Kerstverhaal - het herderskind

 

Up ] [ Kerst-midrash ] [ Kerst in Greccio ] [ De nukkige keizer ] [ Kerstmeditatie ] [ Kerstgedicht ] [ Kerstverhaal ]

 

Het herderskind

(kerstverhaal met samenzang-intermezzo’s) - benodigdheden: één verteller, één organist, een zingende gemeente en kinderen met gespitste oren.

 

"Duurt het nog lang?" vroeg het herderskind in de velden van Bethlehem. Hij woonde daar, met zijn grootmoeder aan de rand van het dorp.

"Waar blijft die nieuwe koning nou, waarvan je verteld hebt, grootmoeder? Voel je niet hoe mijn hart klopt van ongeduld? Duurt het nog lang?"

Grootmoeder voelde aan zijn hart. Het klopte geweldig. Ze zei:

"Het duurt vast niet lang meer. Het kan niet lang meer duren!"

"Gelukkig!", zei het herderskind. "Als ik hem zie op zijn witte paard in zijn gouden mantel, dan loopt mijn hart over van geluk. Misschien spat het wel uit elkaar van blijdschap, zo blij zal ik dan zijn!" 

Grootmoeder lachte.

"Hoe weet je dat de nieuwe koning een gouden mantel draagt en op een paard rijdt? Heb ik je dat verteld?"

"Neen", zei het herderskind, "maar koningen rijden toch altijd op paarden.. en soms in koetsen. Ze dragen mantels van goud en zwaarden van zilver... En deze koning is toch de grootste van allemaal. Als hij komt, dan ga ik dadelijk naar hem toe... en dan blijf ik altijd bij hem... Maar grootmoeder..."

Verschrikt kijkt het herderskind zijn grootmoeder aan..

"Wij hebben niets om aan de koning te geven. We hebben ook geen mooie kleren om aan te trekken.. Zou die koning ons wel willen ontvangen?"

"Ach", zei oma,"als het een goede koning is, dan let hij daar helemaal niet op.."

 

Maar het herderskind hoorde al niet meer wat zijn grootmoeder zei, zo druk was hij al bezig met te verzinnen wat hij die koning geven zal, als ie komt...

 

En opeens wist hij het:

Hij zou het mooiste lammetje meenemen uit de kudde en dat aan de koning geven... èn èn Hij zou kronen gaan maken voor de koning... d.w.z. koekjes... een heel grote schaal vol lekkere koekjes, ronde koekjes, met een gaatje in het midden .. mooi versierd... ‘kronen’ voor de koning.. èn èn .... hij zou een kaars versieren en dan menemen om aan te steken als het heel donker was...

 

"Rustig... rustig maar jongen", zei grootmoeder. "Ik denk dat die koning echt niet zoveel nodig heeft hoor."

"Ja, ja", riep het herderskind: "Hij heeft natuurlijk wel 100 knechten, die allemaal fakkels vasthouden en die op trompetten blazen... en 1000 lampionnen die licht geven.... en een heel grote keuken met allemaal bakkers en koks en taarten..."

"Rustig maar, jongen. Neem jij je kaars nou maar mee en je koekjes, als hij komt.. en je lammetje.. het is al goed.."

De rest van de dag en ook de hele volgende dag nog was het Herderskind druk in de weer om koekjes te bakken, de kaars mooi te versieren.. Hij was zo moe, dat hij zelfs geen tijd meer had om groot­moeder met zijn vragen lastig te vallen... Als een blok viel hij ‘s avonds in slaap toen het buiten donker werd... Donker werd het èn stil, heel stil...

 

            STILLE NACHT gez. 143

 

Donker was de nacht èn stil... vreemd stil..

De sterren hadden zich verstopt achter de wolken.

De maan was nergens te bekennen.

Het was koud, ijzig koud.

De herders warmden hun handen aan het vuur.

Grootmoeder leunde op haar stok.

Zij tuurde omhoog.

 

En opeens was er een geweldig licht aan de hemel. De herders sprongen verschrikt omhoog. Verbijsterd hoorden zij een geluid. Het kwam steeds dichter naderbij...

Het was alsof er een ­koor in de verte aan het zingen was... Gloria in excelsis deo.... Ere zij God ... Het was alsof de hemel openging..

 

            EER ZIJ GOD gez. 134

 

Het herderskind was wakker geworden van de muziek.

Hij had het licht gezien en had het begrepen.

De koning, de koning is er. Het is zover.

Hij stond te springen van opwinding..

Hij greep grootmoeder bij de arm en riep:

Opschieten, snel.. Laten we gaan.

