STELLING:
Je kunt het christendom (als cultuurvormend gebeuren, meer dan 1000 jaar lang actief geweest) niet losmaken van de samenleving die zij mede gevormd heeft (de westerse samenleving), zonder dat je onomkeerbare schade toebrengt… zowel aan het christendom als aan de westerse samenleving.
HERENTALS, Preekstoel 2018 08 21

[kader: 'Heilige Huisjes' in Herentals nodigt al 10 jaar mensen uit om op de preekstoel van de St. Waldetrudiskerk te vertellen wat het christelijk geloof voor hen betekent. Op 21 augustus 2018 was ik aan de beurt.]
Een ingekorte versie vindt u hier (leestijd 12-15 min.)
Geachte aanwezigen,
Zondag zag ik Manu Keirse op de TV, in het programma ‘de verwondering’. U
kent hem wel: klinisch psycholoog, specialist in omgaan met verlies. De
interviewster vroeg hem hoe het toch kwam dat hij in die niche terecht is
gekomen. Hij antwoordde: Ach mevrouw, ik ben opgegroeid in een West-Vlaams
dorp. Ik was misdienaar. Als iemand stervende was, dan ging ik er met meneer
pastoor naartoe. Zo kwam ik al jong in sterfkamers. Als iemand begraven
werd, was ik erbij, en als het voorbij was, dan ging ik in m’n eentje naar
het huis van de overledene om het kruisje op te halen. En als kind nam je
dat alles in je op: woorden, blikken, gebeden, gebaren: Je zag het, je
voelde het. De dood hoorde gewoon bij het leven, bij mijn leven.
Het was er, vanzelfsprekend.
Wat Manu Keirse hier vertelt, geldt ook voor het geloof. Ook dat hoorde bij
het leven, vroeger. Het was er, vanzelfsprekend. Je groeide erin op. Dat was
geen gescheiden gebied naast het gewone leven, het was overal, het zat
erdoorheen a.h.w. en bovenal: het was vanzelfsprekend. Met vrije keuze had
dat niets te maken. Het is ook duidelijk dat als ik in het dorp van Manu
Keirse was geboren, de kans dat ik een
protestantse dominee was geworden, onbestaande zou zijn. Om over een
geboorteplaats in Turkije of India maar te zwijgen.
Het lijkt me goed om dit eerst maar eens vast te stellen en te laten
bezinken.
Ik heb niet voor het geloof gekozen. Het was er al, voor mij. In het huis waarin ik geboren werd, een pastorie boven de Grote Rivieren, was het aanwezig. Het werd er letterlijk met de paplepel ingegoten. Een gebed bij het eten, de zondagse kerkgang, de psalmen die wij zongen, een lange preek in een volle kerk … Niet dat ik de inhoud herinner, maar wel de klank, de sfeer, het gebouw, de geur, de kleur, het licht, de verveling… Het was er gewoon, als geheel, als gebeuren. Het hoorde bij het leven. Het zou raar zijn als ik niet zou geloven. Ik neem er acte van: Eerst is er een beleving ingebed in een gemeenschap, met gewoontes, rituelen, die vanzelfsprekend zijn en natuurlijk schijnen. Pas nadien komt de uitleg, gaan woorden overheersen, die dit alles uitleggen. Theologie is een secundaire wetenschap, heeft iets van een rationalisatie van gedrag, achteraf. Post factum. Ze loopt dan ook altijd – en zeker vandaag – achter de feiten aan.
Goed, God en kerk: ze horen dus zal ik maar zeggen, bij de inboedel van mijn
leven. Als ik mijn levensverhaal vertel, zijn daarin dus religieuze
elementen aanwezig.
Je kunt het vergelijken met een taal die je leert. Die heeft zo zijn
eigenaardigheden. En die leer je hanteren. Het gaat vanzelf, niet zonder
inspanning, maar toch: vanzelf. En je denkt er niet bij na. De
zinsconstructie, woordvolgorde, werkwoordsverbuiging, uitspraak. Je leert
het al doende. En je ontdekt pas de eigenaardigheid ervan of word je bewust
van de structuur, als je erop gewezen wordt, op school bijv. (zinsontleding)
of als je een andere taal moet gaan leren.
Ieder mens krijgt – onuitgesproken, ongevraagd – een ‘levensbeschouwing’,
een visie op het leven, met wat daarin belangrijk is en wat niet, hoe dingen
werken en hoe niet, waarden en normen,
do’s and don’ts mee…, en leert
die ene taal aan, waarin die
specifieke levensbeschouwing is vervat.
