Openbaring van/aan Johannes (Apocalyps)

[dr. L. van Hartingsveld, serie Tekst & Toelichting] [up]

Inleiding

ALS ÉÉN BIJBELBOEK uitleg nodig heeft, dan is het wel de Openbaring van Johannes. Het aantal verklaringen is legio. En de veronderstelling, dat we hier met een geschrift te doen hebben, dat de grote gebeurtenissen van alle komende eeuwen voorspelt, heeft al heel wat misvattingen veroorzaakt. Alsof Johannes Luther, de Paus, Napoleon, Hitler en Churchill gekend zou hebben. Alsof hij weet gehad zou hebben van de Franse Revolutie, de koepokinenting en de evolutietheorie. Gog en Magog (Op. 20:8) zouden dan het communisme zijn en Mesech en Tubal(Ez. 38:2) werden gelezen als Moskou en Tobolsk. Maar quasi-diepzinnigheid is geen goede sleutel. Men zal eerst aandachtig moeten luisteren. Pas daarna komt de vraag naar de eventuele toepassing aan de orde.

I Doel

DE OPENBARING VAN Johannes verplaatst ons naar het Romeinse rijk onder de regering van keizer Domitianus (81-96 n. Chr.). Johannes roept de christenen op om trouw te blijven en troost de gemeente met de overwinning van God en het Lam. Er zij n al martelaren gevallen. Een daarvan wordt met name genoemd:Antipas (Op. 2:13). Johannes ziet en hoort de zielen onder het altaar om wraak roepen (Op. 6:9, 10). Hij ziet de zielen van hen, die onthoofd zijn (Op. 20:4). Het bloed van heiligen en profeten is vergoten (Op. 16:6). De vrouw op het beest is dronken van het bloed va n de getuigen van Jezus (Op. 17:6). De keizer liet zich als god vereren en wie daaraan niet meedeed, had het ergste te vrezen. Maar het machtige Rome zal ten onder gaan. God en zijn Gezalfde hebben het laatste woord.

II Schrijver

ER IS VEEL gediscussieerd over de vraag, of de auteur van de Openbaring van Johannes dezelfde is als die van het Evangelie en de Brieven van Johannes. Wij laten deze kwestie rusten. Ook zonder dat vaststaat, wie de Openbaring te boek heeft gesteld, is het zeer wel mogelijk dit geschrift uit teleggen. Het is als met de Brief aan de Hebreeën. Wie de schrijver is, weten we niet. Toch is dat geen beletsel om die Brief te lezen en te versta an. Uit de Openbaring zelf is het volgend e op te maken over de schrijver:

1. dat hij zich om het woord van God en het getuigenis van Jezus op het eiland Patmos bevindt (Op. 1:9), naar algemeen aangenomen wordt als balling;
2. dat hij blijkens de zeven brieven aan de gemeenten in de Romeinse provin cie Asia zeer precies op de hoogte is van de plaatselijke omstandighe­ den (Op. 2 en 3);
3. dat hij de geschiedenis van de Romeinse keizers kent en thuis is in de wereld van zijn dagen;
4. dat hij als de beste schriftgeleerde de weg weet in het Oude Testament; dat zijn taal en stijl daardoor zo gestempeld is, dat zijn Grieks soms pas begrijpelijk wordt door terugvertaling in het Hebreeuws;
5. dat hij een man van gezag was, want anders was de plechtige verzek ering:'ik, Johannes, ben degene, die dit alles hoorde en zag' (Op. 22:8) een slag in de lucht.

III Openbaring

JOHANNES IS EEN van de knechten, waaraan God geopenbaard heeft, wat binnenkort geschieden moet (Op. 1:1). Hem werd een blik gegund in de onbekende toekomst. Wat gezien werd, werd gegoten in een vorm, die men apocalyptiek noemt. In het Oude Testament vindt men van dit type literatuur een voorbeeld in het boek Daniël (Dan. 7-12). Men kan ook denken aan Jesaja 24-27, Ezechiël 38 en 39, Joël 2:28-3:21 en Zacharia 1-6; 9-14. En het is dan ook niet toevallig, dat Johannes zich veelvuldig op deze Schriftgedeelten beroept. De buiten-bijbelse apocalyptiek laten we buiten beschouwing, omdat ze voor het doorsnee-gemeentelid vaak onbereikbaar en ontoegankelijk is.

