De ongelovige Abraham (en zo is hij de 'vader van alle gelovigen')
Het geloof van Abraham ('Aufbruch', op weg aan.
Abraham zien (voor de 50-jarigen)
de ongelovige Abraham, oftewel de 'de vader van alle gelovigen'
Abraham dus, aartsvader Abraham, de ‘vader van allen die geloven’. Die titel is de vondst van Paulus waar ik reeds over sprak. Hij heeft die genoteerd in een brief aan kleine groep christen in Galatië, ergens in midden van het huidige Turkije. En hij is populairder dan ooit, omdat hij zo heerlijk kan worden ingezet als bindmiddel bij spanningen tussen joden, christenen en moslims. Voor alledrie is hij immers een belangrijke figuur (identificatie, referentie).
De Abrahamitische godsdiensten noemt men ze tegenwoordig graag.
Klinkt mooier, eensgezinder, dan het is. Trouwens: helemaal eerlijk vind ik dat ook niet, want de Abrahamcyclus is Joods, door en door Joods, en dateert al van ongeveer 9 eeuwen voor het begin van onze jaartelling. En de christenen en de moslims zijn met deze Joodse verhalen aan de haal gegaan… en hebben die behoorlijk naar hun hand gezet. Maar okay, laten we even meegaan in de gedachtengang: positief gezind. Abraham … de vader van alle gelovigen. Drie godsdiensten gaan op hem terug. Dan is het eigenlijk wel interessant om eens te kijken wie dat dan was, die Abraham en wat hij dan geloofde…
Wel, dat levert al meteen een behoorlijk verrassing op.
Abraham valt namelijk vooreerst op omdat hij NIET traditioneel gelovig is.
Abraham is de man die ‘breekt’ met de traditie, ook die van de godsdienst, die nieuwe wegen inslaat, horizonten verkent die nog niemand heeft onderzocht.
In de Joodse verteltraditie circuleert een heel kras verhaal over de jonge Abraham, die dat in één keer duidelijk maakt. Een midrasj… het gaat over Abram’s vader, Terach.
Rabbi Chijja (3e eeuw) vertelt:
Terach baatte in Ur der Chaldeeën een winkeltje uit met
religieuze artikelen: kaarsen, votiefschalen, maar vooral godenbeeldjes.
Terach maakte die zelf, en – het moet gezegd – ze waren erg mooi en hij
verdiende er goed z’n brood mee.
Op een dag moest hij op reis voor een
zakelijke bespreking en liet hij de winkel over aan zijn zoon Abraham. Als
Terach ’s avonds thuis komt, treft hij z’n hele winkel in puin aan. Overal
scherven en brokstukken, alle beelden stuk op één na.
‘Wat is hier gebeurd,
jongen; roept Terach ontzet uit?’
‘ach Vader, zei Avram, ik zal het maar
meteen opbiechten, ik kan het voor u toch niet verborgen houden. Er kwam een
vrouw in de winkel en die had een schaal meel bij zich en zei tegen me: ‘Hier,
geef dit maar hen’… en ze wees op de beelden. Nou dat heb ik gedaan. Maar wat er
toen gebeurde, je zult het niet geloven. Eerst zei deze hier, en Abraham raapte
een half hoofd op van de grond: ‘Ik wil eerst eten van het meel’, en toen riep
die ander: ‘Nee, ik eerst’. En toen begonnen ze te vechten en tenslotte stond
die grote daar, Gedoela, recht, pakte een stok en vergruizelde ze allemaal’
Terach zei: ‘Jij drijft de spót met mij!. .. Hebben ze soms verstánd?!'
Zei
Avram: ‘En jouw oren, horen die niet wat je mond zegt!!’
Voilà: de vader van alle gelovigen begint dus zijn carrière met een acte van ongeloof.
Hij gelooft niet in de religie der vaderen. Hij spot ermee.
zeg nou zelf: dit verhaal lijkt eerder weggelopen uit SKEPP, dan uit een religieus boek.
En het is trouwens nog niet afgelopen.
Rabbi Chijja weet nog meer te vertellen:
Toen Terach dat antwoord van zijn zoon hoorde, greep hij
hem bij zijn oren, en sleept hem naar Nimrod (die kent u misschien niet, maar
dat was zo’n beetje de boeman van de oertijd, een sinistere en machtige jager,
architect ook, van de toren van Babel).
Nimrod zei tegen de jongen. Snotneus,
Wijsneus, jij gelooft dus niet in de goden, jij denkt dat je wel zonder kan, nu
dan zal ik je eens een lesje leren:
Hier: ‘kniel voor het vuur, dat alles
verteert.’