Religie is dus – zo bezien – iets dat je ‘erft’ van je ouders. Je krijgt het,
ongevraagd, mee, of dus ook niet. Het is een door en door traditioneel
gegeven, sociaal ingebed. Zeker als bepaalde religies
eeuwen aan een stuk de dominante
levensbeschouwing zijn geweest.
Er zit een hele cultuur omheen.
Het is vervlochten met het gewone leven.
Een voorbeeld: Het geloofsartikel, dat Jezus Christus Gods zoon is… dat
staat niet los van het gewone leven, maar heeft zich genesteld in de diepste
lagen van onze cultuur, de West-Europese bedoel ik dus,
ook als je het niet gelooft. Het
bepaalt niet zozeer innerlijk (als geloof), maar uiterlijk (als cultuur)
onze samenleving:
-
Bijv. op de as van de tijd: de week, de schoolvakanties, gewoontes rond de
midwinternacht (Kerst), het concertleven in de weken voor Pasen…
-
Qua ruimtelijke ordening: overal staan kerken, op de markantste punten van
het landschap staan kloosters, of kapelletjes. En
- En belangrijk:
vanwege het gewicht dat
die cultuur had, vele eeuwen lang, is daar veel geld, tijd, energie,
creativiteit ingestoken: Sommige kerken zijn dus bijzonder mooi, er
ontstonden kunstwerken, kathedralen… Niet per se
vanuit de kern van het geloof…,
maar gewoon omdat het christelijk geloof een bepalende culturele factor was
wordt de christelijke vorm de geprivilegieerde uitingsvorm van de menselijke
impuls om zichzelf te overtreffen. In andere samenlevingen is diezelfde
energie op een andere manier naar buiten gekomen…
Een belangrijk aspect van deze vaststelling is, dat wij – als het om het
christendom gaat – niet alleen individueel een erfenis hebt ontvangen (waar
je op persoonlijk vlak iets mee moet gaan doen), maar ook als samenleving,
waar je als samenleving iets mee
moet doen.
Niet dus – nogmaals – omdat je de
binnenkant ervan overneemt
(belijdend christen bent), maar gewoon omdat je die geërfd hebt. Ze is er,
letterlijk: Je hebt er niet om gevraagd, je bent erin geboren. Daarom is
onze samenleving zo zoals ze is…Ik kom erop terug.
Eerst maar eens persoonlijk.
Als je zelf meer en meer verantwoordelijkheid opneemt voor je leven: wat doe
je dan met die christelijke erfenis. Dat is niet simpel. Dat hangt samen met
al die andere dingen die je van huis uit hebt meegekregen. En dat hangt er
ook vanaf hoe je dat deel van je
opvoeding ervaren hebt. En het hangt ook af van het
moment in het leven dat die vraag
komt. Ze klinkt anders als je ouders nog leven, dan als ze gestorven zijn.
Ook is het van belang of je in de subcultuur blijft of er buiten te
rechtkomt.
Blijf je in het dorp of ga je naar de stad, dat maakte vooral vroeger nogal
wat uit.
Zo kristalliseert zich langzaam je eigen hoogstpersoonlijke
levensbeschouwing uit, – met elementen uit de erfenis en nieuwe eigen
ervaringen. En dat gebeurt op een organische manier. Het is niet zo, dat je
op een dag denkt: kom ik zal mijn geloof eens onderzoeken en dan beslissen
of ik nog wel of niet geloof. Zo werkt dat niet.
Bepaalde elementen van de traditie kunnen al levend hun relevantie verliezen
… zomaar, ‘verdampen’.
Elke zondag naar de mis gaan… Dan minder, dan bijna nooit meer. Waarom
eigenlijk? Ja?
God…? Ja, eigenlijk lang niet aan Hem gedacht. Vroeger was ik er nochtans
heel veel mee bezig.
Tsja, bestaat hij eigenlijk wel? Waarom nog bidden, zelf?
Als de cultuur eromheen ontbreekt, en er geen sociale druk is, dan kan het
snel gedaan zijn. Natuurlijk voel je je schuldig, zo zit het systeem in
elkaar, maar als iets z’n betekenis kwijt is, dan krijg het dat ook met
geweld niet terug…
Dan is het weg, verdwenen, verdampt.