De openbaring heeft betrekking op het geheim van God (Op. 10:7). Dat wil zeggen: op het plan van God met deze wereld. Wanneer de zevende engel op de bazuin zal blazen, wordt dat zonder dralen gerealiseerd (Op. 10:7). En wat dat inhoudt, kan men horen in de lofzangen na de laatste bazuin: het vestigen van het koningschap van God en zijn Gezalfde op aarde, de ontlading van de toom op de rebellerende volken, de opstanding van de doden, het oordeel, de straf en de beloning (Op. 11:15-19). Dat is dan de samenvatting van wat nader uitgewerkt zal worden (Op. 12-22).

Dat is het grote geheim. Daarnaast zijn er ook kleinere geheimen. Sommige zijn gemakkelijk te raden. Babel is Rome als hoofdstad van het keizerrijk (Op. 17:5,18). Het mysterie van de zeven sterren en de zeven kandelaren wordt verklaard (Op. 1:20). Bij het getal 666 (Op. 13:18) en het beest, dat 'was, niet is en zijn zal' (Op. 17:8-11), worden de puzzelaars uitgedaagd. Ook het Hebreeuws is zeer geschikt als geheimschrift. De engel van de onderwereld heet 'Abaddon', maar door het Griekse 'Apollyon' (Op. 9:11) is dit raadsel niet moeilijk op te lossen. Anders is dat met het Hebreeuwse woord 'Harmagedon' (Op. 16:16), dat niet vertaald wordt. Vermoedelijk, omdat de overschrijvers de betekenis er van niet meer wis­ ten.

Voor de kleinere geheimen is schranderheid vereist (Op. 13:18; 17:9). Bij het grote geheim van God (Op. 10:7) schiet alle menselijke wijsheid te kort. Hier is openbaring nodig.

IV Heilige getallen

DE DAG VAN de wederkomst is niet te berekenen. Jezus komt als een dief in de nacht (Op. 3:3; 16:15). Toch wordt er in de Openbaring veel gerekend. Maar dat zijn getallen met een symbolische waarde. Het getal 7 duidt

de totaliteit aan. Dat vindt zijn oorsprong in bet toenmalige wereldbeeld. De aarde werd voorgesteld als een plat vlak, dat als een kurk op de oceaan dreef. Boven de aarde was de hemelkoepel geplaatst. Dat is dan de bekend e drie-deling: hemel, aarde, onderwereld (Op. 5:3,13). De aarde beef t vier boeken (Ez. 7:2; Op. 7:1; 20:8). Dat zijn de vier windstreken Noord en Zuid, Oost en West (Jer. 49:36; Ez. 37:9; Zach. 6:5; Dan. 7:2; Mat. 24:31; Mar. 13:27; Op. 7:1). Telt men drie en vier bij elkaar op, dan is dat zeven. Zo is 7 bet ganse heelal, alles, bet geheel, bet totaal.

Dat is de achtergrond, waarom Johannes zoveel werkt met de getallen 3, 4 en 7. De adelaar roept driemaal 'wee' (Op. 8:13). Het zijn drie onreine geesten, die uit de bekken van bet driemanschap de draak, bet beest en de valse profeet komen (Op. 16:13). Rondom de troon stonden vier dieren (Op. 4:6). Vier engelen hielden de stormen vast (Op. 7:1). De boekrol is met zeven zegels verzegeld (Op. 5:1). Er worden zeven bazuinen geblazen (Op. 8:2). Engelen gieten zeven schalen met toorn leeg (Op. 16:1). Johannes schrijft brieven aan zeven gemeenten (Op. 2 en 3).