Zei Abraham: ‘Nou, kunnen we dan niet beter knielen voor het water
dat het vuur kan doven’
Zei Nimrod tegen hem: ‘Laten we knielen voor het
water!’
Zei hij: ‘Als we dan eens knielden voor de wolken die het water
dragen.’
Zei Nimrod: ‘Laten we knielen voor de wolken.’
Zei hij: ‘Als we
dan eens knielden voor de wind die de wolken uiteenjaagt.’
zei Nimrod: ‘Laten
we knielen voor de wind’
Zei Abraham: ‘Laten we dan liever knielen voor
de mens die de geest (in het Aramees hetzelfde woord als wind, roe-ach) draagt.’
Nimrod ontplofte en zei: ‘Jij, goddeloze, jij speelt met woorden!’ Wat mij
betreft, ik zal mij voor niets anders neerbuigen dan voor het vuur. En ik zal
jou er middenin werpen. En dan zullen we nog wel eens zien wie er gelijk
heeft….’
Abraham de vader van allen die geloven: Volgens zijn nazaten, de joden, is hij zijn carrière begonnen als beeldenstormer, vrije geest, en verdediger van de eer van de mens !
Misschien iets voor de drie abrahamitische religies om ook eens in hun leerboeken op te nemen?
Afin, straks meer over welk geloof Abraham dan wel aangehangen heeft…
Wat is nu het meest karakteristieke van Abraham.
Daarvoor moeten we terug naar het allereerst officieel geboekstaafde verhaal waarin hij voorkomt. Dat staat in het boek van het begin (beresjiet – bij ons bekend als Genesis), hoofdstuk 12.
Daar krijgen we te horen dat Abraham weggegaan is uit zijn land, z’n familie heeft verlaten, en op weg is gegaan naar ‘een land dat God hem tonen zou’…
Waarom?
omdat hij ‘een stem heeft gehoord, die dat tegen hem heeft gezegd’:
Abraham, kom en ga op weg, uit je land, uit je familie, en uit het huis van je vader… en ga naar een ander land dat ik je zal laten zien..”
hit the road Jack…
En daar in dat land, Avram, zal ik je groot maken en je zult gezegend worden met een talrijk nageslacht.
Dat is de kern van de Abrahamverhalen: ‘op weg gaan’… Aufbruch heet dat in het Duits.
De ‘Ik’ die hier spreekt, is God, maar niet de standaardgod, die van de beelden in de winkel van z’n vader. Dit is een andere God, want zoals u weet, zijn niet alle goden gelijk; Integendeel. Abraham heeft voor deze God zo snel geen naam … Voorlopig is het gewoon ‘een stem’ in hem.
Dat moet u niet verkeerd verstaan. Als in de verhalen van vroeger mensen ‘Gods stem’ vernemen, dan wordt daar geen neurologische afwijking mee bedoelt, tenminste in de meeste gevallen niet, maar veeleer een aanduiding van een innerlijk gebeuren, een geestelijk proces.
Profeten en apostelen, dat waren mensen die over de dingen des levens nadachten. Zij namen de dingen niet at face value, maar zochten naar zin en samenhang. En soms drong zich een bepaald betekenis, roeping, of gemis… zo sterk op, dat ze het niet langer konden negeren.
Dan was het alsof een stem zei: ‘ga’… ga weg, of ga, ga ervoor, wat de anderen er ook van zeggen. Dat is jouw droom, dat is jouw weg.
En Abraham ging.
'Ga je op reis, Abram?'
'Ja, ik ga op reis.'
'En
waar gaat de reis heen, Abram?'
'Ik ga naar Kanaän.'
'Wanneer denk je
terug te komen?'
'Ik weet niet of ik nog wel terugkom:
Er wordt over
gesproken in de poort.
'Abram gaat ons verlaten. Wat is er toch met die man?'
'Ach, het is een apart type. Er is iets met hem. Hij heeft iets .. .'
Inderdaad. Hij heeft iets, wat anderen niet hebben. Hij ziet de dingen anders dan doorsnee mensen, dat veroorzaakt onrust in z’n binnenste. Of zoals de dichter het in een ander lied zegt: ‘eeuwig heimwee spoort hem aan’. Hij zoekt naar iets, maar hij weet eigenlijk zelf niet goed wat het is.
Abraham is het prototype, zegt de bijbel, van de mens die op die manier zijn leven leeft en beleefd. Abraham, de mens met onrust in zijn hart, met verlangen in zijn ziel, die zich niet automatisch kan neerleggen bij hoe de dingen ‘nu eenmaal’ zijn. Hij voelt zich geroepen om te leven, om mens te worden, méér mens dan hij al is, om te groeien. Hij heeft een droom. Hij wil verbanden zien, hij wil verbinding maken, hij wil leven…’
Daarom ging Abram op reis. En hij kwam in het land Kanaan.
