
De kist (met de opschriften)
 Ongeveer een jaar voor zijn dood begint Heinrich Posthumus Reuss 
	(1572-1635, landheer van Gera etc. ; meer over hem leest u
	hier) zijn eigen uitvaart voor te bereiden.
	Hij is een vrome Lutheraan, maar tevens humanist en musicus in hart en 
	nieren. Voor zijn uitvaart kiest hij 21 teksten
	– 13 bijbelteksten en 8 liedstrofen. Hij laat die op zijn 'Sarg' (doodskist) graveren 
	(die is klaar ca. september 1535). Op zich is dat minder 
	speciaal dan het lijkt, want helemaal in de lijn van Luthers pastorale advies om bijbelteksten te gebruiken als 
	voorbereiding voor het sterven en als troost bij het sterven 
	(ars moriendi reformata) . Wel uniek: Deze teksten moeten bij de 
	uitvaart op muziek gezet worden. Ook de 
	preektekst kiest Reuss zelf : Psalm 73, 25-26: Heer, als ik u maar 
	heb, vraag ik niets in de hemel of op de aarde. Al verkwijnen mijn lichaam 
	en mijn ziel, dan nog zijt Gij, o God, altijd de troost mijns harten en mijn 
	erfdeel. Ook die moet getoonzet worden. Als Heinrich dan op 3 
	december 1635 overlijdt. krijgt Heinrich Schütz (afkomstig uit Köstritz, nabij Gera, en 
	misschien wel vernoemd naar de vorst) de compositieopdracht van de 
	weduwe en de 4 zoons (allen Heinrich geheten, familietraditie sinds 1193). 
	En het moet gezegd: Schütz kwijt zich op ingenieuze wijze van zijn taak.
Ongeveer een jaar voor zijn dood begint Heinrich Posthumus Reuss 
	(1572-1635, landheer van Gera etc. ; meer over hem leest u
	hier) zijn eigen uitvaart voor te bereiden.
	Hij is een vrome Lutheraan, maar tevens humanist en musicus in hart en 
	nieren. Voor zijn uitvaart kiest hij 21 teksten
	– 13 bijbelteksten en 8 liedstrofen. Hij laat die op zijn 'Sarg' (doodskist) graveren 
	(die is klaar ca. september 1535). Op zich is dat minder 
	speciaal dan het lijkt, want helemaal in de lijn van Luthers pastorale advies om bijbelteksten te gebruiken als 
	voorbereiding voor het sterven en als troost bij het sterven 
	(ars moriendi reformata) . Wel uniek: Deze teksten moeten bij de 
	uitvaart op muziek gezet worden. Ook de 
	preektekst kiest Reuss zelf : Psalm 73, 25-26: Heer, als ik u maar 
	heb, vraag ik niets in de hemel of op de aarde. Al verkwijnen mijn lichaam 
	en mijn ziel, dan nog zijt Gij, o God, altijd de troost mijns harten en mijn 
	erfdeel. Ook die moet getoonzet worden. Als Heinrich dan op 3 
	december 1635 overlijdt. krijgt Heinrich Schütz (afkomstig uit Köstritz, nabij Gera, en 
	misschien wel vernoemd naar de vorst) de compositieopdracht van de 
	weduwe en de 4 zoons (allen Heinrich geheten, familietraditie sinds 1193). 
	En het moet gezegd: Schütz kwijt zich op ingenieuze wijze van zijn taak. 
Hij componeert de Musicalische Exequien, een volledige Duitse ‘begrafenismis’ op muziek. Elke gekozen tekst komt tot z'n recht (kan spreken) en toch is het een geheel. De uitvoering zal in handen zijn geweest van Peter Neander (Cantor en muziekdirecteur van Gera, jarenlange compagnon de route van de vorst. NB 'neander' = vergrieksing van Neumann). De locale musici zullen de uitvoerders zijn geweest: 6 tot 8 zangers zijn nodig, 1 Violone (Bassgeige) en een 'verdackte orgel' (discreet opgesteld? Met doek bedekt? Of enkel 'gedackte' registers?). Deze wijze van uitvoering is gedocumenteerd, want wordt door Schütz beschreven in het voorwoord van de editie uit 1636 (zie afbeelding). De zangers treden - zoals toen gebruikelijk - zowel solistisch op, als als koor (capella), en soms als twee koren. Een ripieno mag, maar hoeft niet.
- De teksten van 
	het voorwoord hier 
- 
	Het gedicht van Schütz met de opdracht aan Reuss
	hier
- Het titelblad 
	met transcriptie hier.
- Het eerste deel klonk voor de 
	preek – en verving a.h.w. het kyrie en gloria. De intonatie en respons is 
	qua muzikale vorm behouden, wat een originele spirituele visie op de functie 
	van het 'Gloria' suggereert: een verinnerlijking van de heilsboodschap.
	- Het tweede deel
	volgde na de preek (een dubbelkorig motet over de preektekst). 
	 