Men kan 3 en 4 niet alleen bij elkaar optellen, maar ook met elkaar vermenigvuldigen. Dan komt men op 12. Het nieuwe Jeruzalem beeft een muur met twaalf poorten met daarop de namen van de twaalf stammen van Israël (Op. 21:12). De muur rust op twaalf basementen, waarop de namen van de twaalf apostelen geschreven zijn (Op. 21:14).

Ook twaalf plus twaalf (12 + 12) en twaalf maal twaalf (12 x 12) levert heilige getallen op. Op 24 tronen zijn 24 oudsten gezeten (Op. 4:4). De muur is 144 el hoog (Op. 21:17). Het aantal verzegeld en bedraagt 144.000 (Op. 7:4).

Heilig is eveneens de helft van zeven. De vrouw in de woestijn wordt één tijd, twee tijden en een halve tijd verzorg d (Op. 12:14). Deze tijdsbepaling is ontleend aan het boek Daniël. In juni 168 v. Chr. werd de tempel te Jeruzalem ontheiligd, doordat op het altaar een varken geofferd werd. Dat gebeurde 3 1/ 2 jaar nadat de hogepriester Onias afgezet was. Daniël profeteerde, dat deze tirannie van Antiochus Epifanes IV ook 3 1/ 2 jaar zou duren.

Dat kwam vrij aardig uit. In december 165 v. Chr. werd de tempel weer ingewijd. Eén tijd, twee tijden en een halve tijd = 3 1/ 2 jaar = 42 maanden (Op. 11:2) = 1260 dagen (Op. 11:3; 12:6) is de aanduiding voor de periode van de Messiaanse weeën, die aan de komst van bet Koninkrijk Gods voorafgaan.

V Visioenen

DE OPENBARING GESCHIEDT door middel van visioenen. De bouwstenen worden verschaft door het Oude Testament, de astrologie, de historie en de actuele situatie. Bij de uitleg zal dat blij ken. Hier kunnen slechts een paar voorbeelden gegeven worden. Het beest uit de zee (Op. 13:1-10) is zonder de vier dieren uit Daniël 7 niet denkbaar. Het verhaal van de vrouw en de draak (Op. 12) wordt door de sterren verteld. Wat met de vrouw op het scharlakenrode beest bedoeld wordt (Op. 17), kan alleen verstaan worden, wanneer men de geschiedenis van de Romeinse keizers kent. De zeven brieven (Op. 2 en 3) zinspelen op concrete voorvallen in de gemeenten.

Degenen die de recapitulatietheorie aanhangen, zijn van mening, dat alle visioenen betrekking hebben op hetzelfde onderwerp en dat er in de Openbaring geen voortgaande ontwikkeling is. De zinsnede: 'daarna zag ik' (Op. 4:1; 7:1; 7:9; 15:5; 18:1) slaat alleen op de volgorde van de visioenen en niet op de chronologisch e gang van de te verwachten gebeurtenissen. Het lijkt me, dat deze theorie niet te handhaven is. Er is wel degelijk een climax te bespeuren. Als het vierde zegel verbroken wordt, sterft een kwart van de mensen (Op. 6:8). De rampen, die volgen op het blazen op de zes bazuinen, treffen het derde deel van hemel, zee en aarde en het derde deel van de mensen (Op. 8 en 9). De zeven schalen met de toorn van God worden over allen uitgegoten (Op. 16). Het oordeel wordt dus iedere keer zwaarder. Martelaren roepen om wraak. Maar God zal hun bloed pas wreken, wanneer het getal van hen die gedood zullen worden, vol is (Op. 6:11). De doden, die in de Here sterven, worden zalig gesproken (Op. 14:13). Waarom? Omdat het ergste nog komt en daarvoor zijn ze gespaard gebleven. Eerst gaat het om een oorlog op beperkte schaal (Op. 6:1-8), vervolgens om een oorlog van het beest tegen de christenen (Op. 13:7) en tenslotte om een oorlog van de hele wereld tegen de christenheid (Op. 16:14). De geschiedenis verloopt in fasen en elk stadium vertoont een vergroting van de straf en een verheviging van het verzet. De oordelen vinden hun voleinding in het laatste oordeel (Op. 20:11-15).

