Jakob bij de Jabbok / de worsteling in het donker..
INLEIDING (Genk, 2006)
Vorige week zagen we hoe Jakob z’n broer bedroog en met diens eerstgeboorterecht ervandoor ging. Helemaal kosjer was het niet (understatement)en de wraak van Ezau was te vrezen. We springen nu de hele geschiedenis bij Laban over, hoe Jakob rijk werd, trouwde met Lea en Rachel, 12 kinderen kreeg… om ons te concentreren op het onvermijdelijke …de ontmoeting met Ezau… Het moest er toch eens van komen. Hij voelt zich niet op zijn gemak…. logisch… Hij dekt zich in met een hele reeks geschenken..
GENESIS 32:13-31 (versnummering NBG 1951) = 14-32 (versnummering NBV)
Jakobs nachtgevecht spreekt tot de verbeelding, tot het gevoel… Een eenduidige uitleg is er dan ook niet. Hier geldt: zoveel lezers, zoveel zinnen….bijv:.
De oude kerk zag er een allegorie in, een zinnebeeldige vertelling, die beschrijft hoe de gelovige worstelt met God in het gebed, de gelovige die aanhoudt, vecht totdat hij of zij gezegend wordt.. Ookal doe Gods liefde soms pijn.
Een eerbiedwaardige interpretatie, zeker. Inhoudelijk to the point: Bidden kan een gevecht zijn.. maar iets te glad.. Jakobs nachtgevecht is weerbarstiger, primitiever, rauwer en lijfelijker dan een gebed kan zijn. Wat mij als zoveelste uitlegger fascineert in dit verhaal is dat ik de uitleg ook nìet rond krijg: Zo van: Voilà: die man, dat is die en die.. de worsteling duidt daar en daar op.. en de zegen betekent zus en zo. Neen: Het eigenaardige van dit verhaal is dat het duister ìs en duister blijft, ook als je al je uitlegkundige gaven en handboeken erop los laat, ja sterker nog: het wordt eigenlijk steeds mysterieuzer hoe preciezer je het gaat lezen. Het verhaal ontsnapt dus aan de greep van de uitlegger, die het verhaal 'verklaard' wil zien, zodat hij het plaatsen kan:.. zodat hij .. er af is, verklaard = klaar. Geplaatst = weggezet.. op nonactiefgesteld. Dit verhaal is niet te verklaren, je krijgt het niet geplaatst, het blijft je (mij toch) fascineren, dat is: boeien.. Ik kom er niet uit, ik geraak er ook niet los van. Het spreekt heel andere dimensies van ons menszijn aan dan alleen die van het begrip (dat schampt er juist op af). ik zei het in het begin al: gevoelens worden aangeboord, oerangsten aangeraakt, diepmenselijke vragen aan de orde gesteld in dit verhaal.
Ik loop het verhaal dus maar stapsgewijs met u langs.. Iets beters weet ik ook niet te doen. [een soort geleide meditatie]
Jakob heeft heel zijn hebben en houden de rivier overgezet en midden in de nacht staat hij op en doet ook zijn vrouwen en kinderen oversteken, zodat alles wat hij had,door hem naar naar de overzijde is gebracht. En dan staat er: En zelf bleef hij achter, helemaal alleen…
We blijven maar eens bij deze zin staan: Jakob bleef achter, helemaal alleen….
Een mens, midden in de nacht, die achterblijft, helemaal alleen, volkomen op zichzelf teruggeworpen. Hij heeft a.h.w. geen bezit meer om zich achter te verbergen (kijk eens hoe kapitaalkrachtig ik wel ben!, bezit als verschansing voor de naaktheid van het menselijk bestaan), geen medemensen meer om zich mee te associëren (een vrouw om jezelf in elk geval te kunnen definiëren als 'man van'.. kinderen om te kunnen zeggen: Kijk eens: die heb ik toch maar voortgebracht!) neen: helemaal alleen, moederziel alleen.. a.h.w. naakt. Weerloos.
Zo bleef Jakob achter, helemaal alleen….
En als je zo alleen achterblijft en het is nog eens nacht ook, donker, dan gaan de gedachten zich vermenigvuldigen, dan stapelen zich de vragen op.. wezenlijke vragen. En je kunt er niet onderuit. Alles wat je hebt is al aan de overkant. Jakob: zijn leven is tot volle wasdom gekomen is. Rijk gezegend was hij in bezit en in mensen: een succesvol man, geslaagd.. zouden we zeggen.
