet te
melden hoe in de Münsterkirche te Aken in de 13de eeuw dit lied reeds
gezongen werd: Nun siet uns willekomen, hero Kerst, zong men dan.
Hoe hij aan die kennis komt en of dat lied iets te maken heeft met ons
lied vermeldt hij
niet. Dat laatste is niet onwaarschijnlijk, want wij weten dat het in de Middeleeuwen in onze contreien gebruikelijk was
om tijdens de Kerstmis een welkomstgroet te brengen aan de
nieuwgeboren Heer, inderdaad in bovenstaande trant of bijv. zo: Syt
Wellecome, heere Christ / want ghy onser alder Heere bist (14de
eeuwse toevoeging aan een 10de eeuws evangelieboek). Op grond van
bijgeschreven muzieknoten kan een melodie van gregoriaanse kleur
(wrsch. dorisch) worden gereconstrueerd die enkel in de verte lijkt op de ons bekende. Pas in de 16de eeuw duiken anonieme
vier-stemmige zettingen op van een melodie, die ons echt bekend in de
oren klinkt.
Luister hier naar die
gregoriaanse versie (uitgevoerd door Vox Luminis):
In de Codex Smijers(16de eeuw) komt een
mooie oude-Nederlandse versie van dit lied voor (4stemmig). In
moderne notatie vindt u die hieronder als PDF (klik
hier of op de afbeelding - bewaren als)
Deze codex bevindt zich in het het Zwanenbroedershuis in
's-Hertogenbosch en werd vervaardigd voor de Illustre Lieve
Vrouwe Broederschap te 's-Hertogenbosch. De codex is
gedigitaliseerd en via de website van het Brabants Historisch
Informatiecentrum te bewonderen (www.bhic.nl)
Daar zoeken naar 'codex Smijers' en dan folio 6v en 7r. De codex wordt gedateerd
tussen 1529 en 1564. Als u daar toch bent: een andere
vierstemmige versie van hetzelfde kerstlied staat op de twee
bladzijden ervoor (5v en 6r). Hieronder 'onze versie' (folios 6v
en 7r).
In de moderne
notatie is de melodie lichtjes aangepast
om ook bij de ons bekende tekst te passen - met dank aan Maarten
Hijzelendoorn die mij deze info verschafte. Uitvoeringstip:
Lekker parallel zingen (heel
zuiver!) en dan naar het einde toe de bewegingen...: niet zo moeilijk en
prachtig voor de kerstmis, bij voorkeur a capella...
VOOR DE LIEFHEBBERS:
In het Leysenboeck der Catholycken
uit 1605is geen melodie genoteerd bij dit lied, het wordt bekend
verondersteld.
[hier de tekst].
In de Hymni ofte Loff-sangen (1615) het eerste officieel
goedgekeurde maar nooit in gebruik genomen gezangboek van de
Nederlandse Hervormde Kerk is de tekst gewijzigd en uitgebreid tot zeven
coupletten. [hier de
tekst en melodie, kunt u zelf vergelijken]
Tenslotte: Het lied zoals wij het kennen is qua tekst en melodie
blijkbaar overgenomen uit Salomon
Theodotus’ (schuilnaam van Aegidius Haeffacker) bundel met de mooie titel: Paradys der gheestelycke en
kerckelycke lof-sangen (1621, ('s-Hertogenbosch). Eén couplet is in
het Liedboek weggelaten (Christe Kyrieleison) en naast kleine
tekstmoderniseringen heeft men de boven reeds genoemde wijziging van ‘de
heilige drie koningen’ in ‘wijzen uit het Oosten’ uit de bundel van 1938
overgenomen. Gelukkig heeft men de laatste regel (was: Ontferm u Heer)
weer in z'n oorspronkelijke staat herstelt, nl. kyrieleis.
Dan snap je tenminste ook weer waarom men zo'n lied een leis noemt...
Om de middeleeuwse sfeer ook in de spelling te proeven, ziehier een meer
oorspronkelijke versie (ook in het Nieuwe Liedboek - 476):
Nu syt wellecome,
Jesu lieven Heer,
Ghy komt van also hoghe, van also veer;
Nu syt wellecome van den hoghen hemel neer;
Hier al in dit aertrijck sijt ghij ghesien noijt meer.
Kyrieleis.
Christe Kyrieleison laet ons singhen blij,
Daermeed oock onse leysen beghinnen vrij;
Jezus is gheboren op den heyligen Kersnacht
Van een maghet reyne, die hoogh moet sijn gheacht.