VI Compositie

JOHANNES KREEG DE opdracht om op te schrijven, wat hij gezien had, wat is en wat gebeuren gaat (Op. 1:19). Daaraan heeft hij zich gehouden. Hij doet mededeling van de wijze waarop hij geroepen is (Op. 1:9-20). De brieven leggen de feitelijke toestand van de gemeente bloot (Op. 2 en 3). Driekwart van zijn boek bevat de openbaring van wat binnenkort geschieden moet (Op. 4:1-22:5). Het geheel wordt ingeleid door een introductie (Op. 1:1-8) en afgesloten met een ten besluite (Op. 22:6-21).

De proloog en de epiloog corresponderen met elkaar. De Openbaring begint met een groet (Op. 1:4,5) en eindigt met een zegen (Op. 22:21). Het centrale thema is de wederkomst van Christus (Op. 1:7; 22:7,12,20). Dat speelt alleen nog een rol in de zeven brieven (Op. 2 en 3) en komt in het stuk dat handelt over wat geschied en moet, slechts tweemaal voor (Op. 16:15 en 14:14). In het begin en aan het eind wordt gesteld, dat het bijna tijd is (Op. 1:3; 22:10). Christus respectievelijk God zendt zijn engel om de naaste toekomst aan zijn knechten te openbaren (Op. 1:1; 22:6). God is de Alf a en de Omega (Op. 1:8). Zo ook Christus (Op. 22:13). En als laatste parallel zij gewezen op de gelukwens aan het adres van hen die op de profetische woorden van de Openbaring nauwkeurig acht slaan (Op. 1:3; 22:13).

Het hoofddeel Op. 4:1-22:5 heeft een schema, dat telkens onderbroken

wordt. Zeven zegels. Zeven bazuinen. Zeven schalen. Bij de verbreking van het zevende zegel verwacht men het einde van de geschiedenis. Maar in plaats daarvan verschijnen zeven engelen, die op de bazuin zullen blazen (Op. 8:1). Ook de laatste bazuin luidt nog niet de voleinding van de wereld in (Op. 11:15), maar wordt gevolgd door zeven engelen met de schalen gevuld met de toorn van God (Op. 15:1). Als de laatste schaal geledigd is, wordt het vonnis over Babel = Rome voltrokken (Op. 17:1-19:10); worden het beest, de valse profeet en de draak gegrepen en in de hel geworpen (Op. 19:11-20:10); staan de doden op om geoordeeld te wor­ den (Op. 20:11-15) en daalt het nieuwe Jeruzalem uit de hemel neer (Op. 21:1-22:5).

Tussen de verbreking van het zesde en zevende zegel wordt een pauze ingelast. De 144.000 worden gesigneerd met het zegel van God en voor de troon van God staat een ontelbare schare (Op. 7). Tussen het blazen op de zesde en zevende bazuin worden twee hoofdstukken ingeschoven. Johannes moet profeteren over de volken (Op. 10) en over het oude Jeruzalem vallen harde woorden (Op. 11). Een lange uiteenzetting wordt ingevoegd tussen het blazen op de zevende bazuin en het uitgieten van de eerste schaal. Daarin wordt duidelijk gemaakt, waarom het Romeinse keizerrijk te gronde moet gaan. Rome is een instrument van de duivel (Op. 12). De satan bedient zich van twee handlangers: het beest uit de zee en het beest uit de aarde (Op. 13). Tenslotte wordt gepreludeerd op het oordeel (Op. 14).

Een belangrijke plaats als intermezzo nemen de lofzangen in. De vier dieren zingen het driemaal heilig (Op. 4:8) en de vierentwintig oudsten prijzen God als de Schepper (Op. 4:11). Wanneer de boekrol aan het Lam overhandigd wordt, wordt het toegezongen, eerst alleen (Op. 5:9,10,12), daarna samen met Hem, die op de troon gezeten is (Op. 5:13). De liederen, die daarop volgen, hebben een sterk anticiperend karakter (Op. 7:10,12; 11:15,17,18; 12:10-12; 15:3,4; 19:1,2,5; 19:6-8). Zij grijpen vooruit op de overwinning.