	
- Bij de ‘opheffing en bijzetting’ va de houten kist in de koperen tombe klonk 
	er een derde muziekstuk: het 5-stemmige koor zingt de lofzang van 
	Simeon, terwijl het 3-stemmig koor (twee sopranen en een bas/bariton) antwoorden met Zalig zijn de doden, 
	die in de Heer sterven’. Schütz zelf schrijft uitdrukkelijk dat dit 
	derde deel theatraal-dramatisch bedoeld is. Ook in de programmadruk wordt 
	dit expliciet aangeduid: Het tweede koor drukt uit 'de vreugde van 
	de zielen der afgestorvenen in de hemel, in het gezelschap van de hemelse 
	geesten en engelen'. Remember: Heinrich Reuss had een bariton... 
	 
„Ist zu wissen das dieses Concert zwey Chor vnd ieglicher Chor seine absonderliche Wort habe. Chorus primus ist Quinque Vocum vnd recitiret die Wort Simeonis: HErr nun lässestu deinen Diener. Chorus Secundus ist Trium Vocum, hat zwene Discant (Sopran) vnd einen Baritonum oder hohen Bass, singet folgende vnd andere Wort mehr: Selig seynd die Todten die in dem HErrn sterben. Mit welcher invention oder Choro Secundo der Autor die Freude der abgeleibten Sehligen Seelen im Himmel / in Gesellschafft der Himmlischen Geister vnd heiligen Engel in etwas einführen vnd andeuten wollen. 2. Primus Chorus werde allernechst bey die Orgel / Secundus Chorus aber in der ferne geordnet.“ (uit de Vorrede bij de uitgave uit 1636)
Sòmber is de muziek ook niet. 
	Integendeel. Zelden klonken bijbelse ‘krachtspreuken’ overtuigender dan in 
	deze muzikale toonzetting van 386 jaar geleden.
4 februari 1636: Skt Johanniskirche (Gera)
	
De grafkist van Heinrich Reuss, nu in een speciaal ingericht museum. Op de kist zijn de bijbel- en liedteksten gegraveerd die het libretto vormen voor de uitvaartritus. De kist was lang ontoegankelijk. Kerk afgebrand, afgebroken. De kist verplaatst, maar achter de verwarmingsinstallatie terechtgekomen. Eigenlijk pas weer sinds eind 20ste eeuw toegankelijk. D.w.z. gerestaureerd en leesbaar gemaakt. Hieronder de schets van de kist door Reuss zelf ontworpen;
	
Ingezoomd op het 'hoofdeinde'. U ziet dat niet enkel de tekst is gegraveerd, maar dat daarboven zelfs de bijbelplaats is aangeduid (Rom 14 v. 8)
	.jpg)
	