Maar is dat eigenlijk wel zo ??
Wat met die radicaal afgebroken levenslijn?
Hij had Ezau het eerstgeboorterecht afgetroggeld, had Izak zijn vader bedrogen.. die lijn, die draad, beter dit losse eind zal hij nu moeten oppakken, want … Ezau wacht daar op de andere kant op hem… Hij moet daar dus 'klaar' mee zien te komen, of in elk geval 'klaar voor zijn'. Hij heeft wel een deel van zijn bezit aan Esau als geschenk aangeboden, maar weet dat diens aangezicht daarmee niet ‘kan bedekken’… Hij zal hem onder ogen moeten komen, face-to-face …elkaar in de ogen kijken.
En dat is zo simpel niet. Heel dat zo te zien geslaagde leven van Jakob was immers op zand gebouwd,op list en bedrog, niet alleen vroeger, maar eigenlijk steeds. Ook het verblijf bij Laban was niet bepaald orthodox verlopen, noch zijn huwelijk, noch zijn carrière: Ja zelfs zijn vertrek verliep niet volgens de regels van het spel: Altijd is er iets mis bij Jakob. Bij alles wat hij doet is het licht gemengd met duister en omgekeerd:
En Jakob bleef achter, helemaal alleen.
En iemand worstelde met hem, totdat de dag aanbrak.
Dat gebeurt er, als Jakob alleen achter blijft, als hij des nachts de donkere rivier wil oversteken.. hij raakt in een gevecht gewikkeld. Een enorm gevecht, een mythisch gevecht bijna. Van de succesrijk zakenman, de gezegend huisvader, de gladde jongen is er niets meer te bespeuren nu: neen: Jakob is iemand die worstelt tot de dag aanbreekt..
Met wie? Ja, dat zegt het verhaal niet: Met 'een man', met 'iemand'.. De bijbeltekst lost het raadsel voor ons niet op. Zij laat deze iemand zijn 'anonimiteit', zij laat zijn identiteit open.. De naam wordt niet onthuld.
Is het God? Een rivierdemon? (zoals men in de oudheid meende dat in elke rivier huisde, belichaming eigenlijk van de eigen angst) een 'Engel', Jakobs eigen schim? de schim van zijn broer?..
Hoe het ook zij: Jakob worstelt gans de nacht en hij geraakt er niet uit, maar geeft het ook niet op, zelfs niet als het gevecht met de ander hem verwondt…
Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht.
Hij mankt straks en zal in zijn verdere leven nooit meer ongebroken rechtop en rechtdoor kunnen gaan. Door deze nachtelijke worsteling is hij laat ik het zo zeggen levenslang getekend..
Toch geeft Jakob de strijd niet op. Die 'ander' kan Jakob blijkbaar ook niet de genadeslag geven. Dus houdt Jakob, gewond als hij is, aan. Hij laat zijn tegenstander niet los, ook niet als de dageraad zich meldt, traditioneel het moment waarop de duistere machten hun kracht verliezen.. En als die ander dan weg wil, dan klemt hij zich des te feller aan hem vast en zegt: Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent..
Jakob wil gezegend zijn. Daar is die zin dan. Die ene zin, die het geheim van heel Jakobs leven onthult. Jakob wil gezegend zijn, koste wat kost, kome wat komt.. Zijn hele leven kun je bezien als een groot gevecht om de zegen. En het is geen net gevecht, volgens de regelen der kunst, neen: het is een gevecht op leven en dood is. Alles hangt er voor Jakob van af of de 'zegen' verkregen wordt of niet.
Goed en kwaad raken bij hem daarrond hopeloos in de war.
Daarom had hij op slinkse manier z'n broer het eerstgeboorterecht ontfutseld, z'n vader misleid en later ook geworsteld met Laban z'n oom.. en het was een succes. Hij was toch gezegend. Het was hem toch voor de wind gegaan..
Ja, maar neen, toch niet. Want hij voeltzich niet gezegend..
En dan staat hij daar aan de vooravond van de ontmoeting met zijn broer,
en de angst grijpt hem naar de keel: Is dit het wel? Paniek overvalt hem..
