|
|
|
|
"Levensbeschouwing" is de koepeltermen er bestaan godsdienstige en niet-godsdienstige varianten
een pleidooi voor zuivere begrippen
Het levensbeschouwelijk onderwijs gaat volgens velen over godsdiensten en religies (of religiositeit), men stelt het zelfs vaak gelijk met Religious Education. Vrijdenkenden in deze branche pleiten voor multi- of interreligieuze vorming en kritiseren de mono-religieuze godsdienstles van vroeger. Prima! Bijna niemand realiseert zich echter dat er iets mis is gegaan: Niet alleen wordt dan vaak vergeten dat er ook niet-godsdienstige levensbeschouwelijke stromingen zijn, erger nog is dat ongeveer de helft van de jonge westeuropeanen buiten spel wordt gezet; zij beschouwen zichzelf namelijk niet als godsdienstig... maar doen wel aan levensbeschouwing: nou en of! Godsdienst en levensbeschouwing voor het gemak maar ongeveer gelijkstellen is dus in meer dan één opzicht geen onschuldige verhaspeling. Het is nochtans heel eenvoudig:
Godsdienst is een vorm van levensbeschouwing, maar levensbeschouwing hoeft niet altijd een godsdienst te zijn. Een koe is een dier, maar een dier is geen koe... kán een koe zijn maar dat hoeft niet.
Kortom: "Levensbeschouwing" is een koepelbegrip en hieronder vallen zowel godsdienstige als niet-godsdienstige varianten, georganiseerde en niet georganiseerde etc... [technisch: Levensbeschouwing is een hyperoniem van godsdienst en religie]. Voor één keer hebben wij eens een rijke taal. In tegenstelling tot het Engels, Frans of Duits, hebben wij drie woorden ter beschikking om onderscheid te maken die past bij de realiteit van de 21ste eeuw: levensbeschouwing, godsdienst èn religie, waarbij ik in dit stukje de term 'religie' niet apart definieer, maar gebruik als synoniem van godsdienst [wat het volgens Van Dale en de meeste jongeren ook is], hoewel hier ook zeker nuances aangebracht moeten worden [zie hiervoor het document over levensbeschouwing en religie]. Wat definities dus:
Als je hier niet zuiver opereert met je begrippen zullen in het vak 'levensbeschouwing' al spoedig de geïnstitutionaliseerde levensbeschouwingen (de professionals van vroeger: de godsdiensten dus) alle aandacht naar zich toe trekken. Immers zij hebben zoveel te bieden, riten, mythen, gemeenschappen, vieringen, dogmatieken etc. De niet-godsdienstige mens [en steeds vaker: ook de godsdienstige mens!] acht zich echter niet aan zo'n voorgegeven levensbeschouwing gebonden. Veel vormen van levensbeschouwing laten zich ook niet in een systeem vatten, ze zijn er in soorten en maten (eigenlijk zoveel als er mensen zijn). Veel mensen veranderen ook nog al eens gedurende het leven. Wat er op het spel staat is dus meer dan een "semantische kwestie": als je in een levensbeschouwelijk vak niet nadrukkelijk de ruimte afbakent voor het eigen levensbeschouwelijk zoeken van de leerling (ieder mens, godsdienstig of niet, is daarmee bezig) dan wordt binnen de kortste keren de levenbeschouwelijke oriëntatie gedomineerd door de godsdiensten (en evt. een strijdbaar vrijzinnig humanisme). Een goed voorbeeld van de gevolgen (het automatisch graviteren van levensbeschouwelijke vorming in de richting van de godsdiensten) signaleert Jos van de Laar in NARTHEX 2010 (nr. 1-2). Zijn korte essay is waard om geproefd te worden.
|
This site was last updated 31-okt-2025