preek over Mattheüs 9:9-13: navolging

Genk, 1 juni 2008

 

Gemeente,

Vanmorgen hebben we een bedrieglijk eenvoudig verhaal gelezen over hoe je een ‘discipel’ een leerling van Jezus kunt worden: Volg mij, zegt Jezus tot de tollenaar Mattheüs en hij stond op en volgde Hem. Punt. uit. Duidelijker en eenvoudiger kan het niet.

Bedrieglijk eenvoudig zei ik, want duidelijk wil nog niet zeggen: gemakkelijk...

Eenvoudig wil nog niet zeggen dat het simpel is om te doen.

Neen: De duidelijkheid en eenvoudigheid van deze korte vertelling zijn omgekeerd evenredig aan de verstrekkendheid van de inhoud ervan.

 

Om ons tot Mattheüs te beperken: Het betekent voor hem een totale ommekeer in zijn bestaan. Hij zat voor zijn belastingkantoor als het verhaal begint. En dat tekent zijn leven.

Hij is tollenaar = dat is zijn broodwinning, zijn bestaanszekerheid, dat is zijn maatschappelijke positie èn – saillant détail – de reden van zijn religieuze uitsluiting tegelijk...

En als hij de eenvoudige oproep van Jezus hoort en gehoorzaamt en dus opstaat om Jezus te volgen is van dat alles niets meer over. Zijn broodwinning is weg, zijn bestaan wordt onzeker, zijn maatschappelijke positie is naar de vaantjes en zijn religieuze positie verandert volkomen.

 

Eenvoudig dus (het is maar ‘één daad’)

maar ingrijpend (die ene daad is wel allesomvattend).

 

We zullen ons vanmorgen buigen, over wat de ‘navolging’ van Jezus dan inhoudt...

Daarover is heel al veel geschreven van Thomas à Kempis tot Dietrich Bonhoeffer. Schrijven, praten ? Neen, navolging moet je doen ! The proof of the pudding is in the eating. Daarom concreet in onze uitleg. Krachtlijnen:

 

1. navolging in de gewone wereld

De wereld waarin je door Christus na te volgen terechtkomt is niet een bijzondere wereld, apart van ons dagelijks leven. Neen: De oproep tot navolging wordt gehoord en beantwoord in de gewone wereld van alle dag. De wereld van het openbare leven, ja zelfs de wereld van de sociaal – economische samenleving...

Kijkt u maar: Mattheüs, wordt geroepen terwijl hij voor het tolhuis zat... en als hij opstaat en zich in de navolging van Christus begeeft, opgenomen m.a.w. in een kring van heiligen.... dan blijkt hij nog steeds omringd door zijn collega’s: Zie vele tollenaars kwamen en lagen mede aan met Jezus en zijn discipelen. Hij wordt dus niet uit z’n milieu gehaald, maar blijft er gewoon middenin, maar nu als een ‘geroepene’ die zijn maatschappelijke positie gebruikt om ook anderen met deze Jezus in aanraking te brengen.

 

Door discipel van Jezus te worden wordt hij dus niet wereldvreemd. Neen, enkel verkeert hij nu met Jezus in dezelfde wereld als voorheen. Hij wordt dus niet lid van een eerbiedwaardig vroom gezelschap, dat zich afzijdig van de maatschappij bezig houdt met geestelijke zaken. Neen... in de maatschappij, met gewone zaken.

Er is trouwens ook maar één wereld om in te leven. En als je die wereld denkt te kunnen verlaten, kom je bedrogen uit. Ze zit in je, je neemt ze mee.

De navolging van Christus vindt dus plaats in de wereld van alledag: geen emigratie uit de maatschappij dus.

Letterlijk niet: Ze gaan niet naar een afgelegen klooster, zoals de Essenen deden, of de bewoners van Qumran, maar ook figuurlijk (geestelijk) niet: Je afkeren van het gewone leven, van alle wereldse zaken, totaal breken met de ‘wereld’ ...

Jezus en zijn discipelen zijn altijd temidden van de gewone mensen blijven leven, rondtrekken, hun leven blijven delen. En niet alleen met de goede, fijne, mooie en vrome kanten ervan, neen: compleet, totaal: inclusief het kwade, nare, pijnlijke en zondige ervan.. Vooral het feit, dat Jezus ‘eet en drinkt met tollenaren en zondaren’ drukt dit laatste aspect volkomen uit.

