Een paar opmerkingen
1. Wij denken vaak dat
parabels de gemakkelijke stukken van het evangelie zijn.
Dat is niet zo. Integendeel zelfs. Ze mogen dan wel zijn opgebouwd met
elementen ontleend aan het gewone leven, dagdagelijkse dingen, er zit altijd
een ‘twist’ in, een draai, een wending, waardoor je uit evenwicht geraakt en
je begint af te vragen: wat wil Jezus hier nu eigenlijk mee zeggen? Het is
juist veelzeggend ten aanzien van de 'moeilijkheidsgraad' van Jezus'
boodschap, dat hij naar het stijlmiddel van de gelijkenis grijpt, als hij
dat onder woorden wil brengen, verkondigen. Zijn leerlingen vonden dat
behoorlijk vervelend. Ze hebben hem er zelfs een keer op aangesproken:
“Waarom doet u toch zo ‘moeilijk’ en spreekt u altijd in
gelijkenissen. Kunt u het niet gewoon rechtuit zeggen? Zijn antwoord: …
neen, dat kan niet omdat ik ‘de dingen die verborgen waren’ aan het licht
moet brengen. En dat kun je niet even in een tweet van 140 tekens doen. En
ook niet in een simpele redenering. Dat kan alleen maar middels een verhaal.
Wil je dus
aanvoelen wat God nu eigenlijk wil, dan zul je dus mee moeten gaan in die
verhalen. Die houden je a.h.w. een spiegel voor. Je ziet je zelf en je eigen
leven erin, je kijkt ernaar en door die ‘onverwachte wending’, die ‘twist’
zie je de vertrouwde dingen plots in een ander licht, in ‘Gods licht’ zo te
zeggen. En dat is het evangelie, heilzaam.
2. In de parabel van vandaag gaat dat zeker zo.
Het is een heel gewoon verhaal, uit het leven gegrepen: het is oogstseizoen
en de landheer gaat als het licht wordt, 6u, naar de arbeidsmarkt:
letterlijk: de markt van de stad, waar de dagloners zich hebben opgesteld in
de hoop ingehuurd te worden voor een dag. Heel gewoon. Er wordt onderhandeld
over het loon: Een denarius: fair dagloon. Handjeklap, en ze gaan aan het
werk.
Dat de
landheer om 9, 12, en 3 uur terugkeert naar de markt en nog krachten
bijhuurt, is ook niet abnormaal. Vandaag zijn de druiven rijp, morgen zijn
ze rot. Ja erger nog: wie weet wanneer het de laatste zomerdag is. De
slagregens kunnen vanavond al vallen en dan kun je de oogst wel vergeten.
Ook te elfder ure , 5u ‘savonds keert hij nog eens terug en huurt de laatste
krachten in. Alle hens aan denk, plukken, verzamelen, persen en stockeren.
Allen belooft hij een ‘billijk’ (rechtvaardig) loon.
Ongewoon wordt de gelijkenis pas aan het eind. Als
de uitbetaling plaatsvindt: Niet de eersten komen het eerst aan de beurt,
maar de laatst aangeworvenen mogen het eerst langs de kassa passeren.
Ziet u het voor u: de
werkers van het elfde uur, frisse kerels nog, helemaal niet moe, vrolijk
babbelend. En kijk: wat ligt daar in hun hand te blinken? Een volle
denarius… De werkers van het eerste uur, die uitgeteld tegen de muur zitten,
kapot, zien het gebeuren. En als zij aan de beurt komen, als laatste: wat
krijgen zij? Ook een denarius.
Dat valt niet in goede aarde. Logisch. Ze beginnen
te mopperen, eerst onder elkaar, maar dan besluiten ze ermee naar de heer te
gaan. Dit is niet rechtvaardig: Deze laatsten hebben maar een uur gewerkt en
gij hebt hen met ons gelijkgesteld, die een zware dag en de hitte hebben
doorstaan. Dat sluit als een bus. Daar is geen speld tussen te krijgen.
Jezus laat dat ook staan. Dat is niet fair. Zo voelt dat. Een gelijkenis
moraliseert niet. Hij vertelt gewoon zoals het leven is, zoals het gaat. En
zo is ook het antwoord van de heer antwoordt: Vriend, ik doe u geen
onrecht. Zijt gij het niet met mij eens geworden voor een denarius. Hij
speelt het formeel. Het contract sprak van één denarius. Welnu: die heb je
gekregen. Neem het uwe en ga heen.
Maar dan gebeurt het. De heer schuift het
rekenkundig correcte wetboek terzijde en suggereert dat er ook nog een hoger
recht is, een goddelijke manier om mensen ‘recht te doen’. Gegrond in zijn
vrije souvereine wil: Ik wil deze laatsten hetzelfde geven als u. Staat
het mij niet vrij met het mijne te doen, wat ik wil? Of is uw oog boos
(= zijt gij kwaad), omdat ik goed ben?
Dit zijn de
woorden die dit verhaal tot een ‘parabel van het koninkrijk Gods’ maken. Dit
is de ‘twist’, de wending’, waardoor de dingen van het leven in een ander
licht komen te staan.
3. De dag van loon naar werken is voorbij. De
dagelijkse gerechtigheid is geschied. Laten zij, die daarop blijven
insisteren naar huis gaan. Neem het uwe en gaat heen… Laten zij die niet
verder willen zien, denken en voelen, dan in: "meer of minder, krijg ik wel
genoeg, heeft de ander niet teveel...". laten die hun loon nemen en
vertrekken. Maar besef: als je dat doet dan loop je iets mis, namelijk: het
het feest der goedheid Gods, de hogere gerechtigheid die de dingen niet
tegen elkaar wegstreept, maar die graag het een bij het ander optelt, die
brood vemenigvuldigt door het te delen.
Vriend... mooi: uitnodigend klinkt dat
tegenover de verzuurde opmerking van de arbeider… staat het mij niet
vrij met het mijne te doen wat ik wil.
Ik ken de wetten van de arbeidsmarkt wel, maar mag
ik daar dan ook niet eens boven uitgaan?
Is er naast de wereld van de maat geen ruimte voor
die van de overvloed?
Kan de ‘hardwerkende mens’ niet ook eens ‘vriend’
worden van de Heer die gul is, die graag geeft. En de medemens gewoon
‘gunnen’ wat die krijgt, zonder scheve blikken.
In een ander beeld gezegd:
Mag het misschien
ook nog eens ‘sabbath’ worden na al die werkdagen...
Of is uw oog boos,
omdat ik goed ben?
Als je in de afgunst blijft steken, dan mis je
zoveel moois in dit leven.