MATTHEUS 11, vers 28 

"Komt tot mij, allen, die vermoeid en belast zijt..."

[vrij naar Kierkegaard, een stijl-oefening]  [lijst met preken]

Een wonderlijke uitnodiging is dit. Als mensen samenkomen om feest te vieren of zich aan het werk te zetten, dan wordt gewoonlijk tot de sterken en actieven gezegd: Komt tot ons, doe mee, laten we onze krachten verenigen! Van de bekommerde wordt echter gezegd: Neen, hem willen we er niet bij hebben, hij zou de ­vreugde alleen maar storen, en het werk ophouden. Ja, zo gaat dat. En de bekommerde voelt dat wel, zelfs zonder dat men hem dat zegt; en zo komt het, dat menig bekommerde zijn eigen afgelegen en eenzame weg gaat, zich niet teveel laat zien, niet deelneemt aan het leven van anderen, opdat hij hun blijdschap niet zou verstoren, opdat hij hun werk niet zou ophouden.
Nu echter de uitnodiging hier uitgaat tot àllen, die vermoeid en belast zijn, is het duidelijk dat niemand hier van tevoren stilzwijgend is uitgesloten. Hoe zou een bekommerde hier nog kunnen zeggen: deze uitnodiging gaat mij niet aan. Integendeel: hij wòrdt uitverkoren boven de anderen om te komen... 

Allen, die vermoeid zijn, wie zijn dat?

Dat zijn zij, die in het 'zweet huns aanschijns' hun brood verdienen, of dat wel zouden willen, maar niet kunnen of mogen, of dat wel proberen, maar daar maar niet in slagen, zeker. Maar niet alleen zij zijn bedoeld: men kan ook vermoeid zijn door andere dan fysieke oorzaken: Doordat men met zware gedachten worstelt, doordat men eigen of andermans leed mee draagt, doordat men twijfelt aan zin, bestemming... Ook zulke mensen zijn vermoeid als die zwemmer, die zich een weg moet banen doorheen een zware branding naar de kust...

Allen, die belast zijn, wie zijn dat?

Niet alleen diegene is belast, die zichtbaar een zware last draagt, die zichtbaar in moeilijke omstandigheden moet leven, die zeker. Maar niet alleen zij zijn bedoeld. Iemand kan ook belast zijn, wiens last niemand ziet, die zelfs misschien zich enorm moeit om die last voor anderen (en zichzelf) verborgen te houden. Ja, misschien moeten we nog verder gaan: Is niet iedereen, die hier op aarde leeft en beweegt, handelt en zwijgt, relaties aangaat en afstoot... is niet iedereen in zekere zin 'vermoeid en belast'? Is daar niet in de diepte van elk menselijk bestaan een 'zware zorg', die niet met het aardse en het tijdelijke te maken heeft, die niet van de uiterlijke omstan­digheden afhangt, die niet door het verleden of de toekomst wordt bepaald; de zorg, de 'zware zorg' die daarmee van doen heeft, dat wij mensen meer zijn dan 'onbewust instinctief, rechttoe-rechtaan levende' dieren zijn; dat wij meer zijn dan de som van onze biologische aanleg, psychologische bepaaldheid en vriendelijke of onvrien­delijke milieufactoren. Dat wij m.a.w. een paradox zijn, een samenstel­ling van twee met elkaar strijdende factoren: tij­delijk en eeuwig tegelijk... in het aardse leven levend, terwijl toch onze wandel in de hemelen is.
En dat wij ons daarvan, van onszelf, bewust zijn, zo zoals we ons ook van diezelfde uniciteit van onze evennaaste bewust zijn, en dus van goed en kwaad bewust zijn, omdat wij ons dan bewust zijn, dat wij niet vrijblijvend hier op aarde leven, dat wij verantwoordelijk zijn, aansprakelijk, een antwoord schuldig, kortom, dat wij een verplich­ting hebben t.o.v. van onszelf, zo zoals we zijn (ges­chapen door God) en tegenover onze naaste (ons van God gegeven), ja ten opzichte van God zelf.... en dus schuldig staan op velerlei wijze... Is dat niet de last die wij dragen, dat wij falen als mens, is dat niet de oneindige ver­moeidheid die ons kan overkomen omdat wij falen als medemens, als kind van God?

En hoor nu opnieuw de woorden van Jezus Messias: Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven...

Daar is de belofte... rùst, rust voor uwe zielen.

Rust is het waarnaar de vermoeide arbeider snakt, rust is het, waar de uitgeputte wandelaar verlangt. De vermoeide grijsaard snakt naar rust; en de zieke, die koortsig op zijn bed ligt en geen goede houding kan vinden, begeert rust; en de twijfelaar, die in de diepe zee van zijn gedachten geen vaste grond vindt om op te staan, begeert rust. En de bezorgde, de angstige, de opgejaagde schuldenaar, voortgedreven door zijn voortdurend gevoel van falen, snakt naar rust... een sabbath voor de ziel, een vrijplaats voor een voortgejaagde.
Jezus belooft deze aan allen die vermoeid en belast zijn. En hij belooft deze rust, als men maar tot Hèm komen wil. Hij strekt zijn armen uit, wijdopen, om een ieder die tot Hem komt 'rust te geven'.
Hoe u nu ook komt, in welke zin u nu ook vermoeid en belast zijt, (letterlijk, figuurlijk of geestelijk) of uw verleden nu zwaar was of niet, of uw besef van schuldig te staan voor God nu oud is of nog recent, of nog moet ontwaken, weet dit: bij Hem is rust te vinden voor uwe zielen, dat is: voor uw léven.. Hij immers is de goede herder, 'il pastor fide', de zielzorger bij uitstek, die tegelijk ook meer is dan dat: een Heiland. Hij begrijpt niet alleen alle leed, beter nog dan uzelf dat ooit zult kunnen (hij heeft het immers zelf geleden), neen, hij wil die last zelfs van u afnemen en u rust geven voor uw ziel. Hij immers heeft voor eens en voor al 'genoeg gedaan', hij immers heeft alles wat over ons geschreven is 'volbracht'.

Bij hem, en dat is tegelijk: bij God, is vergeving; bij Hem is opstanding; bij Hem is een nieuw begin niet alleen maar mogelijk, maar zelfs werkelijkheid: Neemt dan Zijn juk (dat licht is) op u, wilt van Hem het leven leren en gij zult rust vinden voor uwe zielen.

[1993, Dick Wursten, vij naar een 'christelijke redevoering' van Sören Kierkegaard.]

 

lijst met preken/a>