Kanaan is Palestina, Israel, maar Kanaän is ook het beloofde land, ‘the promised land’, waar Martin Luther King zo gepassioneerd over kon spreken. En dan had hij het over het land waar blank en zwart, rijk en arm in vrede samen leefde…en evengoed over de hemel en die twee haalde hij niet uit elkaar, want het ware Kanaan, dat is de hemel op aarde.
En naar dat land is Abraham op weg, … op zoek.
En Abram ging en hij kwam in het land Kanaän.
Maar, zegt de verteller laconiek, de Kanaäniet was in het land.
Daar sta je dan. Je komt in het land van belofte, maar er zit al een volk ... En die zitten ook echt niet op hem te wachten.
En dan te bedenken dat daar geen verandering in zal komen. Abram zal het een leven lang moeten doen met de belofte, en als hij sterft, heeft hij van dat land niet meer in bezit dan een graf.
En wat doet Abram? Wel hij slaat zijn tent op en bouwt een altaar voor zijn God. Want dit is toch het beloofde land? En verder doet hij niets. Hij ontketent geen godsdienstoorlog, hij hakt de terebint van Mamre niet om, hij vervloekt de kanaanitische goden niet … Neen, hij houdt vrede met alle mensen, voorzover het van hem afhangt. Vervolgens doorkruist hij het hele land, en overal waar hij komt en z’n tent mag opslaan bouwt hij een altaar voor zijn nieuwe God.
Daarmee zegt hij: ‘O Heer, ik dank u voor dit land. dat ik hier leven mag. Nooit zal ik vergeten dat u het ons gaf.’ niet het land, maar het leven in het land.
Het land van belofte wordt in geloof bewoond, ookal wordt het niet bezeten.
En als men denkt het te bezitten is men het kwijt.
Het is het land van de hoop... het is er altijd, maar je bent er nooit.
Abraham is een eeuwige pelgrim, altijd onderweg, nooit arrivée. Eeuwig heimwee spoort hem aan.
Dit is dan ook de kern van Abrams geloof. Hij leeft van vertrouwen, vertrouwen dat het goed is om op aarde te leven, en dat dat ook zal blijken in the end, en dat wat gisteren misging en vandaag niet lukt, morgen toch nog kan komen…, En ookal komt het niet dan is het toch beter om er naar verlangd te hebben, dan zonder te moeten leven. En zo voegt de apostel Paulus toe, vervult God zijn belofte dat hij ‘een groot nageslacht zou krijgen’ .. Want allen die geloven zijn Abrahams geslacht… , geboren uit den hoge, getogen uit de nacht.
In het lied dat in het volgende deel aan bod komt, wordt deze gedachte in de typische stijl van Willem Barnard (virtuoos associatief, spelend met woorden) uitgewerkt tot een lied. Het enige dat u moet weten dat is dat in het bijbels ABC het woord ‘geloven’ niet zozeer betekent dat je ‘allerlei ongelooflijke dingen voor waar aanneemt’, maar ‘fiducie hebben’, vertrouwen… basic trust dat het leven de moeite waard is om geleefd te worden, dat het ook de moeite waard is om gewaagd te worden.
Allen die zo leven, ‘geloven’, zijn Abrahams geslacht.
Iemand die 50 jaar wordt, 'heeft Abraham gezien'
Vreemde uitdrukking eigenlijk…
Ik vroeg me af, waar die vandaan komt.
uit de bijbel, waar anders. En wel uit het evangelie naar de beschrijving van Johannes, hoofdstuk 8, ver 57
Jezus is daar in een enorm ingewikkeld twistgesprek met zijn Joodse collega’s verwikkeld. En op het moment dat bijna niemand nog volgen kan waar het over gaat, wordt Abraham erbij gehaald. Jezus claimt dat Abraham het geweldig zou hebben gevonden om dit mee te maken, zijn dag. Letterlijk zegt hij:
56 Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te
zien en hij heeft die gezien en zich verblijd.
57 De Joden dan zeiden tot
Hem: Gij zijt nog geen vijftig jaar en hebt Gij Abraham gezien?
58 Jezus zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer Abraham was, ben
Ik.
59 Zij namen dan stenen op om naar Hem te werpen; maar Jezus verborg
Zich en verliet de tempel.
Voilà, het zoveelste voorbeeld van een halfbegrepen bijbelwoord dat een eigen leven is gaan leiden en tot een spreekwoord geworden. De betekenis is echter wel duidelijk: Als je claimt dat je ‘Abraham hebt gezien’, dan word je geacht ‘wijs te zijn. Jaja.