Opvallend: De bijbelteksten aan de zijkant van de kist hebben altijd een liedstrofe bij zich. Dit maakt deze kist bijzonder. Bijbelteksten kwamen al wel voor op grafkisten. Dat paste ook helemaal in de traditie die Luther geïnaugureerd had met zijn advies om 'bijbelteksten' te gebruiken als troosters tegen de dood (Z.b.). Voorbeelden van teksten had Luther ook al opgelijst in het voorwoord van zijn gezangboek met liederen voor een christelijke begrafenis (1542). Het gebruik van koraalstrofen is overigens wel helemaal in de geest van Luther. Niets troost meer dan bijbels geïnspireerde liederen. (Of was het misschien een tip van Schütz (of van de lokale hofmusicus, Peter Neander), want het helpt wel om het geheel op muziek te zetten. De afwisseling bijbeltekst (soli) en liedtekst (capella) wordt het structurerend principe van de hele mis.
Heike Karg, Das Leichenbegängnis des Heinrich Posthumus Reuss 1636 - Ein Höhepunkt des protestantischen Funus (Kassel, 2009) Volledige beschrijving van sociaal, economische, politieke, culturele en symbolische betekenis van het volledige uitvaaartritueel.
Mw. Karg suggereert op grond van de bronnen dat de uitvaart zelf door politieke troebelen en een opflakkering van de pest maar half is kunnen doorgaan zoals voorzien. Juist daarom is de 'druk-legging' van de onderdelen zo belangrijk, a.h.w. een literaire posthume realisatie). Zij meent dat de muziek ook niet is uitgevoerd, want het is haast ondenkbaar dat Schütz wel naar Gera zou zijn afgereist. Zij ziet daarbij over het hoofd dat Peter Neander en de stads/school/hofmusici van Gera prima in staat waren om de muziek te laten klinken. Zij stelt zich het muziekdeel veel te groots voor (duidelijk geen kenner op dat terrein). Verder fascinerende en zeer gedétailleerde studie.
Norbert Bolin, Sterben ist mein Gewinn. Ein beitrag zur evangelischen Funeralkomposition (Kassel, 1989)
Gregory S. Johnston, "Textual symmetries and the origins of Heinrich Schütz 's 'Musikalische Exequien'", in: Early Music 19 (1991)
Gregory S. Johnston, "For the record: Heinrich Schütz’s Musikalische Exequien", in: Early Music, Vol. 47 (2019) Samenvatting en bespreking van opnames. Vanaf 1953 (Karl Richter), Wilhelm Ehmann (1959), Rudolf Mauersberger (1971) and Hans-Martin Linde (1980) tot de laatsten Hans-Christoph Rademann (2011), Roland Wilson (2013), Sigiswald Kuijken (2015) and Benoît Haller (2018).
Interessant om te lezen dat de opname van Philippe Herreweghe (1987) en John Eliot Gardiner (1988) trendsettend waren in twee richtingen: Herreweghe ("introspective music for the reduced vocal forces of La Chapelle Royale") ; Gardiner ("vigorous works for The Monteverdi Choir, The English Baroque Soloists & His Majesties Sagbutts and Cornetts.").
In de linkerkolom de uitvoeringswijze (en bij de 
	liedteksten de vermelding van het lied). Naast de bijbelteksten staan de 
	referenties. De 
	bijbelteksten zijn schuingedrukt. Die met blauwe achtergrond komen 
	ook voor op de doodskist.
	U moet die dus 
	lezen als paarsgewijs gegroepeerd met de liedteksten, net zoals op de kist.
	Tenslotte:
	De tekst uit 
	Job waarmee de viering begint is de enige tekst van de Missa brevis 
	die niet op de kist is gegraveerd. Ze is wel opgenomen in het boekje 
	met de orde van dienst, zoals die is gepubliceerd.
	Exequiae (uitvaartritueel), 
	bestaat reeds sinds lang uit drie delen: 1. 
	overbrengen van de overledene naar de kerk, 2. de viering van de mis in 
	aanwezigheid van de opgebaarde dode en 3. de processie naar het graf. Bij 
	Reuß zijn er ook deze drie (de hele funus is door hem beschreven, ook 
	deel 1 en 3!). De muziekdelen werden door de componist aangeduid als
Concert in de vorm van een Duitse begrafenismis als een 6-stemmige vocale bezetting met violoncello als basso continuo
toonzetting van de preektekst in de vorm van een dubbelkorig motet met twee 4-stemmige koren
		zetting van 
		het Canticum Simeonis met twee koren van 5 en 3 stemmen (twee sopranen 
		en een bariton) met 
		verschillende teksten.
	
| 
			
			Intonatio | 
			
			Nacket bin ich von Mutterleibe kommen. | 
			
			Job 1,21 | 
			
			Naakt ben ik uit de moederschoot gekomen, | 
| 
			
			Soli | 
			
			Nacket werde ich wiederum dahinfahren, | 
			 | 
			
			naakt zal ik daarheen wederkeren. | 
| 
			 | 
			
			Der Herr hat's gegeben, der Herr hat's genommen, der Name des 
			Herren sei gelobet! | 
			 | 
			
			De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen. De naam des Heren 
			zij geprezen. | 
| 
			