En hij wist niet hoe snel hij naar de plaats moest lopen waar hij zijn geschenken voor de nieuwe koning had bewaard.

En hij pakte de doos met koekjes en de prachtig versierde kaars. en al struikelend trok hij nog gauw z’n nieuwe schoenen aan en z’n nieuw jas.

Het lammetje begon van schrik te blaten...

Zijn grootmoeder zag het allemaal bezorgd aan.

Hij had zo’n haast, dat hij de boodschap van de engel niet eens helemaal had gehoord:

 

De engel had gezegd:

            Gij zult een kind vinden,

            gewikkeld in doeken, liggend in een kribbe,

 

Geen kroon, geen zwaard, geen 100 knechten met 1000 lampionnen.. neen... : een voeder­bak in een stal.

Het herderskind liep vooruit. Grootmoeder kon hem niet bijhouden, zo’n haast had hij om bij de koning te komen. Zijn rugzak met geschenken stevig op z’n rug, het lammetje angstig blatend erachteraan.

 

Daar was het licht en daar stond de herdersjongen als eerste van alle herders in de stal.

Oog in oog met het kind.

Het lag in doeken gewikkeld in een kribbe.

Een man en een vrouw in gewone kleren, zelfs wat armoeiig stonden er naast. Zij bogen zich naar het kindje en fluisteren allemaal lieve woordjes.

 

Toen zagen ze de herdersjongen.

Maria richtte zich op en zei:

"welkom, jongen... welkom... Vier met ons de geboorte van dit bijzondere kind..."

 

Inmiddels waren ook de grootmoeder en de andere herders aangekomen en zij knielden bij de kribbe. Grootmoeder bad en dankte God, en de herders sloten eerbiedig de ogen...

Maar het herderskind bleef stokstijf recht staan. En toen deed hij boos een stap achteruit. Hij riep:

"Is dit nu die koning, grootmoeder, waar u het altijd over had.

Dit kindje hier in een stal, in een voerbak voor schapen.

Dat kan niet! Dat kan helemaal niet!

Hij lijkt er niet eens op."

 

De herdersjongen draaide zich om en liep weg.

Hij krijgt mijn geschenken niet.. Nooit niet!

Met een klap sloeg hij de deur achter zich dicht...

 

De tranen stonden hem in de ogen.

Boos was hij, en teleurgesteld.

Weg liep hij, de donkere nacht in.

Weg van het licht boven de kribbe.

Weg van de engelen die zweefden in de lucht.

Weg van de muziek, die zij maakten

weg van de stal...

 

Maar dwars door de donkere nacht heen, kon hij horen hoe het kind was beginnen te huilen, toen hij zo boos weggelopen was.

Hij deed zijn handen voor zijn oren en liep verder.

Maar het geween van het kind in de stal achtervolgde hem..

Het raakte zijn hart... Hij stond stil.

Het geween van het kind riep hem terug terug.. naar het licht.

 

Het herderskind keerde zich om...

en ging terug..

 

En daar stond hij dan voor de tweede keer bij de stal.

Het zag hoe al die grote mensen in de stal,

Jozef en Maria, zijn grootmoeder en de herders, allemaal

probeerden het wenende kindje te troosten...

Ze spraken lieve woordjes. Maria nam het op schoot en begon zachtjes te zingen....

 

            HOE LEIT DIT KINDEKEN

 

Maar wat ze ook deden, hoe mooi ze ook zongen, het lukte hen niet. Het kindje bleef maar huilen.

Het herderskind stond bij de deur en zag het allemaal aan.Wat moest hij nou doen?

Hij kon niet anders. Hij haalde zijn rugzak van zijn schouders, deed hem open en haalde zijn geschenken tevoorschijn:

Hij stapte naar de kribbe toe, knielde neer en zei:

"Stil maar lief kindje... Kijk eens: hier is een lammetje, een klein lief lammetje.

Voel eens hoe zacht z’n vacht is... Het is voor jou. Hier en kijk eens:

Wat een mooie kaars ik voor jou gemaakt heb, met al die glittertjes erop, die sterretjes..

Hier ik zal hem aansteken, dan heb je wat licht hierbinnen in de donkere stal..

En hier, kijk eens, ik heb ook nog koekjes bij.. voor allemaal hier in de stal.

Het kindje in de kribbe was stil geworden.

 

"Oh, kijk eens", zei Maria, "hij lacht naar jou..."

 

En opeens begreep het herderskind, dat hij toch de nieuwe koning gevonden had...

 

            O KINDEKE KLEIN