Kyrieleis.
D'herders op den velde hoorden een nieu liedt,
Dat Jezus was gheboren, sij wisten 't niet:
"Gaet aen geender straten en ghij sult hem vinden klaer,
Bethlem is de stede daer 't is geschiet voorwaer.
Kyrieleis.
D'heylighe drie koon'ghen uyt soo verren landt,
Sij sochten onsen Heere met offerhandt
S'offerden ootmoedelyck myrh, wierook ende ghoudt,
Teeren van den kinde dat alle dinck behoudt.
Kyrieleis.
Het meest bekende kerstlied
aller tijden Stille Nacht, Heilige Nacht stamt uit 1818 en is
geschreven door de Oostenrijkse kapelaan Joseph Mohr (reeds in 1816). Het verhaal gaat,
dat het orgel in de Sankt-Nikolaus-Kirche (Oberndorf) vlak voor kerst
was uitgevallen vanwege een lek in het dak / of muizen die de
blaasbalgen hadden opgegeten / of... (in legendes zijn veel elementen
inwisselbaar). Dus moest men zich wat
behelpen. Gelukkig was er een kerkkoor en kon de
onderwijzer-koster-organist (Franz Xavier Gruber) ook behoorlijk gitaar spelen. Op
24 december kreeg hij de tekst van Stille Nacht een kerstgedicht dat
de kapelaan
al twee jaar eerder geschreven had en zette zich aan het werk. Hij bedacht een twee-stemmige melodie voor
tenor en bas. Het geheel kon eenvoudig begeleid worden met enkele
gitaarakkoorden. Tijdens de nachtmis vond de première plaats. Gruber
speelde gitaar en zong de bas, kapelaan Mohr nam de tenorpartij voor
zijn rekening en het parochiekoor zong de herhaling van de slotregels
van elk couplet. Het was meteen een succes.
De vraag blijft natuurlijk of het hele verhaal
over het in panne gevallen orgel etc.. niet een
legende is van de categorie: Si non è vero, è ben trovato.
[vanaf hier vernieuwde versie, Kerst 2018,
gebaseerd op recent Duits onderzoek te vinden in Liederkunde zum
Evangelischen Gesangbuch - veel détails ook op de Duitse wikipedia].Het
liedje zelf roept eerder de sfeer op van een kerstspel, bijv. gezongen
door twee kinderen bij de kerststal in de kerk. Luister eens naar deze
versie door twee jongens gezongen (met Tiroler
begeleiding).
Hoe het ook zij, het meest spectaculaire van dit lied is eigenlijk dat dit eenvoudige dorpse
liedje uit Tirol nu van Tokyo tot New York gezongen wordt.
Daarover zo dadelijk meer. Het lied zelf had oorspronkelijke 6 coupletten, waarvan enkel couplet 1, 2 en 6 het hebben overleefd, niet toevallig de meest 'algemene' die zich
richten op het kindje in de kribbe (beschouwend). De andere drie
vertellen de christelijke boodschap rond dat kind (verkondigend). Zo
ingekort is er weinig echt christelijks aan dit wiegelied voor een holder Knabe im lockigem Haar.
De triomftocht van dit liedje begint in
1831 op de Kerstmarkt te Leipzig. Daar heeft
de familie Strasser uit het Zillertal, een kraam met handschoenen,
bedlinnen, naaigaren, ondergoed, bretellen, etc. Om klanten te trekken zingen
ze ''echte Tiroler liedjes'. Ter gelegenheid van de Kerstmarkt voegen ze
'Stille nacht' aan hun repertoire toe. De organist van de katholieke
kerk hoort ze en nodigt ze uit om in de Middernachtmis dit liedje ook
ten gehoren te brengen.
Cover van de eerste druk van „Vier
ächte Tyroler-Lieder“, waarin ook
„Stille Nacht, heilige Nacht“ voor het
eerst voorkomt., 1830
Het wordt 'the talk of the town'. Voor ze
terugreizen naar Tirol brengen ze een versie tijdens de pauze van een
concert in het Leipziger Gewandhaus (19 januari 1832). Zij hebben de
christelijk-verkondigende strofen weggelaten, zodat het een idyllisch
sfeerliedje is geworden, helemaal passend bij de beginnende Romantiek. In
officiële kerkelijke gezangboeken wordt het niet opgenomen, wel vindt
het z'n plaats in buiten-liturgische gezangboeken, waar het helemaal
past bij de 'sfeerliederen' rond Weihnachten . Zo staat het
bijv. in het Gezangboek voor de "Auslanddeutschen'. Ook verschijnt het
in de liedboeken die de legeraalmoezeniers gebruiken om het 'moreel' van
de troepen op peil te houden (zeker vanaf de de Frans-Duitse oorlog -
1870). Het roomse lied komt tenslotte ook in de
'Evangelische' bundels terecht - mede dankzij Johann Wichern van de
'Innere Mission en wordt met de Kerstboom langzaam maar zeker incontournable.