Zo wordt heel ons verleden, heel onze opvoeding, onze ‘erfenis’ in de loop
van het leven aan een test onderworpen, een praktische test: werkt het?
Ervaar ik het als zinvol, waardevol?
Spreekt de taal nog? En dan
bedoel ik met taal meer dan woorden alleen: de communicatievormen waarin
vroeger de goddelijke werkelijkheid in ons leven kwam,
doen die het nog… Geleiden die
nog?
Dan gaat het over geloofsopvattingen (set
of beliefs, het credo), rituelen, sacramenten, gewoontes, en in de
katholieke traditie: vertegenwoordigt de clerus God nog?
En – als ze beginnen te haperen, of zelf obstakels worden … wat doe je dan,
hoe ga je dan verder? Dat is vandaag ontegenzeggelijk het geval. Daarom dat
hier ook de preekstoel is opengesteld.
De taal (in die brede zin) die velen van ons als kind nog hebben geleerd,
communiceert niet meer, ze geleidt
niet meer, of slechts moeizaam.
En al helemaal als we aan onze kinderen of kleinkinderen denken.
Dan moet je dus de balans opmaken en dat is lastig.
En in geestelijke zaken die zo diep gaan als geloof, en God, is dat tamelijk
ingrijpend: Dan heb je het gevoel dat je eigen bestaan, je wezen, je
identiteit (wie je bent) op het spel staat. Ter discussie wordt gesteld. Zo
voelt dat.
Toch zal het moeten. Want een geestelijke erfenis kun je niet weigeren.
Het is onderdeel van je identiteit, en dat blijft het,
ook als je er later afstand van neemt.
Sterker nog: Zelfs als u het niet hebt meegekregen in uw jeugd (bijv.
antiklerikaal bent opgevoed), maar u bent hier geboren en ouder dan pakweg
40, dan nog durf ik stellen dat u het hebt meegekregen in uw jeugd… al was
het alleen maar in de bestrijding ervan.
De christelijke erfenis en de westerse cultuur hangen nauw samen. Het is het
kader, waarbinnen het leven zich eeuwenlang afspeelde en gaf dat leven vorm.
Ik gaf het al aan. En dat gaat diep.
STELLING
Je kunt het christendom (als
cultuurvormend gebeuren, meer dan 1000 jaar lang) niet zomaar losmaken van
de samenleving die zij mede gevormd heeft (de Westerse samenleving), zonder
dat je onomkeerbare schade toebrengt… zowel aan het christendom als aan de
westerse samenleving.
Álle West-Europeanen
zijn erfgenamen van de
christelijke cultuur, gelovig of niet. En ze zouden zich best samen over dat
erfgoed ontfermen en zien wat er meegenomen kan worden, moét worden naar de
toekomst.
Goed, terug naar u, hier aanwezig, u hebt die erfenis waarschijnlijk bewust
ontvangen en – om in het beeld te blijven – u hebt al, onderweg door het
leven, keuzes gemaakt, niet perse gewild, niet altijd bewust. Het schiften
ging bijna vanzelf.
Misschien hebt u grote stukken ervan in de kast gezet, naast het antiek
vaatwerk dat u van uw ouders hebt geërfd, en dat er enkel wordt uitgehaald
bij speciale gelegenheden.
Degenen die slechte herinneringen hebben aan de religieuze erfenis… niet
denkbeeldig met wat de kerk en kerkelijke leiders allemaal hebben misdaan,
die hebben het al lang bij het oud vuil gezet. Zij zitten hier
waarschijnlijk niet.
Wie zal hen oordelen? De kerkelijke leiding al zeker niet.
Echter, anders dan met een materiële
erfenis kun je een geestelijke
erfenis niet vernietigen. Hoe meer je je ertegen keert zelfs, hoe meer
ze gaat spoken in andere domeinen van het leven. Denk aan de manier waarop
ex-Jezuïet Etienne Vermeersch juist in de totale afwijzing van zijn
christelijke opvoeding, de poging tot
vernietiging ervan, tegelijk laat zien hoezeer hij bepaald wordt door precies die
erfenis. En op z’n oude dag van binnenuit zich gedwongen voelt om er iets
mee te doen, bij voorkeur iets positiefs.