			Capella 
			
			[Kyrie eleison] | 
			
			Herr, Gott, Vater im Himmel, erbarm dich über uns! | 
			 | 
			
			Heer God, Vader in de hemel, ontferm u over ons! | 
| 
			
			Soli | 
			
			Christus ist mein Leben, Sterben ist mein Gewinn. | 
			
			Philippenzen 1,21 | 
			
			Christus is mijn leven: sterven is mij winst | 
| 
			 | 
			
			Siehe, das ist Gottes Lamm, das der Welt Sünde trägt! | 
			
			Johannes 1,29 | 
			
			Zie, het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegdraagt. | 
| 
			
			Capella 
			
			[Christe eleison] | 
			
			Jesu Christe, Gottes Sohn, erbarm dich über uns! | 
			 | 
			
			Jezus Christus, zoon van God, ontferm u over ons  | 
| 
			
			Soli | 
			
			Leben wir, so leben wir dem Herren; 
			
			sterben wir, so sterben wir dem Herren 
			
			Darum: wir leben oder sterben, so sind wir des Herren | 
			
			Romeinen 14,8 | 
			
			Als wij leven, dan leven wij voor de Heer 
			
			Als wij sterven, dan sterven wij voor de Heer. Dus: of wij nu leven 
			of sterven, wij zijn des Heren. | 
| 
			
			Capella 
			
			[Kyrie eleison] | 
			
			Herr Gott, Heiliger Geist, erbarm dich über uns! 
			 | 
			 | 
			
			Heer God, heilige Geest, ontferm u over ons! | 
| 
			
			Intonatio | 
			
			Also hat Gott die Welt geliebt, daß er seinen eingebornen Sohn gab, | 
			
			Johannes 3,16 | 
			
			Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat hij zijn eniggeboren zoon 
			gegeven heeft,  | 
| 
			
			Soli | 
			
			auf daß alle, die an ihn glauben, nicht verloren werden, sondern das 
			ewige Leben haben. | 
			 | 
			
			opdat allen die in hem geloven, niet verloren gaan, maar eeuwige 
			leven zullen hebben.  | 
| 
			
			Capella 
			
			Nun freut euch lieben Christen gmein (str. 5) | 
			
			Er sprach zu seinem lieben Sohn:  
			
			Die Zeit ist hie zu erbarmen;  
			
			fahr hin, mein's Herzens werte Kron  
			
			und sei das Heil der Armen 
			
			und hilf ihn' aus der Sünden Not,  
			
			erwürg für sie den bittern Tod 
			
			und laß sie mit dir leben. 
			 | 
			 | 
			
			Hij sprak tot zijn geliefde Zoon: 
			
			Ik kan 't niet langer lijden; 
			
			nu is het tijd, verlaat mijn troon 
			
			en stel U aan zijn zijde; 
			
			sta voor hem in als bondgenoot, 
			
			verdelg de zonde en de dood 
			
			en laat hem met U leven | 
| 
			
			Soli | 
			
			Das Blut Jesu Christi, des Sohnes Gottes, machet uns rein von allen 
			Sünden. | 
			
			1 Johannes 1,8 | 
			
			Het bloed van Jezus Christus, Gods zoon, reinigt ons van alle 
			zonden. | 
| 
			
			Capella 
			
			Nun lasst uns Gott, den Herren (str. 6) | 
			
			Durch ihn ist uns vergeben 
			
			die Sünd, geschenkt das Leben 
			
			Im Himmel soll'n wir haben, 
			
			o Gott, wie große Gaben! 
			 
			 
			 | 
			 | 
			
			Hij heeft aan ons vergeven 
			
			de schuld en schenkt ons leven. 
			
			Bij U, o God, bezitten 
			
			wij schatten ongeweten. | 
| 
			
			Soli | 
			
			Unser Wandel ist im Himmel, von dannen wir auch warten des Heilandes 
			Jesu Christi, des Herren, welcher unsern nichtigen Leib verklären 
			wird, daß er ähnlich werde seinem verklärten Leibe. | 
			
			Philippenzen 3,20 | 
			
			Onze wandel is in de hemel, vanwaar wij ook de Heiland, Jezus 
			Christus, verwachten, de Heer die ons nietige lichaam zal 
			verheerlijken opdat het gelijk zal zijn aan zijn verheerlijkt 
			lichaam. | 
| 
			
			Capella 
			
			Ich hab mein Sach Gott heimgestellt (str. 3) | 
			
			Es ist allhier ein Jammertal, 
			
			Angst, Not und Trübsal überall; 
			
			des Bleibens ist ein kleine Zeit, 
			
			voller Mühseligkeit, 
			
			und wer's bedenkt, 
			
			ist immer im Streit. 
			 
			 | 
			 | 
			
			Het is hier een tranendal, 
			
			angst, nood, ellende overal. 
			
			Het leven is kort, 
			
			vol moeite en zorg.  
			