Sinds WO I 'verwachten' kerkgangers gewoon dat dit lied in de Kerstmis
gezongen wordt.
Zo'n
rooms liedje in de traditie van het 'kindje-wiegen':
Niets voor hollandse protestanten, ware het niet dat de heer J.
IJserinkhuijsen rond 1900 vond dat zijn Evangelisch-Luthers zangkoor
(hij was tenor) wat nieuws te zingen moest krijgen, dat zou aanslaan bij
het volk. Hij schreef daarom een
‘Nederlands lied op de melodie van het Duitse “Stille Nacht, heilige
Nacht”, waarvan de tekst op de eerste regel na weinig gemeen heeft
met het Oostenrijkse origineel (wat niet wil zeggen, dat de kwaliteit
veel beter is). Via de bundels van H.W.S., Woensel Kooy en
Johannes de Heer werd het ook een protestantse klassieker.
Incontournable bleek, toen het Liedboek voor de Kerken het niet
wilde opnemen. Het moest en zou er in. De Gereformeerde Kerken
dreigden er mee uit het project te stappen, omdat hun achterban het
nooit zouden accepteren als het niet in het multi-kerkelijke Liedboek
zou zijn opgenomen.
Voor de liefhebbers van
vergelijkingen. Zing ze alle drie eens en kies...
Protestant (IJserinkhuisen)
Rooms-katholiek
(NL)
Vlaams
1 Stille nacht, heilige nacht.
Davids Zoon, lang verwacht,
Die miljoenen eens zaligen zal
wordt geboren in Bethlehems stal.
Hij, der schepselen Heer
Hij, der schepselen Heer.
1 Stille nacht, heilige nacht,
Alles slaapt, sluimert zacht.
Eenzaam waakt het hoogheilige paar,
Lieflijk Kindje met goud in het haar,
Sluimert in hemelse rust
Sluimert in hemelse rust.
1 Stille nacht, heilige nacht,
Slaap gerust, sluimer zacht,
Kindje, niets dat Uw rust nog verstoort;
Stil is alles, slaap rustig, maar voort,
D'eng'len houden de wacht,
Slaap dan rustig, slaap zacht.
2 Hulploos Kind, heilig Kind,
Dat zo trouw zondaars mint.
Ook voor mij hebt G'U rijkdom ontzegd,
wordt G'op stro en in doeken gelegd.
Leer m'U danken daarvoor
Leer m'U danken daarvoor.
2 Stille nacht, heilige nacht
Zoon van God, liefde lacht
Vriend'lijk om Uwe Godd'lijke mond,
Nu ons slaat de reddende stond,
Jezus van Uwe geboort',
Jezus van Uwe geboort'.
2 Stille nacht, heilige nacht
Davids Zoon, lang verwacht
wordt door d'herders begroet in de stal
Op de bergen klinkt vreugdegeschal:
Heil de Redder is daar!
Heil de Redder is daar!
3 Stille nacht, heilige nacht,
Vreed' en heil wordt gebracht,
aan een wereld, verloren in schuld.
Gods belofte wordt heerlijk vervuld.
Amen! Gode zij eer
Amen! Gode zij eer.
3 Stille nacht, heilige nacht,
Herders zien 't eerst Uw pracht;
Door der eng'len alleluja
Galmt het luide van verre en na:
Jezus de Redder ligt daar,
Jezus de Redder ligt daar.