Hier, vanop de preekstoel, wil ik u oproepen om als christenen de erfenis te
aanvaarden, zo zoals die is, en
heel realistisch, onder ogen te zien dat veel uit die christelijke traditie,
z’n tijd gehad heeft. Voorbij is. Hoogstens nog geschikt om in de pronkkast
te zetten naast ander dierbaar vaatwerk.
Nostalgie zal ons niet verder helpen, en we zullen dat verlies moeten
aanvaarden.
Ik begon met Manu Keirse, ik keer naar hem terug: specialist in het ‘omgaan met verlies’. Eén van de punten die hij duidelijk maakt is: Wil je het verlies overleven, dan mag je niet vluchten in ontkenning of verbloeming.
Welnu: Ik heb wel eens de indruk dat de
Westerse kerk op dit punt aan een vorm van cognitieve dissonantie lijdt:
zij wil maar niet zien hoe slecht het ervoor staat, niet alleen met het
instituut, maar ook met de taal
waarin ze haar boodschap verpakt.
In een steeds kleiner wordende groep bezweert men elkaar dat alles wel op
z’n pootjes terecht zal komen. Neen dus.
De parochiestructuur is passé, de wekelijkse samenkomsten: een aflopende
zaak.
De kerkelijke geloofstaal (de taal van het Credo), zij zal minder en minder
mensen aanspreken (en tegelijk meer en meer mensen van de inhoud doen
vervreemden)
Dat is verlies… Want er valt een gat, een leegte. Maar de loop der dingen is
niet te stuiten. Het leven gaat door, en het wordt niet automatisch beter.
Net als in de natuur, wordt een open plek al snel ingenomen door de
omliggende beplanting en even later weet je zelfs niet meer dat die er ooit
was… ‘Het gras verdort, de bloem valt af. Zelfs haar plaats kent haar niet
meer’, zegt de psalmist.
De huidige generatie weet letterlijk
niet wat ze mist…
Sommigen voelen het nog. I don’t
believe in God, but I miss him (Julian Barnes)
Dat onder ogen zien, niet ontkennen, niet verbloemen, en er ook niet voor
vluchten, is mijn aanbeveling. Het is rouw-arbeid. Zwaar werk dus. Net als
bij het verlies van een geliefd medemens, moet je zien het te overleven,
maar eens je voldoende afstand
hebt kunnen nemen, kun je ook gaan proberen
dat wat
je bent kwijtgeraakt op een
nieuwe wijze te integreren in je leven.
Zo red je niet alleen iets kostbaars uit het verleden, maar geef je ook het
verleden een kans om een bijdrage te leveren aan het de toekomst. We doen
dat ook met gewone materiële erfstukken, en soms heel creatief. Waarom dan
niet met onze geestelijke, culturele erfenis.
Wat bedoel ik?
Het is – volgens mij - erop of eronder voor de West-Europese vorm van het
christendom. Tijd dus om alle ballast af te gooien en door te stoten naar de
kern. Binnenkerkelijk doet men dat al, door een concentratie op een
persoonlijk doorleefd geloof met bijbehorende engagement. Dat klinkt mij als
protestant heel vertrouwd in de oren. Ik ben geneigd te zeggen: een posthume
overwinning van Luther.
Of moeten we die elementen overlaten aan monumentenzorg? Krijgen we dan geen
gebouwen zonder ziel, kunstwerken zonder zin. Verliezen we dan geen
dimensie?
Ik hoop van niet. Meer dan 10 eeuwen Europese
cultuur, gepokt en gemazeld
door het evangelie, dat moet toch meer hebben opgeleverd dan we vandaag in
onze misvieringen nog koesteren.
Ik zoek dus in de erfenis naar
die zaken waarmee de mens zich wapende tegen de ondergang en probeerde zijn
leven zo te ordenen dat het mens-zijn erop vooruitging.
Is dat enkel in de liturgie, de vrome offergang, de communie, de eucharistie
te vinden?
Stelt God dat enkel ter beschikking voor … gelovigen?
Dat zou ik toch wel erg zuinig vinden.
Ik wil buiten die binnencirkel ook die erfenis valideren en activeren. En
dat kan, en eigenlijk veel gemakkelijker dan je denkt. De
artefacten van de christelijke
cultuur doen daar reeds bijna soeverein hun werk: Kathedralen, kloosters,
schilderijen, muziek, literatuur…Allemaal elementen van het christelijke erfgoed, die in de Westerse cultuur
is doorgegeven en die ‘hun taal spreken’. Alleen de officiële erfgenaam, de
kerk, doet er zo weinig mee.
