Franciscus en de
Kerststal
[Franciscus van Assisi († 1226) wordt
wel de uitvinder van de ‘Kerststal’ genoemd. Dat is niet helemaal waar, maar
toch zou de Kerststal vandaag niet zijn wat ze is, zonder deze heilige.
Sterker nog: hij bepaalt tot op de dag van vandaag het beeld dat wij hebben
van Jezus. Dat heeft te maken met wat hij enkele jaren voor zijn dood rond
Kerstmis deed in het Italiaanse stadje Greccio [in Rieti, op de grens van
Umbria, zusterstadje van - jawel - Bethlehem] waar hij geregeld met zijn
metgezellen verbleef. Zijn vriend Thomas van Celano (Het leven van
Sint-Franciscus, § 84-87) en een latere overste van de Franciscanen,
Bonaventura, vertellen beide het verhaal in hun 'heiligenleven'. Bij Thomas
besluit dit verhaal deel 1 van zijn hagiografie, nl. de biografie (Liber
primum, caput XXX: De praesepio quod fecit in
die natalis Domini). Hieronder een parafrase, waarbij ik ervan uitga dat
Sint Franciscus eigenlijk Francesco heette en gewoon Italiaans sprak. Ik
volg in hoofdzaken wat z'n vriend Tomaso vertelt, inclusief diens soms wat
geëxalteerde stijl.]
lees ook:
Franciscus vogelpreek
lees ook
Het originele zonnelied - opgefrist
Francesco was
z'n leven lang gefascineerd door de nederige gestalte waarin onze Heer geboren
was en door de liefde die Hij in zijn lijden had laten blijken. Daarom moet ik
nu nog vertellen en met eerbied in herinnering brengen wat hij twee jaar
voor zijn heerlijk afsterven heeft gedaan op de geboortedag van onze Heer Jezus
Christus. In Greccio woonde een goede vriend van Francesco, Giovanni
Velita, de burchtheer van het stadje, een man die bij iedereen in hoog aanzien
stond, vooral omdat hij de adeldom van zijn ziel hoger had geacht dan de adeldom
van zijn afkomst. Ongeveer twee weken voor Kerstmis liet Francesco hem, zoals
hij wel vaker deed, bij zich komen en zei:
|
|
“Ik wil dit jaar in Greccio Kerstmis vieren.
Ga jij voor mij uit en doe precies wat ik je nu zeg. Ik wil namelijk
de geboorte van het kind van Bethlehem zo gestalte geven, dat wij
met onze eigen ogen kunnen zien in welke pijnlijke en behoeftige
omstandigheden hij ter wereld gekomen is, ik wil zien hoe hij daar
lag in een kribbe op stro, tussen een os en een ezel.”
|
De brave man
aarzelde geen ogenblik en deed zoals Francesco gezegd had.
Toen het dan zover was, stroomden de mensen van heinde en verre toe. Ze hadden
fakkels en kaarsen bij zich om de nacht te verlichten, waarin een stralende ster
met zijn licht alle levensdagen verlicht. In de grot stond een kribbe met stro;
ook had Giovanni gezorgd voor een echte os en een ezel. Alles was duidelijk met
liefde en zorg klaargemaakt voor het feest. Hier werd de eenvoud geëerd en de
nederigheid geprezen op zo'n manier dat Greccio wel nieuw-Bethlehem leek. De
nacht was helder als de dag (Ps. 139,12), het was een verrukking voor mens en
dier. De mannen en vrouwen van Greccio werden vervuld van een ongekende vreugde
bij het zien van de nieuwe manier, waarop het mysterie van de menswording van de
Heer nu gevierd werd. Het bos weergalmde van de stemmen en de rotsen kaatsten
het geluid terug. De broeders zongen dat het een lieve lust was en brachten zo
aan de Heer de verschuldigde lof. De priester droeg de mis op boven de kribbe en
alle aanwezigen ervoeren een ongekende goddelijke vertroosting.
Toen ging
Francesco voor de kribbe staan en zong met heldere stem het heilig evangelie van
de Kerstnacht. En zijn stem was krachtig en zoet tegelijk (Hooglied 2,14),
terwijl hij iedereen uitnodigde om te komen en het allerhoogste goed te
aanschouwen. Keer op keer verwees hij naar de geboorte van de Koning in het
stadje Bethlehem en elke keer als hij naar de Heer verwees, noemde hij hem
liefkozend ‘il Bambino di Betlemme’. Zo vol ontroering klonk zijn stem dan dat
het soms wel leek alsof de schapen al blatend instemden met zijn woorden.