3 Stille nacht, heilige nacht
't Godd'lijk Kind vreedzaam lacht
Liefde spreekt uit Zijn mondeke teer
Komt, knielt allen bij 't Kindeke neer
Schenk Hem allen uw hart
Schenk Hem allen uw hart
Interessant: Enkel in de
rooms-katholieke versie is nog een spoor van de 'holder Knabe im
lockigem Haar' (de latere 'Arische Jezus'). Dat beeld moet je overigens
Joseph Mohr niet verwijten. Het was toen heel gewoon in Europa. Op de
Duitse wikipediapagina bij dit lied kunt u bijv. een schilderij zien uit Mariapfarr (dat
Joseph Mohr waarschijnlijk ook kende) waarop Jezus gewoon blond krulhaar
heeft, datering ca. 1500. Hier hetzelfde op een postzegel:
Dit lied lijkt heerlijk oud,
en is sinds enkele decennia doorgedrongen tot de top 10 van Nederlandse
kerstliederen. Toch is het veel jonger dan menigeen denkt. Het klink
namelijk wel mooi ‘naïef’, deze rondedans van de zingende en spelende
herders, zo archaïsch en arcadisch. Het werd echter pas in mei 1948 voor
het eerst gepubliceerd in de bundel Tafelrede en andere gedichten
door H.L. Prenen. Het is dan ook van zijn hand. Harry Prenen was
dichter, schrijver en goede vriend van Godfried Bomans. De officiële
titel luidde: Rondeau der herders. In december van hetzelfde jaar
verscheen het – met een verbeterd refrein – met muziek. De ondertitel
luidde nu: Catalaans Kerstlied. Nederlandse tekst H.L. Prenen.
Begeleiding Jan Mul. (Wegens copyright-kwestie heb ik de tekst van
dit lied van mijn website moeten verwijderen. Maar
hier staat het ook...) En in het Liedboek 2013 (nr. 486).
De melodie is inderdaad oud
en is vooral bekend van 17de -18de eeuwse orgelsuites met Noels
van Daquin, Balbastre en Dandrieu. Het lied heet dan:
Quand le sauveur Jésus Christ… of Bon Joseph, écoutez moi…
Een Catalaans (of Spaans) origineel
blijkt inderdaad te bestaan: El Desembre congelat, zij het
dat Harry Prenen zich vrij ten opzichte van dit origineel beweegt
(gelukkig, zou ik zeggen). De motieven van dit lied (herders, fluiten,
trommels, dierenvrede, spontaan bloeiende natuur) getuigen in elk geval
zowel van bijbelkennis als van enig gevoel voor laat-Middeleeuwse
kerstbeleving. En zeg nou zelf: de voorstelling van spontaan in bloeien
uitbarstende bomen midden in de winternacht etc. ‘heeft’ wel iets. Hoe
beroemd dit lied is, en hoe geseculariseerd onze samenleving, blijkt uit
deze versie, opgetekend uit de mond van een kleuter, die zong, vermeld
bij Aarts en Van Etten (zie onder).
De herdertjes
lagen bij nachte, Ze lagen bij nacht in ‘et veld; Ze
hielden vol trouwe de wachte; Ze hadden de schaapjes geteld:
Daar horen zij de Engelen zingen Hun liederen vloeiend
en klaar; De herders naar Bethlehem gingen: ‘t Liep
tegen het Nieuwe Jaar.
Toen zij er te Bethlehem kwamen,
Daar schoten drie stralen door-een: Een straal van
omhoog zij vernamen; Een straal uit het krebje beneên;
Toen vlamde er een straal uit hun ogen, En viel op het
Kindeke teer; Zij stonden tot schreiens bewogen, En
knielden bij Jesus neer.
Maria die bloosde van weelde,
Van ootmoed en lieflijke vreugd; De goede Sint Joseph, hij
streelde Het Kindje, der mensen geneucht. De herders
bevalen ter weiden Hun schaapjes aan de Engelenschaar.
‘Wij kunnen van ‘t kribje niet scheiden, Wij wachten het
Nieuwe Jaar.
Och Kindje, och Kindje, dat heden, In
‘t needrige stalletje kwaamt, Ach, laat ons uw paden
betreden: Want Gij hebt de wereld beschaamd. Gij komt om
de wereld te winnen; De machtigste Vijand te slaan: De
kracht uwer liefde van binnen Kan wereld noch hel
weerstaan.’