Misschien komt dat – gevaarlijke gedachte – omdat wij in de kerk vasthouden aan binnenkerkelijke taal om ons eigen erfgoed te valoriseren.
Veel kerkelijk taal werkt – als je doorpraat – verhullend, leidt af van wat
er echt speelt bij de mensen, of op het spel staat in de christelijke
communicatie.
GEDACHTENEXPERIMENT:
Bij de ‘het lam Gods’ van Van Eyck moet je veel historische theologische
info geven wil je de afbeelding begrijpen (met je verstand dus), maar juist
daardoor komt het schilderij zelf eigenlijk verder van je af te staan omdat
die taal niet de jouwe is, het ‘verdwijnt naar een andere wereld. Toch sprak
Van Eyck in zijn tijd gewone ‘christelijke taal’, maar dan pictoraal. Wat
hij wil zeggen moet begrepen (gevoeld) worden via het oog… niet via de ratio
(uitleg). Is het dan eigenlijk niet veel belangrijker dat de beschouwer
visueel ‘gevoelig’ gemaakt wordt voor dit schilderij, zodat hij ontvankelijk
wordt voor een niet theologisch gearticuleerde boodschap via zijn zintuigen.
Ik denk bijv. aan de onlangs blootgelegde blik vanuit de ogen van het lam, die u
aankijkt, en die – los van de sacramentsleer – de kijker doet voelen dat het
om hem gaat. Hij moet zien hoe de hele wereld anders wordt als je dit lam
centraal staat… Ik denk maar hardop.
De kunst is het christelijke verhaal
zo te vertellen dat de hoorder ervan aanvoelt (met al z’n zintuigen en
faculteiten) dat middels dat verhaal
een wereld wordt geconstrueerd, met
ongewone perspectieven en verrassende vergezichten.
Daarvoor moet je dus durven om afstand te nemen van de uitleggende
theologie, die – zoals ik aan het begin al zei, toch
maar achter de feiten aanloopt,
en met haar rationalisaties de plank vaak misslaat, en zich in een
post-moderne tijd steeds meer als een
obstakel gedraagt in het communicatieproces, een stoorzender ipv een
transmitter.
Dus naar de kern van de zaak. Wil God, wil Christus voor de wereld buiten de
kerk, ook nog iets betekenen, dan moeten we de uitdaging aangaan, om het
begrip ‘God’ los te maken van het wereldbeeld waarin het ontstaan is. En
zien of ‘datgene waar god voor stond’ ook zonder dat wereldbeeld
(dualistisch, de natuurlijke wereld hier beneden en de bovennatuurlijke
wereld daarboven) nog kracht van taal en recht van spreken heeft.
Dat wereldbeeld is door m.n. de natuurwetenschap en de evolutiebiologie
sterk gewijzigd, maar dat is nog wel te combineren. Daar slagen veel mensen
pragmatisch wel in… gelukkig. Veel ingrijpender – en minder doordacht – is
de verandering in de manier waarop wij allemaal in het leven staan, vandaag.
Namelijk als wezens, die hun eigen
gang gaan en zich ontplooien (als individu en in relaties), en zich
daarbij niet voorbepaald voelen
(door God). Die zèlf inzicht
proberen te verwerven in wat er gebeurt, terwijl het gebeurt; die via
onderzoek, al levend, met trial and error, vat proberen te krijgen op de
dingen. Die open staan voor nieuwe perspectieven op de wereld, zichzelf en
de samenleving op voorwaarde dat ze ergens op slaan,
zinvol blijken. En hier heeft de wetenschap z'n sporen verdiend: Met name in de vorige eeuw
is duidelijk geworden dat er processen schuil gaan onder
alles wat gebeurt die heel anders
zijn dan in de oude fysica en metafysica werd gesuggereerd. In de
buitenwereld (de natuur: bio-evolutie, kosmologie, fysica), maar ook en vooral in de mens zelf (als
wonderlijke eenheid van lichaam en geest: psychologie, cognitiewetenschap,
neurobiologie). Hoe emoties werken, hoe mensen zich ontwikkelen, hoe extern en intern leven zich tot elkaar
verhouden, hoe materie en geest niet gescheiden kunnen worden, hoe genetica en neurologische activiteit mede bepalen wie wij
zijn en hoe wij onszelf waarnemen. Hierbij werd wat ‘normaal’ en abnormaal
was iets heel anders dan vroeger. Opvattingen over ziekte en gezondheid
evolueerden mee, en met name kregen we veel meer gevoel voor hoe fragiel de mens
eigenlijk is, en zijn zelfbeeld, zijn zelfgevoel, wat goed en kwaad is,
wat men kan beïnvloeden en wat niet…
De manier waarop over diezelfde mens, die zichzelf al levend probeert te ontwerpen, in de kerk gesproken wordt, begint daar toch wel erg mee te wringen.
