De dichters achter (van) het
Liedboek 1973
De commissie voor de Psalmberijming, onder voorzitterschap van Prof. Dr. K. H.
Miskotte en met Dr. H. Schroten als secretaris, vond dat het berijmen van Psalmen
door dichters moest worden gedaan. Nadat zij in 1951 contact hadden opgenomen
met Martinus Nijhoff kwam het project op gang: een vijftal jongere dichters
raakte bij de arbeid betrokken, dichters die na het einde van Wereldoorlog II naar voren waren
gekomen met poëzie waarin de bijbelse inspiratie onmiskenbaar was: Willem
Barnard (dichter-pseudoniem: Guillaume van der Graft), Ad den Besten, W. J. van der Molen, J. W.
Schulte Nordholt en Jan Wit. Samen met de al wat oudere Prof. Dr.
K.
Heeroma (dichter-pseudoniem: Muus Jacobse) vormden zij een soort 'dichtgenootschap' dat na Nijhoffs dood in
1953 diens werk voortzette. Dit resulteerde in een nieuwe berijming van de
Psalmen (1961), als eerste deel van een nieuw Liedboek
voor de Kerken (gepubliceerd 1973). Het nederige - maar eigenlijk verheven - ambacht
van geestelijk-lieddichter hadden ze geleerd door jarenlang in
teamverband
(d.w.z. in dialoog) de bijbelse Psalmen te berijmen.
Dit leverde een driedubbele oogst leverde op voor de Kerk: vertalingen (van Psalmen
èn gezangen) en nieuwe liederen.
Op een aparte pagina nog iets over
de Psalmberijming. .
Th. Goovaart, die hun werk van nabij
volgde als secretaris, schreef na afloop van ieder van hen een 'levensschets'. In het
Compendium bij het Liedboek werden die gepubliceerd. U kunt er hier een
viertal van lezen.
Jan Wit
Willem Barnard
Schulte Nordholt
Ad den Besten
|