 

Hier stuit Jezus dan ook op kritiek, scherpe kritiek, die zich blijft herhalen tot het einde toe. Met name vanwege de farizeeën. Zij hadden veel standpunten met Jezus gemeen, je zou zelfs kunnen zeggen: ze zijn zo geïnteresseerd in Jezus en hebben zoveel discussies met hen, juist omdat hij hen zo ná is, maar op één punt verschillen ze principieel met hem van mening: namelijk: Hoe moet je je gedragen ten opzichte van de wereld waarin je leeft en die bepaald niet volmaakt is, waar zondaars en tollenaars je medemensen zijn...

 

De farizeeën hielden zich zo veel mogelijk verre van hen. Zij noemden zich niet voor niets farizeeën, d.w.z.: afgescheidenen. Zij zagen een duidelijke grens tussen ‘rechtvaardigen’ en ‘slechten’ en probeerden die grens te bewaken door die a.h.w. uit te bouwen tot een muur.

Aan één zijde de ‘goeien’: zijzelf en nog enige anderen. Positief in aanleg: vroom en goed wilden zij leven… en die muur die diende om contact met zondaars te vermijden. Dat zou immers wel eens schadelijk kunnen zijn. “Wie met pek omgaat, wordt ermee besmet”

Dus: zij hielden zichzelf rein van de wereld, want in die wereld wemelde het van de zondaars.

Dat is wel duidelijk.

 

Jezus staat op dit punt dus echt op de absolute tegenpool van deze positie. Hij begeeft zich in de wereld en mijdt de ‘zondaars’ juist niet... Hij praat met hen, redeneert met hen, gaat in op hun noden, zorgen en ziekten, beantwoordt hun vragen en problemen. Zij horen bij hem... Hij heeft zelfs tafelgemeenschap met hen. En: uit die zondaars roept hij zijn discipelen.

 

Onbegrijpelijk vinden de farizeeën dat. Stuitend. Ze zeggen het dan ook: hardop. Maar Jezus volhardt: Juist omdat zij misschien niet volmaakt zijn, onaf, zondig (op velerlei manier), juist daarom moet je ze niet afstoten (ex-communiceren), maar juist in je gemeenschap (communio) opnemen, moet je met ze eten en drinken: Het zijn toch juist de zieken die genezen moeten worden. En wat is er meer genezend, helend voor zogeheten zondaars, dan intensief contact met God. Dus zoek ze op en wees in hun midden, wees hen nabij...

‘Wie met pek omgaat wordt ermee besmet’ kun je ook omdraaien: Wie goed doet… goed ontmoet.

 

Dat is het eerste: De wereld waarin de navolging zich afspeelt is de ‘wereld’ in al de betekenissen van dat woord: dit gewone aardse wereldse leven. Er is – ik zei het net ook al – toch maar één wereld en één leven, en wij maken er allen deel van uit....  Met het beeld van vorige week gezegd: In die ene wereld kun je een smalle weg bewandelen (symbool van serieus leven) èn een brede (gemakkelijk, laissez faire).

 

2. De barmhartige houding

Jezus haalt een vers uit de profetie van Hosea aan te halen. Gaat heen en leert (= lehrt, onderwijst) wat het betekent als de profeet Hosea zegt: barmhartigheid wil ik en geen offerande

Het Hebreeuws drukt een comparatief (een meer en minder vergelijking) uit als een adversatief (een tegenstelling): d.w.z. dat Hosea eigenlijk zegt: Aan hen die barmhartigheid doen heb ik een groter welgevallen dan aan hen die offers brengen op het altaar.

 

Dus hier wordt de eredienst niet afgewezen, maar wel van een zeer kritische kanttekening voorzien. Liturgie is goed, mooi. God eren en prijzen in de eredienst, akkoord.  Niks mis mee. God troont, zoals een psalm zegt, op de lofzangen van Israel.

