preek over Mattheüs 15:21-28

Genk, 6 juli 2008

 

tekst:

            “Het is niet goed het brood der kinderen te nemen

            en het de honden voor te werpen”

 

 

Het optreden van Jezus in deze ontmoeting is nogal shockerend, vind ik. De barse toon, de harde afwijzing van de vraag van die arme vrouw. Is dat dezelfde als van wie gezegd wordt: “En Jezus, de scharen ziende, werd met innerlijke ontferming over hen bewogen, daar zij waren als schapen zonder herder” Hier is niets van die fameuze ontferming te bespeuren.

Integendeel: Hij verhardt zijn hart.

 

Om dat te verstaan moeten we ons even – bijna letterlijk – verplaatsen naar de plaats waar Jezus zich op het moment van ons verhaal bevindt.

Met zijn leerlingen is Jezus namelijk naar het buitenland vertrokken...

vers 21: En Jezus ging vandaar en trok zich terug naar de omgeving van Tyrus en Sidon

Dat wil zeggen: Jezus, zelf afkomstig uit het ‘Galilea der heidenen’, Dit was lettertype/tekenbreedte 1,10 - Uit.Dit was lettertype/tekenbreedte 1,10 - Aan.was nog iets verder naar het noorden gegaan, nog een stapje verder het heidendom in en nu echt de grens van Israël overgestoken. het land van Tyrus en Sidon ‘syro-fenicië’,  nu Libanon...

Jezus hoefde daar toentertijd overigens geen paspoort voor mee te nemen, want de Romeinen hadden Syrie/Libanon en Israël tot één mandaat-gebied gemaakt. De stadhouder van Syrie was ook de stadhouder van Israël... (uweetwel: Quirinius)

 

en terwijl Jezus zich dus op zijn uitstap in het heidenland bevindt, wordt hij daar aangesproken door een vrouw. Een heidense vrouw dus, een goj - een niet-Joodse. t is zelfs nog erger. Mattheus

            En zie, een Kananese vrouw uit dat gebied kwam en riep

een kananese vrouw, een kanaänitische vrouw dus.. Kanaän, zo heette het land, waar Israël zich is komen vestigen. Het is het land, dat indertijd moest verdwijnen om Israël een plaats op aarde te geven. En dat dat niet zonder slag of stoot ging, dat weten we uit de Schrift zelf... En hier is dan een vrouw, naar afkomst een Kanaänitische, erfvijandin van Israël, uit dat heidense gebied en zij benadert Jezus, de Messias van Israël...

            Heb medelijden met mij, roept ze,

            Here, Zoon van David, mijn dochter is deerlijk bezeten...

 

Heer ontferm u, bidt zij, letterlijk: Kyrie eleison. Het smeekgebed van de kerk van alle eeuwen.... en oprechter werd het denk ik zelden gebeden. En niet eens zozeer voor zichzelf bad zij, maar voor haar dochter, die zwaar ziek was... Een voorbeeldige bidder. Die zal Jezus toch niet laten staan?!

 

Ja, wat nog meer is: zij noemt Jezus bij zijn koninklijke titel: Zoon van David... Daarmee erkent zij zijn messiasschap. Een zeldzaam iets tijdens het leven van Jezus.

In Israël zelf betwistte men hem die titel, ja het werd zijn dood... maar zij, de kanaänitische vrouw in dat heidense land, zij kent hem die prompt, zonder aarzelen toe!.

De moeite waard, zou je zeggen, om goed nota van te nemen. om haar gebed te verhoren:

Maar neen hoor!

            Jezus echter antwoordde haar met geen woord

 

een pijnlijk moment. Jezus die zich ontfermt over allen die vermoeid en belast zijn, negeert haar, keurt haar geen blik waardig, schenkt haar geen aandacht, ziet haar niet staan..., hoort haar klagen niet!.

 

Dat is niet mis…. en bij de discipelen, bis in idem : geen enkel gevoel van medeleven, sympathie, empathie voor de vrouw te vinden. Ook voor hen is die vrouw enkel een stoorzender, een lastpost. Ja, zij vragen Jezus om korte metten met haar te maken:

            Zend haar weg, want zij roept ons na...

En Jezus zet dan de tegenstelling helemaal op scherp

            Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls, zegt Jezus...

 

Slechts, d.w.z. alleen maar, exclusief, uit-sluitend. Jezus verstaat -blijkens deze woorden- zijn roeping hier op aarde dat Hij Gods heilswil moet openbaren en manifesteren ènkel aan Gods volk, Israël. Hij wil met andere woorden die heidense vrouw niet helpen, omdat zij een niet-Jood is, een heidin. Hij discrimineert. Simple comme ça.

 

De vrouw echter is volhardend, zij houdt vol, zij laat zich niet ontmoedigen noch wegsturen. Zij valt voor Jezus neer en in haar wanhoop schreeuwt ze het uit:

            Here help mij!

Maar Jezus is niet te vermurwen. Hij doet er zelfs nog een schepje bovenop:

            Het is niet goed het brood der kinderen te nemen

            en het de honden voor te werpen

 

kinderen zijn kinderen, honden zijn honden... Het brood des hemels is voor de kinderen Israëls, nìet voor de honden daarbuiten: Je gooit toch ook geen parels voor de zwijnen!

Vrouw, ken je plaats! Laat af! Vort ! Va-t-en.

De God, die mij gezonden heeft is de God van Israël, en die wil met jou niets te doen hebben.