Sommigen zeggen zelfs dat de os en de ezel vol instemming knikten en Giovanni
vertelde na afloop aan iedereen dat hij gezien heeft dat er tijdens de preek van
Francesco een zeer schoon, slapend kindje in de kribbe lag en dat het lachte
naar de latere heilige toen die het uit de kribbe nam...
Wat ons als 21ste
eeuwse christenen ontgaat in dit verhaal (dat overigens duidelijk gemodelleerd
is op de instelling van het laatste Avondmaal tijdens het Joodse Pesach door
Jezus) is dat dit een revolutionaire en bijzonder gewaagde actie was van
Franciscus. Hij stelt hier in woord en beeld de Heer Jezus voor als een gewoon
kindje, liggend tussen echte dieren, in een stadje dat het onze zou kunnen zijn.
Wij zijn daaraan al zozeer gewend, dat wij daar niet van opkijken. We zijn het
zelfs al wel eens zat. In Franciscus tijd echter was dat nieuw, ongehoord,
‘not-done’, schokkend. Als u naar afbeeldingen van Jezus uit diezelfde tijd
kijkt, bijv. boven de ingang van de gothische kathedralen, dan ziet u namelijk
nooit een ‘klein boeleke’ of een gewoon mens, zoals u en ik, maar dan zult u
altijd Christus afgebeeld zien, als rechter, als triomfator. En zijn gestalte is
dan wel menselijk, maar altijd zo gestileerd dat het op een oosters ikoon lijkt,
één en al verwijzing naar zijn goddelijke natuur. Een ‘arme Koning’, een echt
kindje dat weent, dat ligt op stro tussen een dampende os en een balkende ezel,
nee: dat had nog nooit iemand gedurft. Hij werd in 1224 niet voor niets ontboden
te Rome om verantwoording af te leggen van wat hij nou weer had gedaan.
Bonaventura laat hem in zijn biografische schets zelfs eerst naar de paus gaan
om toestemming te vragen. De paus was echter een verstandig man en zag in dat
hij Franciscus beter te vriend kon houden en gaf hem toestemming om overal waar
hij kwam met Kerst een levende Kerststal te ensceneren teneinde zijn prediking
te illustreren.
Oh ja, nog één
ding: het is niet onmogelijk dat de aandacht voor de gewoon menselijke gestalte
van Jezus wel eens mede veroorzaakt (of gefaciliteerd tenminste) zou
kunnen zijn door de verhalen van de kruisvaarders. Zij vertelden heel
aanschouwelijk over het heilige land, de stad Jeruzalem en Bethlehem, met
oosterse geuren en kleuren zal ik maar zeggen.
Kerst
2010, Dick Wursten
afbeelding van deze scène in de kerk
van Assisi.
Voor de LATINISTEN, het origineel:
Caput XXX — De praesepio quod
fecit in die natalis Domini
84. Summa eius intentio, praecipuum
desiderium, supremumque propositum eius erat sanctum Evangelium in omnibus et
per omnia observare ac perfecte omni vigilantia, omni studio, toto desiderio
mentis, toto cordis fervore, «Domini nostri Iesu Christi doctrinam sequi et
vestigia» imitari. Recordabatur assidua meditatione verborum eius et
sagacissima consideratione ipsius opera recolebat. Praecipue incarnationis
humilitas et charitas passionis ita eius memoriam occupabant, ut vix vellet
aliud cogitare. Memorandum proinde ac reverenti memoria recolendum quod tertio
anno ante gloriosi obitus sui diem apud castrum quod Graecium dicitur, fecit in
die natalis Domini nostri Iesu Christi. Erat in terra illa vir (cfr. Iob 1,1)
quidam nomine Ioannes, bonae famae (cfr. Phip 4,8) sed melioris vitae, quem
beatus Franciscus amore praecipuo diligebat, quoniam cum in terra sua nobilis
et honorabilis plurimum exstitisset, carnis nobilitate calcata, nobilitatem
animi est secutus. Hunc vero beatus Franciscus, sicut saepe solebat, fere per
quindecim dies ante nativitatem Domini fecit ad se vocari et dixit ei: «Si
desideras, ut apud Graecium praesentem festivitatem Domini celebremus, festina
praecedere, et quae tibi dico, praepara diligenter (cfr. Prov 24,27). Volo enim
illius pueri memoriam agere, qui in Bethlehem natus est (cfr. Mat 2,1.2), et
infantilium necessitatum eius incommoda, quomodo in praesepio reclinatus (cfr.
