Afscheid
een oude dame
Op
school stonden ze op het bord geschreven,
het
werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
hiermee
was tijd, was eeuwigheid gegeven,
de
ene werkelijkheid, de andere schijn.
Hebben
is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is
van de wereld en haar goden zijn.
Zijn
is, boven de dingen uitgeheven,
vervuld
worden van goddelijke pijn.
Hebben
is hard.
Is
hongeren en dorsten
is nooit verzadigd zijn.
Zijn
is de ziel, is luisteren, is wijken,
is
kind worden, naar de sterren kijken,
en
daarheen langzaam worden opgelicht.
naar Ed Hoornik
In de wereld van het hebben stelde ze niet zoveel
voor. Daarin voelde ze zich ook niet op haar gemak. Al die mensen,
die zoveel moeten, die bruisen van activiteit, dadendrang en slagkracht.
Dat was haar wereld niet. Dolblij was ze als ze dan weer terug mocht
keren naar haar huis, naar haar wereld.
Dan kon ze de schijnwereld afschudden en
de werkelijke wereld weer terug ont-dekken. De wereld van het zijn.
Hoe ? Bijv. door heel dicht bij de dingen te zijn. zo zoals
zij dat kon. Vol aandacht voor het leven, het kleine leven om haar
heen, heel intens.
Ik
citeer een brief, die schreef ze veel, althans dat probeerde ze
toch:
“t Is zondagmiddag, half drie, dus nog lekker vroeg. Ik heb de stoel
buiten gezet, onder de pereboom. ... Ik zit hier naast de vogelvoerplaat.
Ik strooi ook wat voer op de grond voor hen die het laag zoeken.
Van de winter had ik 14 verschillende vogels. Veel hè ! ... vinken,
mussen, roodborst en 3 soorten mezen. Al die kleuren..., echt iets
voor een “Marjolein Bastin” plaatje.”
Of:
“De gele bloem heb ik vervangen door een rode gerberastek, de blauwe
lobelia’s passen goed, en dat staat op de stoep met een bakje licht
blauwe viooltjes. Zo mooi; zo mooi ! Ik mag dat graag doen, zo je
uttelen met plantjes, ook in de tuin, verzetten, stekken, nog weer
eens verzetten... Lach niet, als ik morgen naar x ga, gaat mijn
stekbakje mee, dat is te precies werk om anderen mee lastig te vallen...”
Ja, inderdaad in de snelle wereld van het hebben,
waar de doeners het voor het zeggen hebben, word je dan uitgelachen
– en dat doet pijn, meer dan men zich vaak realiseert – want in
die wereld waar alles snel moet gaan en nuttig moet zijn, moet opleveren,
telt dat allemaal niet, maar in de wereld van het zijn, ik wik mijn
woorden: godzijdank: wel.
In die wereld was ze kind aan huis.
Ze genoot er ook zichtbaar van. Van de vogelen des
hemels, die daar lopen door de lucht. “Zelfs Salomo in al z’n schoonheid,
kon niet tippen aan één van deze”, zegt Jezus in de bergrede. Ze
zou knikken. Van de vogels, van de bloemen op het veld en van de
mensen om haar heen.
Aandacht, mee-levende
aandacht. Oog voor, zorg om.
Hun zijn, hun wezen. Er – zijn, welzijn
Uit
een latere brief:
“Mijn verjaardag was heerlijk. De dag ervoor had ik gasten; zomaar
5 mensen. Ik had een boekje over origami gekregen en daar hebben
we gezamenlijk op zitten zwoegen, zo maar, lekker. En met z’n allen
buiten gegeten en dat is op zich al feestelijk. Op de dag zelf bezoek,
veel post en, telefoon. een goed gevoel dat je voor zoveel mensen
bestaat.”
Dat
je er-zijn mag, dat je bestaat. Niets gaat boven dit gevoel... En
dat gevoel, van bevestiging van je bestaan.... vind je niet in kicks.
Neen voor haar waren het de kleine dingen die t m deden..
Over
een vakantie:
“t
Is goed voor een mens zo eens twee weken geen andere zorg te hebben
dan het gaar koken van de aardappels. zo maar “zijn” en verder niks.”
Zomaar
“zijn” en verder niks.
Geen
filosoof kan het beter zeggen, geen dominee ook.
Ik
waag vandaag de stelling dat deze vorm van “zomaar er-zijn”, vol
aandacht voor “al wat is” ook en vooral voor het kleine, kwetsbare,
de rare vogels die het “laag zoeken” (denk nog eens aan haar
voederplank) vol dank voor het “schone”, het mooie.
Ik
waag de stelling dat dàt is wat die vreemde God van Israel voor
zijn mensen “droomt”. De droom die ook Micha maar niet uit z’n hoofd
kon zetten.
Op
het laatst uiteindelijk – als het erop aankomt – moet het
toch weer worden, zo, zoals het in het begin was, zoals het principieel
was bedoeld: , dat “een mens, ieder mens, zal zitten onder
zijn wijnrank en onder zijn vijgeboom, en door niemand wordt opgeschrikt”.
Want
de wapens, die in de wereld van het hebben, zoveel dood en verderf
zaaien, die zijn omgesmeed tot “tuinbouwgereedschap”... een ploegijzer,
een snoeimes. Hoogstens dat.
om
te helpen in deze wereld toch nog stukjes “tuin”, hof van Eden,
te bewaren: oases van rust, in een woestenij, bronnen van Zijn,
in een wereld vol hebberigheid.
Neen,
niet, dat het zijn passief is. Helemaal niet, of zich zomaar bij
alles neerlegt. Integendeel: De droom heeft bij Micha de vorm gekregen
van een vlammende aanklacht, een protest.