Heb ik Gods zegen eigenlijk wel over mijn leven ?
Ja, zo gaat dat:
Ze kunnen je bespringen, zulke gedachten.. vooral midden in de nacht als je alleen bent: Heb ik Gods zegen wel, Zijn 'fiat' over mijn leven.. Wat ik bereikt heb (en het is misschien niet gering, zoals bij Jakob).. geeft dat mijn bestaan grond, en inhoud en zin..?
En dan begint de worsteling, de strijd… En die houdt niet op voordat de dag aanbreekt.
Die houdt niet op ook, voordat de zegen is verkregen.
Want eens deze vragen gesteld, moet er een antwoord komen.
Maar makkelijk verkrijg je die niet. Kijk maar naar Jakob.
Het is één grote worsteling met het leven, met de dood, met de schuld en het lot; met verleden en toekomst, met zichzelf, met God.
En dan gebeurt het wonder: De ander (en nog steeds is zijn identiteit open) geeft zich gewonnen aan de bijkans overwonnene.. en hij zegent, hij zegent en vervloekt niet.
Jakob de beetnemer, die dubbele mens, met z'n vele gezichten en tegengestelde kanten: die Jakob krijgt als zegen deze keer geen rijkdom, geen land, geen bezit, geen vrouw, geen kinderen, neen: hij krijgt een nieuwe naam:
Niet meer Ja'akob' (beetnemerbedrieger), maar Jisrael (strijder Gods) zal hij heten.
Jakob was niet zomaar een naam. In die naam zat alles in: De hele dubbelzinnigheid van zijn bestaan, de uitverkorene die een bedrieger is, de charlatan die met de prijs gaat lopen.. dat alles wordt met deze zegen opeens opgehelderd. Israel zal hij heten, want gij hebt met god en mensen gevochten en gewonnen…
Voor het eerst in de bijbel valt hier de naam Israel, die naam vol belofte. Zij roept een hele geschiedenis op: de geschiedenis van een volk: het volk Israel, het volk van Gods verbond. Hier ligt opnieuw een sleutel, die in dit verhaal een deur doet openzwaaien.
Jakobs geschiedenis wordt gesteld in het licht van het verbond..
Het verbond is dit, dat God zich aan Jakobskinderen: d.w.z. zoekende, dwalende, worstelende mensen op zo'n manier verbindt, dat Hij zich gewonnen geeft.. en zegent: ..
Wat ?
antwoord: Jakobs wonderlijke leven, Israel minstens even vreemde geschiedenis, ons soms verbijsterend verwarrende bestaan als mensen in deze wereld.
Naast Abrahamskinderen zij wij ook Jakobskinderen, geënt op de stam van Israel: Ook wij dragen die die vreemd-verlossende dubbele naam.
niet meer: zondaar zult gij heten, maar gerechtvaardigde
niet meer: ten dode gedoemd zult gij zijn, maar voor het leven bestemd
niet meer: verloren, maar gevonden
niet meer: vluchteling, maar thuisgekomene..
En Jakob noemde de naam van die plaats Pniël (dat is Gods aangezicht), want zeide hij: ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en ben toch in leven gebleven…
Jakob heeft in dit alles, in die worsteling met die ongrijpbare en niet af te schudden persoon.. Gods aangezicht gezien. Jakob weet heel zeker: in dit gevecht, in deze nachtelijke eenzame worsteling.. heb ik Gods aangezicht gezien: en ik ben er niet aan onderdoorgegaan: ik ben niet veloren gegaan, maar heb het leven behouden. DAT ìs Gods aanwezigheid in de strijd.: dat wij niet verloren gaan, maar eeuwige leven hebben.
En zo vervolgt de verteller Zodra hij bij Pniël was overgestoken, zag hij de zon opkomen.
Of zoals het in de oude vertaling staat: En de zon ging op over Jakob, toen hij door P'nuël getrokken was..
Toen, niet eerder, niet later: toen ging de zon op, week de nacht:Je moet door de Jabbok. Je kunt niet om de worsteling heen, je kunt de strijd niet vermijden. Maar als je durft, om 'al je bezit los te laten' en alleen achter te blijven in de nacht.. door te gaan voor Gods aangezicht, dan zal er licht zijn… dan gaat de heilszon dagen.