Ook dit populaire
Nederlandse kerstlied wordt vaak ouder geschat dan het is. Het
werd voor het eerst gepubliceerd door de gebroeders Alberdingk
Thijm in hun bundel Oude en nieuwere kerstliederen (1852). Van
dit lied vertelt Thijm, dat het met Kerstmis door arme kinderen
te Utrecht langs de straten werd gezongen. Het zou een
'Katholieke kunstenares' uit de volksmond zijn opgetekend,
meldt hij in het voorwoord. Heel instructief is wat C.J. Aarts
en M.C. van Etten in hun boekje over de oorsprong van dit
kerstlied melden. Een bloemlezing:
‘Al is de tekst hier en daar ook wat ver-Thijmd,
toch ligt over ‘t geheel (tekst en muziek) nog iets van dat
kinderlijk-blije, iets wat het volk direct aanspreekt en
blijft pakken.’ (E. Bruning, 1934)
‘Oud-Nederlandsch kerstlied uit de 17de eeuw, dat in
de vorige eeuw door de arme kinderen te Utrecht langs de
straat werd gezongen.’ (G. van Ravenzwaaij in Com nu met
sang (1942) = citaat van de toelichting van J.Alberdingk
Thijm (z.o.)
‘Zoals uit verschillende gebruikte woorden
(“vernamen” in de tweede strofe en “bevalen” in de derde)
blijkt, stamt het al uit de middeleeuwen.’ (Ed. van Eeden,
1992, NB. Dit is de 'analyse' van L. Verwilst, Rondom
Kerstmis (1931), bl. 63.)
Vreemd is dat dit
lied vóór 1852, het jaar waarin de gebroeders Alberdingk Thijm
hun bloemlezing met kerstliedjes uitgaven, zo nergens
wordt aangetroffen. Enkel in Geestelycke Kers- en Nieuwe
Jaers Liedtjens uit Enkhuizen [ca. 1700], herdrukt begin 19e
eeuw (!) staat een vers dat op het eerste
lijkt: De herdertjes vermoeden / Aldaar zij lagen in 't veld,
/ De schaapjes die zij hoeden: / 't Was om te verdienen haar
geld. / Zij hoorden Gods engelen zingen / Toen scheen er een
licht zeer klaar / Naar Bethlehem was 't dat zij gingen, / Al in
dat Nieuwe Jaar.
Michel van der Plas
(biografie: Vader Thijm, 1995)vermoedt dat J.A.
Alberdingk Thijm de eigenlijke schrijver is van de tekst, waarin
hij zijn uiterste best heeft gedaan om de ‘volkstoon’ te
treffen. De 'katholieke kunstenares' die het optekende uit de
mond der Utrechtse straatkinderen zou wel eens uit het rijk der
fabelen kunnen komen en vooral ingevoerd zijn om een rookgordijn
op te trekken rondom de de vrije bewerking en uitbreiding van
het bepaald niet sterke Enkhuizer liedje. Met succes blijkbaar!
De melodieën in de bloemlezing uit 1852 werden, voor zover ze
niet te achterhalen waren, door broer Lambert gecomponeerd. Dat
weten we dan ook weer.
N.B.: in couplet 3 staat wel degelijk dat
de herders hun schaapjes aan de engelen ter weiden
bevalen en niet: te weiden. ‘bevalen’ = verl. tijd
van ‘aanbevelen’ en ‘ter weiden’ = op de weide.
Oorspronkelijk een Duits
Marialied: De roos is in de (mystieke) Middeleeuwse poëzie een vast
beeld voor Maria. Men versierde afbeeldingen met een kroon of bos
van rozen (in middeleeuws Latijn 'rosarium'). Ter vervanging van het
volledige psalmgebed kon men ook 150 Weesgegroetjes bidden. Om die te
tellen gebruikte men kralen die per tiental aaneengeregen waren ofwel
knopen die in een touw gelegd waren: de rozenkrans. In de tekst van dit Kerstlied
(voor-reformatorische oorsprong) wordt
voortgeborduurd op de profetie van Jesaja, dat er een nieuwe loot uit de
afgehouwen tronk van Isai (= vader van David; Jesse in de Latijnse
vertaling) zal komen: in Joodse en Christelijke traditie gelezen als een
Messiaanse profetie. 'Er zal een nieuwe loot opschieten uit de
afgehouwen tronk van Iai, een scheut uit zijn wortels komt tot bloei'
(in het Latijn van de Vulgata staat er in de tweede helft: een bloem: et egredietur virga de radice
Iesse et flos de radice eius ascendet). De profetie wordt a.h.w. uitgebreid
nnaar de moeder van de Messias, Maria. Het lied is subtiel: mooie
klankherhalingen, en qua inhoud eigenlijk een 'raadsel' (couplet 1): Een
roos bloeit in de winter. Wat is dat? Antwoord:
Maria (couplet 2). Protestanten konden dit niet
meteen meemaken, maar de blijkbaar niet alleen muzikaal inventieve Michael
Praetorius kwam op het idee om deze roos te laten verwijzen naar Maria's
kind. Door een regel te wijzigen in het tweede couplet werd de referent
aangepast. Dan nog even de verwijzing naar Maria's ongeschonden
maagdelijkheid verwijderen (copy/paste laatste regel van het eerste
couplet) en ook protestanten konden het zingen zonder
gewetensbezwaren. De vierstemmige zetting van Michael
Praetorius heeft dit lied incontournable gemaakt. Hier hoort u
het Calmus ensemble deze versie zingen:
Latere generaties - strengere protestanten - vonden de tekst toch niet
zuiver op de graat en vervingen de woorden Ros en Röslein door de
direct bijbelse woorden (uit Jesaja): Reis en Reislein.