 

We beginnen de neiging te krijgen wat kribbig te worden t.o. Jezus. Is dat nou een manier van doen. Een vrouw in nood afwijzen, niet helpen, dat is al erg. Haar dan ook nog en publique vernederen door haar voor ‘hond’ uit te maken... het begint toch de spuigaten uit te lopen...

 

Gemeente, deze ergernis van ons aan dit in onze ogen onsympathieke gedrag van Jezus moeten we laten staan. De Schriftgetrouwheid eist dit van ons. Het verhaal lijkt me authentiek. En we mogen onze ergernis aan ergerlijke bijbelgedeelten niet eigenmachtig opheffen.

Die afwijzende houding van Jezus is ook te ernstig, dan dat we ons eruit zouden kunnen redden door te stellen: Jezus stelt haar op de proef…

Jezus houdt zich blijkbaar aan de orde der goddelijke verkiezing.

 

Had God zèlf immers niet Israël verkozen om zijn heilrijke Naam aan te openbaren, om een verbond mee te sluiten. “En zó deed Hij aan geen andere volken!”

De bijbel is daar zeer duidelijk in. Het eerstgeboorterecht m.a.w. is aan het Joodse volk.

En Gods verkiezing is onberouwelijk. Dus dat blijft zo.

 

Israël was het volk waar God zich mee bemoeide, Israël was het volk waar God mee op weg gegaan was in de geschiedenis om die geschiedenis om te vormen tot heils-geschiedenis. Jezus houdt zich hier gewoon aan Gods raadsbesluit.

Eerst de Jood en dan pas de Griek, de heiden, zo blijft het in gans de heilige Schrift, trouwens: ook na Pasen en Pinksteren nog: Een volgorde die de rangorde der goddelijke uitverkiezing respecteert.

 

Maar, en dat maakt het vervolg van dit verhaal duidelijk: Gods verkiezing is geen starre dogmatische leer, zoals de kerk er wel eens van gemaakt heeft. Neen, Gods verkiezing is een beweeglijk handelen van God in de tijd.

 

Kijkt u maar hoe het verhaal verder gaat.

Jezus had net gesteld: levensbrood, dat is voor de kinderen, niet voor de honden. Basta.

 

Maar onmiddellijk reageert de vrouw en spreekt de historische woorden, haar als bij ingeving geschonken:

            Jazeker, Heer, zo is het, maar:

            ook de honden eten toch van de kruimels die van de tafel van hun heren vallen!

 

Velen hebben in de loop van Jezus leven gepoogd in twistgesprekken en debatten Jezus te vangen op zijn woorden. Niemand is het gelukt. Maar deze heidense vrouw slaagt er wel in. Ze verslaat Jezus met zijn eigen vergelijking, vangt hem in zijn woorden.

En Jezus weet even niets meer te zeggen en kan dan vervolgens enkel maar de vrouw gelijk geven èn dus gehoorgeven aan haar smeekbede.

 

In een existentiële worsteling met God, is God te verslaan. Ookal is hij almachtig en alwijs genoeg om al onze kennis, of wat daarvoor moet doorgaan, te beschamen (Paulus), toch weet Hij soms niet wat Hij antwoorden moet aan diegenen, die dag en nacht tot Hem roepen (Lukas 18:7). Dan kan hij soms lang laten wachten, alsof hij eraan probeert te ontkomen… te zijn wie Hij is, te doen waarvoor Hij staat.

Maar als diegene, die aanklopt en bidt en smeekt en roept en blijft volhouden,

zoals die weduwe  – in een andere gelijkenis –  bij de onrechtvaardige rechter

of zoals Jakob aan de rivier Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent

Als we zo met God omgaan, dan geeft Hij tenslotte toe:

De weduwe uit de gelijkenis van Lukas krijgt haar recht, Jakob de zegen

 

En zoals Jakob zich vorstelijk gedroeg aan de Jabbok (daarom is hij Israel) en met God worstelde om zijn zegen, zo worstelt hier de Kananese vrouw met diezelfde God, om diezelfde zegen. En ook zij worstelde en kwam boven, en alzo wordt ook zij in Israël ingelijfd...

Jezus verandert het “Het is niet goed”... van vers 26 in

            vrouw, groot is uw geloof: u geschiede, gelijk gij wenst!

 

En van dat ogenblik af is de deerlijke demon die daar heerste in het heidenland verslagen. De levende God van Israël heeft zijn intree gedaan in het land der heidenen en is sindsdien daar nooit meer weg geweest.

 

Zoals Jakob de stamvader van Israël is geworden, zo is deze vrouw a.h.w. de stammoeder der christenen uit de heidenen geworden. Haar aanhoudende bede heeft Jezus ertoe gebracht om het levende water van Gods ontferming uit de bedding van Israël te laten treden en te doen overstromen in het heidense land.

 

En van die stromen van levend water mogen ook wij -christenen uit de heidenen; aangenomen kinderen- drinken om niet. Het brood der kinderen is óók aan ons gegeven, door Jezus de Messias Israëls, Davids Zoon, onze HEER, amen.

 

 

-           lied: psalm 87

-           stil gebed/votum & groet

-           gebed om ontferming : gezang 395

-        gebed bij de opening van het Woord

-        Schriftlezing: Genesis 32 (jakob jabbok)

-        lied: psalm 146: 3

-           Schriftlezing: Mattheus 15

-           lied: psalm 146: 4 en 5

-        preek

-           geloofsbelijdenis

-           lied: gezang 434: 3 en 5

-        dankgebed en voorbeden

-        collecten:

-           slotlied: gezang 434: 1 en 2