Mijns inziens is het dus tijd voor een update van de religieuze taal, waardoor God niet gebonden is aan die oude metafysica om nog een rol te spelen in ons leven.
En, als wij de metafysica laten varen, dan kunnen we meteen ook eens
proberen om te zien wat er dan over of namens God gezegd wordt. Geen
massieve visie op ons leven waar in eens en voorgoed alles gezegd wordt… dat
niet meer. Maar wat dan wel?
Welke boodschap wordt in de christelijke taal (rituele handelingen en
taaldaden) dan gecommuniceerd?
Welnu, ik vermoed dat in de kerkelijke rituelen en de bijbelse verhalen
ervaringen worden gecommuniceerd, die de mens geholpen hebben om overeind te
blijven in een onzeker bestaan. Zij hielpen de mens om zijn leven te
ordenen, te duiden en verbindingen te leggen. Zij gaven hem het gevoel dat
het leven als mens en als groep (volk) leefbaar was.
De kerkelijke rituelen en verhalen - ik ga nu kort door de bocht - boden aan
de mens een kans om op weg te gaan voor die beperkte tijd dat hij hier is,
samen met de mensen om hem heen en daarbij niet verloren te lopen.
Zo wordt de korte tijd die wij hier zijn geordend op een manier die leefbaar
is, past bij het menszijn (letterlijk: het mens-zijn; geestelijk: de
humaniteit).
Krijgen mensen deze dingen niet meer aangereikt vanwege de kerk, dan gaan ze
die zelf uitvinden. Maar dat is moeilijk, want rituelen verbinden juist het
verleden met de toekomst. Je kunt die niet uitvinden. Taal kun je ook niet
uit het niets creëren. Daarom dat veel huwelijksfeesten of babyborrels iets
onhandigs, kunstmatigs hebben…
Welnu, ik denk dat hier dus een geweldige opdracht ligt voor de kerk. En ik
hoop dat de kerk die op tijd ook ziet als haar verantwoordelijkheid en
daarin gaat investeren.
Immers: Als de metafysica eruit is, en de ‘religieuze taal’ (woorden als
rituelen) herleid zijn tot de essentie, namelijk een middel om te werken aan
de constructie van het mens-zijn, zowel persoonlijk als als gemeenschap, dan
is de uitdaging duidelijk.
Hoe kunnen wij de verhalen en rituelen die ons binnen de westerse traditie
zijn overgeleverd, ontvangen en vertalen zodat ze ook in de toekomst het
leven kunnen duiden, structureren en de mensen dus kunnen helpen zichzelf en
de wereld beter te verstaan. In, maar ook buiten de geloofsgemeenschap.
Het gaat dan naast die rituelen vooral om de verhalen die in de bijbel
worden verteld, Niet allemaal, maar toch eigenlijk wel heel veel. Die
verhalen gaan over ons, ookal komen wij er niet in voor. Zij vertellen ons
wie wij zijn, wij, mensenkinderen,
kinderen van Adam.
Zoals de Fransen het zeggen : Ce sont
des histoires qui nous racontent. (Lechermeier
in het voorwoord van Une Bible, zijn réécriture van een selectie
bijbelse geschriften
Over aartsvaders, mislukkende koningen, wanhopige profeten, over
jobstijdingen, exoduservaringen en woestijnreizen, verhalen die de ballingschap hebben
doorstaan, die dus de afgrond kennen. Verrassend
niet moralistische verhalen zijn
het. Ze laten ons mensen zien die falen, maar ook ‘zichzelf overstijgen’. Ze
roepen, allen tesamen, een beeld op van wat ‘ware humaniteit’ zou kunnen
zijn, geen opgepoetst verhaal, maar een realistisch verhaal, een verhaal
onder hoogspanning, een tableau vivant.