Maar
de activiteit is van een andere orde dan die in de wereld van de
doeners en de hebbers. Het is activiteit die erop gericht is het
“Zijn” van zichzelf en anderen te behoeden.
Hoeders
van het Zijn, daartoe zijn de kinderen van deze God geroepen.
Dat
kost veel tijd, en veel energie.
Zij
probeerde dat ook. Veel en vaak, sporen van het Zijn te redden voor
de vergetelheid. Zo was ze de agenda’s van haar vader aan het uit
typen. Er stond niet veel bijzonders in, maar toch.
“na 15 jaren te hebben overgetypt ben ik gestopt. Emotioneel kon
ik het niet meer, en ik betrapte me er op dat ik oude spelling ging
schrijven. Even rust, ik maak het wel af maar dan niet zo veel achter
elkaar....”
Of
de erfenis van een oude oom , 5 grote vuilniszakken vol, sorteren,
uitzoeken: oude foto’s determineren, de mensen thuisbrengen ...
wat een woord ! En dan jubelt ze over wat ze vindt:
“ik ben niet geschikt voor VUT. Ik wil zo veel. Naaien, breien,
handwerken, klossen, planten in huis, met papier prutsen, stamboom,
boek over de R en H (nvdr: twee dorpen), boek over familie,
kerkarchief, logeren of vacantie, bakken. Hopelijk word ik 150 jaar.”
Ja,
natuurlijk wou ze teveel. het Zijn is ook zo rijk. Het vraagt veel
aandacht.
Ze
kreeg het dan ook allemaal niet af. Ze wou het goed doen. Dat wil
zeggen het was allemaal te wezenlijk voor haar (letterlijk
= betekende iets voor haar wezen, voor haar zijn). Zodat ze het
niet kon afraffelen. En: als het zijn zich meldt, dan moet je het
ook niet missen, dan moet je er ook van genieten. Zo kon een brief
vertraagd worden, gewoon omdat de zon is gaan schijnen. En als de
zon schijnt dan moet - ik citeer nog een keer een brief: “Iedere
zonnestraal .... benut worden, ik wil er niks van missen. Dit laatste
deel is dan ook in de luie tuinstoel geschreven.... Heerlijk...”
“Wie
er van uitgaat dat iets werkelijk de moeite waard is, die kan er
zich ook niet op een drafje vanaf maken..”
Wie
gelooft, haast niet....
Dat
zei de profeet Jesaja, toen in Sion iedereen in paniek was. De vijand
lag voor de poort, de ondergang dreigde. Niemand wist nog van welke
hout pijlen maken. Allerlei wilde plannen werden gesmeed, in het
paleis, maar ook in de tempel. Het was me een bedoening.
Jesaja
– nog zo’n dromer, hoeder van het zijn – herinnert dan het volk
met z’n leiders eraan, dat “als de Heer (Hij die IS) het huis niet
bouwt, dat dan de bouwlieden tevergeefs zwoegen”.
En
de grondsteen, de hoeksteen, het fundament dat die God (Hij die
het ZIJN zelve is) heeft gelegd, zo voegt Jesaja toe... een kostbare
en kostelijke steen is dat, onvervangbaar, maar ook onmisbaar die
draagt een inscriptie: “Wie gelooft, haast niet....”
Ik
pas toe: Wie gelooft, dat wil zeggen, wie z’n leven wil verankeren
in het ZIJN (in Hem-die-is), die raffelt z’n leven niet af, die
panikeert ook niet als de dingen anders gaan dan gedacht... Die
neemt, ook in tijden van crisis, de tijd om te verwijlen bij de
dingen, te peilen naar de onderliggende stroom, die ons individueel
levende mensen te boven gaat. En die te vinden, terug te vinden.
Zou
de pijn, geen snoei kunnen zijn, een zuivering, om nog rijkelijker
vrucht te dragen ?
Je
kunt dat besef niet afdwingen, niemand opleggen, maar er wel zelf
naar streven..
Wie
gelooft, haast niet.
Geloven
= vertrouwen hebben, betrouwbaar achten. Wat ? het ZIJN, het leven,
zoals het zich aan ons openbaart en meedeelt.
Die
haast niet, haasten in de zin van forceren.
Er
valt trouwens ook weinig te forceren, in het leven.
De
echt belangrijke dingen overkomen je meer dan dat je ze doet.
Je
kunt wel naar bed gaan, maar de slaap moet je gegeven worden
Je
kunt wel kennis vergaren, maar inzicht moet je geschonken worden
Je
kunt jezelf wel doen gelden, maar geen moed geven.
Je
kunt je lusten botvieren, maar liefde overkomt je.
Wat
het leven dus echt de moeite waard maakt, hoe lang of kort het ook
duurt, onttrekt zich aan onze greep, maar komt – excuseer voor de
mystieke taal – komt overwaaien uit de tuin van de ziel, waar de
Geest Gods door moerbeitoppen ruist.
Of
simpel gezegd: dat is dat we – simpelweg – ‘er mogen zijn’.
We leven van genade… elke dag.
En,
als je dan met zulke open ogen door de wereld mag gaan, dan groet
je s’morgens de zon èn de dingen en de mensen. Dan prijs je Gods
trouw en krijg je na vele levensdagen een wijs hart,
Dan
begin je gaandeweg te onderscheiden wat belangrijk is en wat niet,
waar het op aankomt, en waar helemaal niet. Dan geeft het ook niet
dat zovele dingen niet afkomen, want je hebt bij de wezenlijke verwijlt.
Dan
verdwijnt de kramp, kun je je eindelijk ontspannen.
Je
hebt niets tekort, want je bent er.
en
je bent ook niet bang dat je iets te kort komt, want je mag er zijn.
Niet
hebben, maar zijn.
Punt
aan de lijn.
Amen.