VII Profetie

JOHANNES ZEGT ZELF, dat zijn werk als profetie opgevat moet worden. Dat staat in de proloog en in de epiloog (Op. 1:3 en 22:7). Hij bezweert de overschrijvers, dat zij niets af of toe mogen doen aan zijn profetische woorden (Op. 22:18,19). Het visioen van de engel met het boekje, dat Johannes op moet eten, stelt hem in de lijn van de Oudtestamentische profeten. Zoals Amos, Jesaja, Jeremia en Ezechiël profetische uitspraken deden over verschillen de volken, zo moet ook Johannes profeteren over veel natiën, volken, talen en koningen (Op. 10:11). (

Als profeet maakt Johannes veelvuldig gebruik van het perfectum profeticum. Wat daarmee bedoeld wordt, kan het volgende voorbeeld verduidelijken. Babel is nog niet gevallen. Toch staat het zo vast, dat dat gebeuren zal, dat de ondergang als reeds geschied verkondigd kan worden. Een engel roept: 'Gevallen, gevallen is het grote Babylon' (Op. 14:8). Nog schijnt de zon, maar de barometer wijst storm aan. Ook veel lofzangen zijn proleptisch van aard. Stemmen in de hemel klinken: God en zijn Gezalfde zijn koning geworden over de wereld (Op. 11:15) en de oudsten danken God, dat Hij zijn grote macht gegrepen en het koningschap aanvaard heeft (Op. 11:17). Het stormt nog, maar de barometer staat op mooi weer.

Het onderscheid tussen Johannes en de profeten uit het Oude Testament ligt daarin, dat de Openbaring sterk christologisch gefundeerd is. En dat is ook het verschil met de Joodse apocalyptiek. Alleen het Lam mag het boek met zeven zegels openen (Op. 5:5). Het Lam is de overwinnaar in de oorlog met het beest en de tien koningen (Op. 17:14). Als de Ruiter op het witte paard verslaat Hij het beest, de koningen en hun legers (Op. 19:11-21).

Deze christocentriciteit is ook het kenmerk om uit te maken, wat ware en wat valse profetie is. De valse prof eet (Op. 16:13; 19:20; 20:10) is de priesterschaar, die de keizerverering afdwingt (Op. 13:11-18). De ware profetie is het getuigenis van Jezus. Dat is de Geest van de profetie (Op. 19:10). Wat de Geest de gemeenten te zeggen heeft (Op. 2:7,11,17,29; 3:6,13,22) is dat, wat Jezus over die gemeenten in Asia heeft laten op­

schrijven (Op. 2 en 3). Ook daar komt de valse profetie voor: de leer van de Nicolaïeten (Op. 2:6; 2:15) en een vrouw, een Izebel, die beweert, dat zij een profetes is (Op. 2:20). Daarom moet men goed naar de Geest, dat is naar Jezus luisteren.

In de Griekse kerk is lang gestreden over het al of niet opnemen van de Openbaring van Johannes is de canon. In de Latijnse kerk is dat praktisch niet het geval. Daar is meer gediscussieerd over de Brief aan de Hebreeën. Lange tijd ontbraken de Algemene Zendbrieven en de Openbaring in de canon van de Syrische kerk. Daar liep de strijd voornamelijk over het gebruik van het Diatessaron in plaats van de vier Evangeliën. Calvijn heeft in zijn verklaring van de boeken van het Nieuwe Testament geen commentaar op de Openbaring geschreven. Luther vond de Openbaring noch apostolisch noch profetisch. De rechtvaardiging door het geloof alleen is echter niet de enige maatstaf om een bijbelboek het apostolisch en/of het profetisch karakter te ontzeggen. Johannes profeteert de ondergang van Babel = Rome als antigoddelijke macht. En dat is een profetisch getuigenis in de stijl van Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël.

VIII Literatuur

DE KLASSIEKE COMMENTAAR op de Openbaring is nog steeds R.H. Charles, A critical and exegetical commentary on the Revelation of St. John in two volumes , T & T Clark, Edinburgh 1920.