En als summum en inbegrip: het verhaal van de mens Jezus (Adam, maar dan
nieuw), maar liefst 4x verteld. Om je eraan te kunnen spiegelen, je erdoor
te laten bevragen. Het verhaal van een mens die zo intens menselijke leeft,
in woord en daad, dat zijn dood zijn leven niet opheft, maar nog meer kracht
geeft.
Hoezeer dat verhaal werkt, als het niet op het niveau van de feiten wordt
verteld en er geen duidende dogmatiek aan te pas komt, dat kun je afmeten
aan de manier waarop er de vele Passie-uitvoeringen wordt gereageerd. Ze
zeggen de mensen meer dan de mis… en door de muziek wordt de stoorzender van
de expliciterende theologie zo goed als uitgeschakeld.
Krachtiger verhaal dan die passie is er niet… maar dan moet het wel zo
verteld worden, dat de lagen onder de ratio, onder het feitenrelaas, worden
aangeboord.
Dan communiceert het, dan wordt door de vertelling (narratief en muzikaal)
de mens in zijn mens-zijn vooruit geholpen.
In al die verhalen wordt ons leven
verteld… Tua res agitur.
Terwijl je je die verhalen eigen maakt, krijg je structuren, interpretaties,
perspectieven aangereikt, waardoor je ook je eigen leven beter leert
begrijpen, er meer vat op krijgt. Zo leer je
je eigen
leven vertellen op een niet simplistische manier. Dat is
essentieel.
Ons eigen leven tot een verhaal maken, doen we allemaal, maar vaak veel te
simplistisch, kortzichtig, vaak zwart-wit. Vaak ook met zeer beperkte en
beperkende groepsindelingen (in-group / out-group), ‘wij tegenover zij’
verhaal. En als het gaat spannen, lopen we vast, het botst, het breekt, en
we kunnen niet verder. En coping
met onze eigen dood en die van geliefden, is vaak zo’n punt.
Het is zaak dat we verhalen horen, waarin vrijheid en bepaaldheid,
dadendrang en acceptatievermogen samen voorkomen, waarin het persoonlijke en
gemeenschappelijke beide essentieel zijn, waarin interne dynamiek en
uiterlijk vormgeving op elkaar betrokken worden, om maar eens enkele
exisntentiële spanningsvelden op te noemen, waar simplistische verhalen ons
in de kou laten staan, door slechts één van beide polen te thematiseren.
Wie met die ogen naar de christelijke erfenis kijkt, zal vaststellen dat
daar rijke stof in aanwezig is, hoopgevende ook. Complex als het leven zelf.
Niet alleen daar, godzijdank niet. Ook daarbuiten, maar vandaag gaat het
over de christelijke erfenis.
De kunst zal echter zijn om die verhalenrijkdom, die dus zin en structuur
geeft aan het leven, te laten horen, d.w.z.
in de gewone vieringen
natuurlijk, maar gezien dat een verdwijnend aanbod is, daarbuiten…
Ik neem uit de traditie dus graag dat
narratieve mee…
Dat op een dieper dan feitelijk niveau mijn leven structuur geeft. En ik zou
wensen dat de kerk van Christus, los van dogma en moraal, die verhalen naar
voren zou willen brengen… Waar maar mogelijk.
Ze zal daarvoor het Oude Testament moeten herwaarderen, als een eigensoortig
onderdeel van haar boodschap. En die verhalen niet stiefmoederlijk moeten
behandelen, als illustraties van de leer of de moraal moeten gebruiken,
zoals nu maar al te vaak het geval is.
Waarom doet de kerk daar niet veel meer mee dan, vraag ik me al jaren af?
Waarom investeert zij daar niet haar resterende kapitaal in, in plaats van
alles op palliatieve parochiezorg te zetten.
En het is zo moeilijk niet. De sterkste verhalen en de belangrijkste
rituelen hebben in de afgelopen eeuwen zelf al hun
culturele uitdrukkingsvormen gevonden
in de kunst, m.n. in de muziek. Je hoeft die enkel de juiste setting en
wat context te bieden (narratief) en ze spreken weer.
Kortom: Ik zie een christelijke erfenis, rijk aan verhalen waarin ons leven
wordt verteld op een manier waarmee we ook in de toekomst verder kunnen.
En ik hoop van harte dat deze erfenis zo door de kerk wordt ontvangen dat
het goede daaruit heel de samenleving ten deel kan vallen, als erfgoed dat
helpt om de mens zo naar zichzelf te laten kijken, dat hij leert wat
menselijk leven echt is.