In de protestantse wereld sta ik bekend als een traditionele reformatorische dominee met een postmoderne 'tic'. Voor veel mensen is die combinatie tamelijk verwarrend, voor mij niet meer dan vanzelfsprekend. Het motto van de reformatie was immers: Je kunt alleen gereformeerd (hervormd) blijven door je telkens opnieuw te reformeren (her-vormen). Uit een artikel dat verschenen is in een reeds uitverkocht boek heb ik onderstaande tekst geknipt, waarin de postmoderne situatie aanschouwelijk wordt geschetst.
[ Home ] [ Up ] [ postmodern protestant ] [ theemuts of walkman ] [ leve het verschil ]
De Nederlandse humanist Harry Kunneman introduceert de 'theemuts' en de 'walkman' als iconen voor de overgang van de 'moderne tijd' naar wat de 'postmoderne tijd' heet. Onder alle moeilijke filosofische analyeses gaat het - zo laat hij zien - over heel gewone en basale dingen. Heel grof geschetst komt zijn metafoor hier op neer.
Vroeger was er de theemutscultuur. Moeder zit om 4 uur klaar met de thee en een schotel Maria-biscuitjes als de kinderen thuiskomen van school. Vader verdient buitenshuis de kost. De levensbeschouwelijke zuil waartoe het gezin behoort en de sociaal-economische klasse bepalen de normen en waarden. De rolpatronen en identiteiten zijn voorgegeven en liggen min of meer vast. Dit noemt Kunneman een theemutscultuur. In zo'n cultuur is precies geregeld wie, wat, waar, wanneer en hoe iets mag zeggen en doen. Iedereen kent zijn plaats en die plaats is ook voor iedereen herkenbaar. Het onderscheid tussen hoog en laag, ouders en kinderen, mannen en vrouwen, bazen en ondergeschikten, dokters en patiënten, dominees en gemeenteleden, deskundigen en leken is duidelijk. Zo'n theemutscultuur biedt grote voordelen. Onder zo'n theemuts ben je geborgen, is het warm. Maar - andere kant van dezelfde zaak - het is er ook vaak benauwd en broeierig. De gemeenschap gaat immers voor het individu. Persoonlijke verlangens en gevoelens die niet passen bij een bepaalde theemuts moet men voor zich houden of onderdrukken op straffe van krachtige opvoedende en corrigerende maatregelen, die zonder probleem kunnen worden gerechtvaardigd met beroep op hun eigen bestwil of het heil van de gemeenschap (= legitimatie door het 'grote verhaal'). Opvoeding gaat gauw over in betutteling die op zijn beurt weer omslaat in vormen van bedekt of openlijk geweld (zowel lichamelijk als geestelijk) ten opzichte van afwijkend gedrag binnen de eigen gelederen, maar ook t.o.v. buitenstaanders.
In de jaren '60 en '70 van deze eeuw worden de theemutsculturen ondergraven. De relatieve welvaart die de moderne produktie- en consumptiemaatschappij heeft gecreëerd, de doorbraak van de massamedia en de mondialisering van de leefwereld gaat gepaard met de verbreiding van bestaansmogelijkheden en omgangsvormen die de greep van de theemutscultuur op de identiteit van de individuen langzaam maar zeker doet afnemen. De zuilen brokkelen af, mensen gaan - om in het beeld te blijven - kleinere en meerdere theemutsen tegelijk of na elkaar gebruiken. Sommige zeer onbesuisde individuen werpen zelfs alle theemutsen weg.
Langzamerhand wordt de theemutscultuur verdrongen door het walkman-ego. De theemutscultuur vertoonde nog een grote innerlijke eenheid (één traditie, één gemeenschap) en werd gekenmerkt door stabiliteit en voorspelbaarheid, de identiteit van het walkman-ego kenmerkt zich daarentegen door een grote mate van beweeglijkheid en diversiteit. Via de commerciële massa-cultuur is hij niet langer gebonden aan één traditie, één gemeenschap. Zijn identiteit kan hij overal gaan halen, via zijn walkman (of modem) letterlijk ingeplugged in de mondiale samenleving. Niet alleen op de markt van goederen, maar ook op de markt van normen, waarden, rolpatronen, ethieken, étiquettes en religies is veel te koop. De identiteit die het walkman-ego opbouwt zal dus nog nauwelijks verwijzen naar gemeenschappelijke deugden, maar bestaan uit indivueel consumeren, persoonlijk genieten. De ondermijning van de theemutscultuur leidt m.a.w. tot het afbrokkelen van de traditionele op plicht en moraal berustende verhoudingen tussen mensen en wel met name tussen mannen en vrouwen en is daarom intern verbonden met zowel de afbraak van het traditonele huwelijk en gezin als met de emancipatie van vrouwen.