Een goede gids is A. J. Visser, De Openbaring van Johannes, in de serie: De Prediking van het Nieu we Testament, G. F. Callenbach, Nijkerk 1965. Daarin vindt men ook een beredeneerd overzicht van de gangbare com­ mentaren. Waardevol is de bijdrage van W. C. van Unnik in Commentaar op de Heilige Schrift, H. J. Paris, Amsterdam 1956, die de Openbaring van korte uitlegkundige notities voorzag.

Wie zich voor de astrologische achtergrond en interesseert, kan terecht bij J. de Zwaan, De Openbaring van Johannes, De Erven F. Bohn, Haarlem 1925. In tijden van crisis wordt de Openbaring telkens actueel. Een voorbeeld, hoe in de tweede wereldoorlog het laatste bijbelboek verklaard werd, vertel1en de voordrachten, gehouden in de winter 1943/44, door K. H. Miskotte, Hoofdsom der Historie, G. F. Callenbach, Nijkerk 1945.

Hoezeer de kunst door de Openbaring beïnvloed is, toont het boek van Frits van der Meer, Apocalypse, Mercatorfonds, Antwerpen 1978. Een prachtig plaatwerk met deskundige toelichtingen op het rijke illustratiemateriaal. Ook kunstenaars geven commentaar. Zij hebben zich laten inspireren door de visioenen van de ziener op Patmos. Of het filologisch allemaal klopt, is een heel andere kwestie. Een combinatie van exegese en kunstgeschiedenis biedt Gilles Quispel (in samenwerking met de grafisch ontwerper Emil Bührer) in: Het Geheime Boek der Openbaring, W. Gaade, Amerongen 1979, dat een schat aan gegevens en reprodukties bevat. Zijn stelling, dat de Openbaring van Johannes als een individuatieproces beschouwd dient te worden (blz. 130 vv.), roept grote bezwaren op. Dat Johannes waarschijnlijk een eunuch zou zijn in de zin van Mat. 19:12 (blz. 1322e kolom), dat de Vrouwe uit Op. 12 de Heilige Geest zou zijn en dat de Heilige Geest de vrouw van God is (blz. 132 3e kolom), dat bij de doop in de Jordaan de wedergeboorte van Jezus plaatsvond (blz. 133 3e kolom), vráágt om tegenspraak.

Over de verhouding van eschatologie en apocalyptiek handelt A. M. Brouwer in: Wereldeinde en wereldgericht, H. J. Paris, Amsterdam 1928. Lezenswaardig is A. M. Beek, Inleiding in de Joodse Apocalyptiek van het Oud- en Nieuwtestamentisch tijdvak , De Erven F. Bohn, Haarlem 1950. Uitvoerig is het werk van Paul Volz, Die Eschatologie der jüdischen Gemeinde im neutestamentlichen Zeitalter , J. C. B. Mohr, Tübingen 1934.

Voor historische informatie over de zeven gemeenten van Azië leze men A. Sizoo, Uit de wereld van het Nieuwe Testament, J. H. Kok, Kampen 1948. Het artikel van E. J. Jonkers, 'De keizercultus', in: Het Oudste Christendom en de Antieke Cultuur, H. D. Tjeenk Willink en Zn., Haarlem 1951, deel 1, blz. 179-192, geeft een goed inzicht in deze materie. Zeer grondig over het duizendjarig rijk is Hans Bietenhard, Das Tausendjährige Reich, Zwingli-Verlag, Zürich 1955. Voor de door mij voorgestelde oplossing van het raadsel van het getal 666 (Op. 13:18) verwijs ik naar mijn opstel 'Die Zahl des Tieres, die Zahl eines Menschen', in: Miscellanea Neotestamentica, Volumen Alterum, E. J. Brill, Leiden 1978, S. 191-201.

Het spreekt bij de Openbaring vanzelf, dat nog heel veel literatuur op te sommen was. Maar de ontwikkelde en belangstellende leek kan voorlopig vooruit.