Tevergeefs: tegen een rode roos die bloeit in de
winter kun je toch niet op! Hieronder de orginele Duitse versies, met
daarnaast de respectieve Nederlandse versies. In de vertaling van mej.
Woensel Kooij (1875-1934) die werd opgenomen in de Hervormde
Gezangenbundel (1938) werd het lied zeer geliefd, ook in protestants
Nederland: Een roze, frisch ontloken...(Het tweede couplet in
deze bundel is van dhr. Schim van der Loeff (1837-1906), de auteur van
het derde is onbekend). Let tenslotte op de ingenieuze manier waarop Jan
Wit dit gemengde lied tot een nieuwe betekenis-, beeld-, en klankrijke
eenheid heeft herschapen. -- click op de afbeelding voor een pagina
met kopieerbare tekst
PIJNLIJK historisch détail: Tijdens
de nazi-tijd is een profane herdichting gemaakt (minder kerstkind, meer
vruchtbare Duitse moeder) waarbij de verwijzing naar 'Jesse' (= Isai = vader
van de Joodse koning David) in het eerste couplet werd
gesupprimeerd: von Jesse kam die Art > von wundersamer Art.
[Onderaan de pagina deze versie na de meest gezonden Duitse versie]
Geraadpleegde bronnen: Compendium bij het Liedboek voor
de Kerken (1977) en C.J. Aarts en M.C. van Etten, Komt
allen tezamen, oude en nieuwe kerstliedjes in hun
oorspronkelijke versie, 1999).
De meest gezongen Duitse
versie is van F. Layritz (1844), zeker het derde couplet is 'quasi
standaard'.
1.Es ist ein Ros entsprungen
aus einer Wurzel zart,
Wie uns die Alten sungen,
von Jesse kam die Art,
Und hat ein Blümlein bracht,
mitten im kalten Winter,
wohl zu der halben Nacht.
2. Das Röslein, das ich
meine,
davon Jesaias sagt,
Hat uns gebracht alleine
Marie,
die reine Magd.
Aus Gottes ewgem Rat
hat sie ein Kind geboren,
wohl zu der halben Nacht.
3. Das Röselein so kleine,
das duftet uns so süß,
Mit seinem hellen Scheine
vertreibts die Finsternis.
Wahr Mensch und wahrer Gott;
hilft uns aus allem Leide,
rettet von Sünd und Tod.
4. Lob, Ehr sei Gott dem
Vater,
dem Sohn und heilgen Geist!
Maria, Gottesmutter,
sei hoch gebenedeit!
Der in der Krippen lag,
der wendet Gottes Zoren,
wandelt die Nacht in Tag.
5. O Jesu, bis zum Scheiden
aus diesem Jamerthal
Laß dein Hilf uns geleiten
hin in der Engel Saal,
In deines Vaters Reich,
da wir dich ewig loben:
o Gott, uns das verleih!
De 'völkische' versie uit
Hitler's tijd (1943).
(online te
vinden in het Historisch-Kritisches Liederlexikon):
Es ist ein Ros' entsprungen Aus einer Wurzel zart, Wie
uns die Alten sungen Von wundersamer Art; Und hat ein
Blümlein bracht Mitten im kalten Winter, Wohl zu der
halben Nacht.
Nun leuchtet's in den Herzen Und aller Mütter Traum
Blüht leis' in lichten Kerzen, Jung grünt des Lebens Baum.
Die liebe Weihnachtszeit Sagt vom stets neuen Werden
Und Gottes Ewigkeit.
Will auch ein Jahr sich legen, Dem nächsten reicht's die
Hand; Viel hundert Keime regen Sich bald im weiten Land.
Viel tausend Kinderlein Sind unsres Volkes Morgen,
Des laßt uns fröhlich sein!