			Als je er bij stilstaat, 
			
			geraak je in tweestrijd. | 
| 
			
			Soli | 
			
			Wenn eure Sünde gleich blutrot wäre, soll sie doch schneeweiß 
			werden, wenn sie gleich ist wie rosinfarb, soll sie doch wie Wolle 
			werden. | 
			
			Jesaja 1,18 | 
			
			Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; 
			al waren zij rood als karmozijn, zij zullen zijn als witte wol. | 
| 
			
			Capella 
			
			Nun lasst uns Gott, den Herren (str. 5) | 
			
			Sein Wort, sein Tauf, sein Nachtmahl 
			
			dient wider allen Unfall; 
			
			der Heilge Geist im Glauben 
			
			lehrt uns darauf vertrauen. 
			
			 
			 
			 
			 | 
			 | 
			
			Zijn woord, zijn doop en Avondmaal  
			
			beschermen ons tegen alle onheil; 
			
			de heilige Geest leert ons om 
			
			daarop in geloof te vertrouwen. | 
| 
			
			Soli | 
			
			Gehe hin, mein Volk, in eine Kammer und schleuß die Tür nach dir zu! 
			Verbirge dich einen kleinen Augenblick, bis der Zorn vorübergehe. | 
			
			Jesaja 26,20 | 
			
			Ga heen, mijn volk, ga in uw binnenkamer en sluit de deuren achter 
			u; verberg u een korte tijd, tot de toorn voorbij is. | 
| 
			
			Soli | 
			
			Der Gerechten Seelen sind in Gottes Hand, 
			
			und keine Qual rühret sie an. 
			
			Für den Unverständigen werden sie angesehen, 
			
			als stürben sie und ihr Abschied wird 
			
			für eine Pein gerechnet, und ihr Hinfahren für Verderben; aber sie 
			sind in Frieden. 
			
			 
			 
			 | 
			
			Wijsheid van Salomo 3,1-3 | 
			
			De zielen van de rechtvaardigen zijn in Gods hand: geen kwelling kan 
			hen deren. 
			
			In het oog der dwazen was het, of zij stierven; 
			
			Hun afscheid werd als een pijniging beleefd 
			
			Hun heengaan werd aanzien als ondergang,  
			
			Maar ze zijn in de vrede ingegaan… | 
| 
			
			Soli | 
			
			Herr, wenn ich nur dich habe 
			
			so frage ich nichts nach Himmel und Erden. 
			
			Wenn mir gleich Leib und Seele verschmacht', 
			
			so bist du, Gott, allzeit 
			
			meines Herzens Trost und mein Teil. | 
			
			Psalm 73,25-26 | 
			
			Heer, als ik u maar heb, 
			
			vraag ik niets in de hemel of op de aarde. 
			
			Al verkwijnen mijn lichaam en mijn ziel,  
			
			dan nog zijt Gij, o God, altijd 
			
			de troost mijns harten en mijn erfdeel. | 
| 
			
			Capella 
			
			Mit Fried und Freud ich fahr dahin (str. 4) | 
			
			Er ist das Heil und selig Licht 
			
			für die Heiden 
			
			zu erleuchten, die dich ke nnen nicht, 
			
			und zu weiden. 
			
			Er ist seines Volks Israel 
			
			der Preis, Ehr, Freud und Wonne. 
			 
			 | 
			 | 
			
			Hij is het heil en zalig licht  
			
			Voor de volken 
			
			Om te verlichten die u niet kennen 
			
			En om hen te weiden  
			
			Voor zijn volk Israel is Hij  
			
			lof en eer, vreugde en lust. | 
| 
			
			Soli | 
			
			Unser Leben währet siebenzig Jahr 
			
			und wenn's hoch kömmt so sind's achtzig Jahr, 
			
			und wenn es köstlich gewesen ist, 
			
			so ist es Müh' und Arbeit gewesen. | 
			
			Psalm 90,10 | 
			
			De dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, 
			
			en, indien wij sterk zijn, tachtig jaren; 
			
			wat ons daarin dierbaar was,  
			
			het is moeite en leed geweest. | 
| 
			
			Capella 
			
			(str. 1) | 
			
			Ach, wie elend ist unser Zeit 
			
			allhier auf dieser Erden 
			
			gar bald der Mensch darniederleit, 
			
			wir müssen alle sterben,  
			
			allhier in diesem Jammertal, 
			
			ist Müh und Arbeit überall, 
			
			auch wenn dir's wohl gelinget. 
			 
			 | 
			 | 
			
			Ach, hoe ellendig is onze tijd  
			
			alhier op aarde. 
			
			zodra de mens geboren is,  
			
			staat vast dat hij moet sterven. 
			
