Vluchtheuvelzangen |
|||||||||||
|
De Vluchtheuvelzangenbron:
Wim Kloppenburg, 'En brengt tot Godes eer / 't verdoolde weer
Vluchtheuvelzangen is een verzamelbundel liederen uit 1905 in gebruik in de instellingen van de Heldringstichting in Zetten (opvang voor vrouwen, meisjes en kinderen + school en opleiding). De Vluchtheuvelkerk was hiervan het kloppend geestelijk hart. De liederen zijn meest gedichten van Hendrik Pierson, die sinds 1876 directeur was. Het zijn veel bijbelliederen (opvallend veel Paasliederen). Eén van die Paasliederen is de vertaling van ''Jesus unser Trost und Leben'' van Ernst Christoph Homburg (1605-1681) uit het Schemelli-Gesangbuch (muziek/zetting wordt aan J.S. Bach toegeschreven). Het lied is in wijdere kring bekend geworden door de bundel van mej. M. van Woensel Kooy. In het Liedboek voor de Kerken is het lied overgenomen met enkele kleine wijzigingen (gezang 222). Pierson licht toe dat hij zelf is gaan dichten en muziek is gaan zoeken omdat hij de toenmalige teksten en muziek minderwaardig vond (''haastig gedicht of vertaald ... muziek maar al te dikwijls smakeloos"). De vrouwen en meisjes hadden recht op goede teksten en degelijke muziek, zowel om onder elkaar te zingen, als voor de zangavonden die op de feestdagen plaatsvonden in de Vluchtheuvelkerk. Vanaf Kerstmis 1880 liet hij bij iedere kerkelijke feestdag programma's drukken met nieuwe liederen, in een oplage van 1200 exemplaren ''die niet te Zetten bleven, maar van hand tot hand gingen''. In 1905 (1904, DW)verscheen de eerste druk van de Vluchtheuvelzangen, waarin Pierson 158 van zijn liederen bundelde. De meeste ervan (± 135) zijn oorspronkelijke teksten van Pierson zelf; verder bevat de bundel enkele bewerkingen van Nederlandse voorreformatorische liederen (zie onder). De overige liedteksten zijn vertalingen, meestal uit het Duits. In de tweede druk van de Vluchtheuvelzangen (1912) is de bundel met veertig liederen uitgebreid, ook weer vrijwel uitsluitend teksten van Pierson zelf; herdrukken verschenen in 1922 en 1931. De melodiekeuze is merkwaardig vanuit ons perspectief. Naast Bach en Handel, ook Schumann, Beethoven, Haydn, Mozart. Zo treffen we bijv. Joh 3.16 aan op de wijze van een aria uit Mozart's Die Entführung aus dem Serail (Osmin). Toch roept dit lied wel een heel aparte sfeer op, innige blijdschap.
Mej. Elisabeth de Mol van Otterloo (Pierson's muzikale partner) schrijft hierover zelf in het begin van het ''Tweede voorbericht'' van de Vluchtheuvelzangen:
Pierson en mejuffrouw de Mol van Otterloo (zij wordt in de Vluchtheuvelzangen met initialen aangeduid E.v.O.). hadden dus allebei een afkeer van de melodieën zoals ze bij Sankey en in andere opwekkingsbundels (Johannes de Heer gaf een verzameling uit, toevallig ook in 1905) voorkwamen. Pierson wilde zijn pupillen ook in cultureel opzicht ''verheffen''. Bij het Sociaal Congres van 1891 was dat ook een apart thema: ''Verhooging van den kunstzin, verbeteren van het onderwijs, verhoogen van de smaak van het publiek''. Dr. P.L. Schram in zijn Pierson-biografie: Pierson is zo gelukkig geweest, zijn medewerkster mejuffrouw E. de Mol van Otterloo, die als organiste de Vluchtheuvelgemeente bleef dienen na haar afscheid als direktrice, bereid te vinden zijn liederen op muziek te zetten. Indien enigszins mogelijk sloot zij zich aan bij melodieën van grote komponisten als Mozart, Beethoven en Schumann. In die tijd, toen de smaakbedervende melodieën van Sankey grote invloed hadden, hebben de Zettense kinderen naast de door en door Bijbelse Vluchtheuvelzangen ook melodieën voor het leven meegekregen, die tot de kulturele erfenis van de mensheid behoren. bronnen voor de
muziek:
1. nr. 80: Vergeefs gejaagd! - Woorden van Pater Brugman en melodie uit het Nederlandsch Volksliederenboek (DeLange, van Riemsdijk, Kalff), beginnend: "Ik heb gejaagd wel jaren lang..." (= gezang 471 in het Liedboek voor de Kerken (zie hiervoor een aparte pagina) 2. nr. 140: Eeuwig is zo lang - Woorden naar Pater Brugman vrij gevolgd, beginnend: "Och, laat ons toch bedenken..." Melodie ? 3. nr. 124 De Hovenier. - Woorden vrij gevolgd naar Zuster Baartken van Utrecht, beginnend: "Wel was ik in mijn gaarde om bloem en kruid gegaan..." Als bron van de melodie wordt genoemd: Oud-Nederlandsche liederen bewerkt door J.C.M. van Riemsdijk. Bedoeld is diens uitgaven "Vier en twintig liederen uit de 15e en 16e eeuw " nr. 22 ('Sijt vrolijc groot en cleyne', een lied uit het "Devoot ende profijtelijck boecxken"). Dit laatste is een wel heel vrije bewerking van het lied van Zuster Bertken, de Utrechtse kluizenares uit de 15de eeuw.
|
||||||||||
This site was last updated |
|||||||||||
|