 

Maar deze liturgie loopt een aantal gevaren. Zij kan de schijn hooghouden, dat iemand serieus met God bezig is, maar in de praktijk z’n voeten veegt aan Gods geboden. Daarom brengt Hosea een criterium aan, en Jezus neemt dat over: liefde/barmhartigheid, daar komt het op aan. Als die gevierd, ervaren en gedeeld wordt tijdens de eredienst, dan is die goed. Is die afwezig, dan is de eredienst lippendienst geworden en de heilige liturgie een santenkraam. Ook de apostel Paulus zegt dit: Volgens hem is de redelijke eredienst, dat je je leven in dienst stelt van God... Het ware offer is niet een binnenkerkelijk liturgische daad, maar is ‘barmhartig te zijn’, barmhartigheid te doen. Dit discours speelde in de Reformatietijd trouwens een grote rol.

 

Wat is dat: barmhartigheid.

Het OT-ische woord (dat dus ook bij Hosea staat)  is het woord ‘chesed’, wat ook met liefde en genade en zelfs met vroomheid kan worden vertaald: chasidiem.Vanmorgen wil ik dit woord vooral als een houding zien.. Barmhartigheid is dan dat je iemand benadert met de vaste overtuiging dat hij of zij de moeite waard is.

 

Deze barmhartigheid wordt door Jezus tot op het maximum gepraktiseerd, zozeer dat zij ook zijn vijanden omvat... Zelfs die zijn de moeite waard om positief te benaderen... Jezus maakt het waar door op het kruis voor zijn vijanden te bidden: Vader vergeef het hun, zij weten niet wat zij doen ! Dat kan niet anders ! Jezus houdt die overtuiging vast. Mensen kunnen wel geneigd zijn tot alle kwaad, zelfs niet in staat tot enig goeds...maar God heeft ze toch wezenlijk ‘goed geschapen.... Dat kan de duivel met al z’n trawanten nooit helemaal weg krijgen... Jezus weet het zeker !

Zelfs als het tegendeel zich zo nadrukkelijk manifesteert, houdt hij het vol. Dat is zijn barmhartigheid... Zo heeft hij zijn vijanden lief.

 

Barmhartigheid, dat is dus liefde en genade in één: De mate waarin het misschien niet verdiend zou zijn.... om iemand positief tegemoet te treden... speelt niet mee in de houding die je ten overstaan van iemand aanneemt.

 

Het is een houding, waarmee je in de wereld staat, een houding waarmee je door het leven gaat, een houding waarmee je mensen tegemoet treedt: Een principieel open houding, een positieve houding, die zich niet laat weerhouden door wat iemand gedaan heeft, doet of is. Hetzij zondaar of rechtvaardige, hetzij ziek of gezond, hetzij rijk of arm, vroom of heiden... het doet er niet toe.

 

Ik vat samen: De navolging van Christus leidt de discipelen dus niet uit de wereld, maar juist in de wereld, een wereld die absoluut niet volmaakt is..... Het discipelschap dient zich in die wereld te manifesteren. En dan dus niet in de kritiserende, oordelende en afschrijvende zin zoals de farizeeën vaak deden, neen: met een open houding, gekenmerkt door barmhartigheid. Ja, misschien is kleinzieligheid wel het tegenovergestelde van barmhartigheid.

 

Tenslotte nog dit gemeente:

Met dit te zeggen is tegelijk de diepe grond onthuld, waarop wij zelf discipel mogen zijn. God’s barmhartigheid. Niets heeft Hem ervan kunnen weerhouden ons lief te hebben.

Wees dan barmhartig, zoals uw Vader in de hemelen barmhartig is

amen.

            liturgie

 

-           welkom

-           aanvangslied: psalm 111: 1 en 2

-           stil gebed

-           votum & groet

-           lied: psalm 111: 6

-           gebed om ontferming:

-           lied: gezang 170: 1 en 2

-           woord ten leven: Hosea 6: 1-6

-           lied: gezang 170: 6

-           gebed bij de opening van het Woord

-           lied: gezang 47: 1

-           Schriftlezing: Mattheus 9: 9-13

-           lied: gezang 47: 2 en 3

-           preek

-           lied: gezang 442

 

-           geloofsbelijdenis / klein gloria

-           gebeden

-           collecten

-           slotlied: psalm 33: 7 en 8

-           heenzending en zegen

-           “amen..” (gezang 456:3)