			Hier in dit tranendal is  
			
			Moeite en leed overal,  
			
			Ook als je succesvol bent. | 
| 
			
			Soli | 
			
			Ich weiß, daß mein Erlöser lebt 
			
			und er wird mich hernach aus der Erden auferwecken, 
			
			und werde darnach mit dieser meiner Haut umgeben werden, und werde 
			in meinem Fleisch Gott sehen. | 
			
			Job 19,25-26 | 
			
			Ik weet dat mijn verlosser leeft 
			
			en hij zal mij hierna uit de aarde doen verrijzen, 
			
			en ik zal weer met deze, mijn huid, worden bekleed,  
			
			en zal in mijn vlees God zien. | 
| 
			
			Capella 
			
			Wenn mein Stündlein vorhanden ist (str. 4) | 
			
			Weil du vom Tod erstanden bist 
			
			werd ich im Grab nicht bleiben, 
			
			mein höchster Trost dein Auffahrt ist, 
			
			Todsfurcht kannst du vertreiben, 
			
			denn wo du bist, da komm ich hin, 
			
			daß ich stets bei dir leb und bin, 
			
			drum fahr ich hin mit Freuden. 
			 
			 | 
			 | 
			
			Omdat Gij uit de dood zijt opgestaan,  
			
			Zal ik niet in het graf blijven. 
			
			Mijn grootste troost is uw verrijzenis;  
			
			doodsangst kunt gij verdrijven. 
			
			Want waar gij zijt, daar gaan ik heen  
			
			zodat ik steeds bij u leef en bij u ben. 
			
			Daarom ga ik heen in vreugde. | 
| 
			
			Soli | 
			
			Herr, ich lasse dich nicht, du segnest mich denn. | 
			
			Genesis 32,27 | 
			
			Heer, ik laat u niet gaan tenzij gij mij zegent | 
| 
			
			Capella 
			
			Nun freut euch lieben Christen gmein (str. 7a-8b) | 
			
			Er sprach zu mir: Halt dich an mich, 
			
			es soll dir itzt gelingen; 
			
			ich geb mich selber ganz für dich, 
			
			da will ich für dich ringen. 
			
			Den Tod verschlingt das Leben mein, 
			
			mein Unschuld trägt die Sünde dein; 
			
			da bist du selig worden. | 
			 | 
			
			Hij sprak tot mij: hou mij nu vast 
			
			Dan zal het u wél gaan 
			
			Ik heb mijn leven veil voor u, 
			
			Ik zal voor u strijden. 
			
			Mijn leven verslindt de dood 
			
			Mijn onschuld draagt uw zonde: 
			
			Zalig zijt gij zo geworden. | 
| II. Motet | |||
| 2 Chori | Herr, wenn ich nur dich habe so frage 
			ich nichts nach Himmel und Erden. Wenn mir gleich Leib und Seele verschmacht', so bist du doch Gott, allezeit meines Herzen Trost und mein Teil. | Psalm 73,26-26 | Heer, als ik u maar heb, vraag ik niets in de hemel of op de aarde. Al verkwijnen mijn lichaam en mijn ziel, dan nog zijt Gij, o God, altijd de troost mijns harten en mijn erfdeel. | 
| III. Lofzang van Simeon | |||
| Intonatio | Herr, nun lassest du deinen Diener in Frieden fahren wie du gesagt hast, | Lukas 2,29-32 | Heer, nu laat gij uw dienaar in vrede heengaan zoals u gezegd hebt, | 
| Chorus I | denn meine Augen haben deinen Heiland gesehen welchen du 
			bereitet hast vor allen Völkern: ein Licht, zu erleuchten die 
			Heiden, und zum Preis deines Volks Israel. | want mijn ogen hebben uw heil(and) gezien dat gij hebt bereid voor alle volkeren, een licht om de heidenen te verlichten, en tot eer van uw volk Israël. | |
| Chorus II | Selig sind die Toten, die in dem Herren sterben. sie ruhen von ihrer Arbeit und ihre Werke folgen ihnen nach. Sie sind in der Hand des Herren, und keine Qual rühret sie an. | Apocalyps 14,13 Wijsheid van Salomo 3,1 | Zalig zijn de doden die in de Heer sterven. Zij rusten uit van hun arbeid en hun werken volgen hen na. Zij zijn in de hand van de Heer en geen kwelling deert hen. |