Luc 2,7) et quomodo, adstante bove atque asino, supra foenum positus exstitit,
utcumque corporeis oculis previdere». Quod audiens vir bonus atque fidelis
cucurrit citius (cfr. Ioa 20,4), et omnia in praedicto loco, quae sanctus
dixerat, praeparavit.
85. Appropinquavit autem dies
laetititae, tempus exsultationis advenit. E pluribus locis vocati sunt fratres:
viri et mulieres terrae illius, secundum posse suum, exsultantibus animis cereos
et faces praeparant ad illuminandam noctem, quae scintillanti sidere dies omnes
illuminavit et annos. Venit denique sanctus Dei et inveniens omnia praeparata,
vidit et gavisus est (cfr. Ioa 8,56). Et quidem praeparatur praesepium,
apportatur foenum, bos et asinus adducuntur. Honoratur ibi simplicitas,
exaltatur paupertas, humilitas commendatur et quasi nova Bethlehem de Graecio
facta est. Illuminatur nox ut dies (cfr. Ps 138,12), et hominibus atque
animalibus deliciosa exstitit. Adveniunt populi et ad novum mysterium novis
gaudiis adlaetantur. Personat silva voces et iubilantibus rupes respondent.
Cantant fratres, Domino laudes debitas persolventes, et tota nox iubilatione
resultat. Stat sanctus Dei (cfr. Mar 1,24) coram praesepio, suspiriis plenus,
pietate contritus et mirabili gaudio superfusus. Celebrantur missarum solemnia
supra praesepe et nova fruitur consolatione sacerdos.
86. Induitur sanctus Dei leviticis
ornamentis, quia levita erat, et voce sonora sanctum Evangelium cantat. Et
quidem vox eius, ‘vox vehemens, vox dulcis (cfr. Cant 2,14), vox clara, voxque
sonora’, cunctos invitans ad praemia summa. Praedicat deinde populo circumstanti
et de nativitate pauperis Regis et Bethlehem parvula civitate melliflua ructat.
Saepe quoque, cum vellet Christum «Iesum» nominare, amore flagrans nimio, eum
«puerum de Bethlehem» nuncupabat, et more balantis ovis «Bethlehem» dicens, os
suum voce sed magis dulci affectione totum implebat. Labia sua etiam, cum
«puerum de Bethlehem» vel «Iesum» nominaret, quasi lambebat lingua, felici
palato degustans et deglutiens dulcedinem verbi huius. Multiplicantur ibi dona
Omnipotentis et a quodam viro virtutis (cfr. 1Mac 5,50) mirabilis visio
cernitur. Videbat enim in praesepio puerulum unum iacentem exanimem, ad quem
videbat accedere sanctum Dei et eumdem puerum quasi a somni sopore suscitare.
Nec inconveniens visio ista, cum puer Iesus in multorum cordibus oblivioni
fuerit datus (cfr. Ps 30,13), in quibus, ipsius gratia faciente, per servum suum
sanctum Franciscum resuscitatus est et impressus memoriae diligenti. Finiuntur
denique solemnes excubiae et unusquisque cum gaudio ad propria remeavit.
87. Conservatur foenum in praesepio
positum, ut per ipsum iumenta et animalia salva faciat Dominus quemadmodum
multiplicavit misericordiam (cfr. Ps 35,7.8) suam sanctam. Et revera sic actum
est, ut animalia multa, diversos morbos habentia, per cicumadiacentem regionem,
manducantia de hoc foeno, a suis sint aegritudinibus liberata. Immo et
mulieres, partu gravi ac longo laborantes, de praedicto foeno sibi
superimponentes, partu pariunt salutari: atque a diversis cladibus utriusque
sexus concursus desideratam ibidem obtinent sanitatem. Consecratus est denique
locus praesepii templum Domino (cfr. 3Re 8,63), et in honorem beatissimi patris
Francisci supra praesepe altare construitur et ecclesia dedicatur, ut ubi
animalia quandoque foeni pabulum comederunt (cfr. Dan 5,21), ibi de caetero ad
sanitatem animae ac corporis manducent homines carnes agni immaculati et
incontaminati Iesu Christi Domini nostri (cfr. 1Pet 1,19; 1Cor 1,10), qui summa
et ineffabilli charitate dedit seipsum nobis (cfr. Tit 2,14), cum Patre ac
Spiritu sancto vivens et regnans Deus aeternaliter gloriosus per cuncta saecula
saeculorum. Amen. Alleluia (cfr. Apoc 1,18; 19,4), Alleluia.
Explicit primum opus de vita et
actibus beati Francisci.
|