Op zich ziet Kunneman de emancipatorische trekken die deze individualisering heeft als winst. Kunnen consumeren, je eigen walkman, je eigen auto, je eigen meubels, je eigen kleren, je eigen stijl kunnen ontwikkelen is een goede zaak. Het beantwoordt aan een basisbehoefte van de mens. He betekent namelijk dat je 'er bent en ook mag zijn zoals je bent'. Er zit iets bevrijdends in de breuk met die 'verplichtende grote verhalen'. Ook veel verborgen vormen van onderdrukking en geweld (bijv. tegen vrouwen en kinderen) kunnen nu eindelijk aan de kaak gesteld worden. De tyrannieke norm van 'het normale' kan eindelijk eens ontmaskerd worden en er komt ruimte voor 'onafgestemdheid'.
Anderzijds is er ook verlies. Het walkman-ego
is vaak wel groot maar nog vaker schrijnend eenzaam. En via zijn walkman, via
zijn televisie en via zijn internetaansluiting, ja eigenlijk door het hele
'postmoderne klimaat' wordt hij ook rechtstreeks aangesloten op de ongeremde
groei-fantasieën van de mondiale consumptiecultuur en daarmee ook genadeloos tot
consument gedegradeerd, een consument die ook moet produceren en die zich moet
invoegen in omgangsvormen en arbeidsverhoudingen die op zich ook weer
gewelddadig en dwingend zijn. Voor communicatieve omgangsvormen is er in de op
efficiëntie en produktiviteit gerichte markt eigenlijk geen plaats..
De christelijke cultuur is een theemutscultuur. De christelijke wereldvisie is (in de meeste van zijn varianten) een 'groot verhaal'. Het heeft zelfs (historisch bezien) tamelijk gewelddadige trekken. Hoeveel 'afwijkende meningen' zijn er niet vervolgd, hoeveel ketters zijn er niet verbrand, hoeveel grote en kleine kruistochten hebben er niet in 'naam van dit grote verhaal' plaatsgevonden. Hoeveel mensen zijn ook niet psychisch beschadigd door hun eigen geloof. Als mensen nu, nu het eindelijk zonder gevaar voor eigen leven, identiteitsverlies of maatschappelijke positie kan, de kerk de rug toekeren is in het licht van de bovenstaande analyses niet meer dan een normale zaak. De eerste reactie die we in de kerken (zowel institutioneel als persoonlijk) waarnemen is een afwijzende verdedigingsreflex. Als reactie op de postmoderne afbraak van het traditionele 'grote verhaal' en de bijbehorende 'vormen', gaat men de eigen (leer)stellingen versterken, de eigen positie affirmeren en verdedigen. Men wijst er op dat het 'koud' en 'gevaarlijk' is buiten de theemuts. De pomo-cultuur met zijn bijna absoluut relativisme maakt ook bepaald geen moreel hoogstaande indruk. Toch lijkt mij deze defensieve reactie niet de juiste. Ik ben het met Kunneman eens, dat de postmoderne tijd ook mogelijkheden biedt en een uitdaging is om tot een herijking van het christelijke geloof te komen. Wij worden - om met Bonhoeffer te spreken - net als de dopeling 'weer helemaal teruggeworpen op het beginstadium van het begrijpen' en dat kan nooit kwaad. Door zich in een verdedigende reflex terug te plooien op oude waarden wordt deze positieve mogelijkheid al op voorhand uitgesloten en wordt tegelijk de communicatiemogelijkheid met de 'postmoderne mens' afgesneden.
Een tweede, ook nogal primaire, reactie is dat bepaalde kerken en christenen zich vlotjes aanpassen aan de postmoderne tijd en alle theemutsen afgooien. Vanuit het 'bevrijdende' element dat de postmoderne situatie ook kenmerkt is ook deze reactie te begrijpen. Na zoveel eeuwen van dwang moet ieder voortaan maar op zijn eigen manier zalig worden, zegt men dan. Dit lijkt mij ook niet de juist weg, want dit is niets anders dan de religieuze variant van het postmoderne 'anything goes' en leidt dus tot een op de maat van de consument gesneden pomo-christendom. Men laat zich kritiekloos inkapselen in en monddood maken door het systeem van de vrije markt.
Zowel voor een 'afwijzende' zelfbeschermingsreflex als voor een 'hoera'-stemming omdat alles kan, lijkt mij de crisis in onze cultuur veel te te diep, de desoriëntatie en wanhoop van veel postmoderne mensen te groot en de onrechtvaardigheid in de laatkapitalitische samenleving tezeer ten hemelschreiend, om over de eventuele rechten van 'God' dan nog maar te zwijgen. In een theologie en condition postmoderne zou die cultuurcrisis met haar zwarte en lichte kanten moeten gepeild worden gelijk op met een een kritisch onderzoek van het 'christelijke grote verhaal' met de bedoeling om 'God' ter sprake te brengen in een postmodern klimaat.
(d.wursten, 1999)
boek in kwestie: "Pastor in de weer, predikant zijn tussen vraag en antwoord" (ed. G.Liagre), PRODOC, Brussel 1999