Jakob bij de Jabbok
/ de worsteling in het donker..
Genk, 12 november 2006
INLEIDING
Gemeente,
Vorige week zagen we hoe Jakob z’n broer bedroog en met
diens eerstgeboorterecht ervandoor ging. Helemaal kosjer was
het niet (understatement) en de wraak van Ezau was te
vrezen. We springen nu de hele geschiedenis bij Laban over,
hoe Jakob rijk werd, trouwde met Lea en Rachel, 12 kinderen
kreeg… om ons te concentreren op het onvermijdelijke …
de ontmoeting met Ezau… Het moest er toch eens van
komen.
Hij voelt zich niet op zijn gemak…. logisch… Hij dekt zich
in met een hele reeks geschenken..
GENESIS 32:13-31 (versnummering NBG 1951) = 14-32
(versnummering NBV)
Jakobs nachtgevecht spreekt tot de verbeelding, tot het
gevoel… Een eenduidige uitleg is er dan ook niet. Hier
geldt: zoveel lezers, zoveel zinnen….bijv:.
De oude kerk zag er een allegorie in, een zinnebeeldige
vertelling, die beschrijft hoe de gelovige worstelt
met God in het gebed, de gelovige die aanhoudt, vecht
totdat hij of zij gezegend wordt.. Ookal doe Gods
liefde soms pijn.
Een eerbiedwaardige interpretatie, zeker. Inhoudelijk to the
point: Bidden kan een gevecht zijn.. maar iets te glad..
Jakobs nachtgevecht is weerbarstiger, primitiever, rauwer en
lijfelijker dan een gebed kan zijn. Wat mij als zoveelste
uitlegger fascineert in dit verhaal is dat ik de uitleg ook
nìet rond krijg: Zo van: Voilà: die man, dat is die en die..
de worsteling duidt daar en daar op.. en de zegen betekent
zus en zo..
Neen: Het eigenaardige van dit verhaal is dat het duister ìs
en duister blijft, ook als je al je uitlegkundige
gaven en handboeken erop los laat, ja sterker nog: het wordt
eigenlijk steeds mysterieuzer hoe preciezer je het gaat
lezen..
Het verhaal ontsnapt dus aan de greep van de uitlegger, die
het verhaal 'verklaard' wil zien, zodat hij het plaatsen
kan:.. zodat hij .. er af is,
verklaard = klaar. Geplaatst = weggezet.. op nonactief
gesteld.
Dit verhaal is niet te verklaren, je krijgt het niet
geplaatst, het blijft je (mij toch) fascineren, dat is:
boeien.. Ik kom er niet uit, ik geraak er ook niet los van.
Het spreekt heel andere dimensies van ons menszijn aan dan
alleen die van het begrip (dat schampt er juist op af). ik
zei het in het begin al: gevoelens worden aangeboord,
oerangsten aangeraakt, diepmenselijke vragen aan de orde
gesteld in dit verhaal.
Ik loop het verhaal dus maar stapsgewijs met u langs.. Iets
beters weet ik ook niet te doen.
Jakob heeft heel zijn hebben en houden de rivier overgezet
en midden in de nacht staat hij op en doet ook zijn vrouwen
en kinderen oversteken, zodat alles wat hij had, door
hem naar naar de overzijde is gebracht. En dan staat
er: En
zelf bleef hij achter, helemaal alleen…
We blijven maar eens bij deze zin staan: Jakob bleef achter,
helemaal alleen….
Een mens, midden in de nacht, die achterbijft, helemaal
alleen, volkomen op zichzelf teruggeworpen. Hij heeft a.h.w.
geen bezit meer om zich achter te verbergen (kijk eens hoe
kapitaalkrachtig ik wel ben!, bezit als verschansing voor de
naaktheid van het menselijk bestaan), geen medemensen meer
om zich mee te associëren (een vrouw om jezelf in elk geval
te kunnen definiëren als 'man van'.. kinderen om te kunnen
zeggen: Kijk eens: die heb ik toch maar voortgebracht!)
neen: helemaal alleen, moederziel alleen.. a.h.w. naakt.
Weerloos.
Zo bleef Jakob achter, helemaal alleen….
En als je zo alleen achterblijft en het is nog eens nacht
ook, donker, dan gaan de gedachten zich
vermenigvuldigen, dan stapelen zich de vragen op..
wezenlijke vragen. En je kunt er niet onderuit. Alles wat je
hebt is al aan de overkant.
Jakob: zijn leven is tot volle wasdom gekomen is. Rijk
gezegend was hij in bezit en in mensen: een succesvol man,
geslaagd.. zouden we zeggen.
Maar is dat eigenlijk wel zo ??.
Als je nou eens een beetje meer afstand neemt: je bezit
wegdenkt, je vrouw en kinderen doet oversteken.. Als je dat
alles nou eens aftrekt van je 'ik', wat blijft er dan over?
Is dit nou léven onder de zegen Gods. Is dit nou een vervuld
bestaan?
Dat zijn zo van die vragen die zich opdringen in de nacht,
in de eenzaamheid.
zeker nu hij – na 20 jar – op het punt staat om het land der
vaderen weer binnen te gaan: een cruciaal moment dus, een
kruispunt in zijn leven.
En de zo radicaal afgebroken levenslijn… Hij had Ezau het
eerstgeboorterecht afgetroggeld, had Izak zijn vader
bedrogen.. die lijn, die draad, beter dit losse eind
zal hij nu moeten oppakken, want … Ezau wacht daar op de
andere kant op hem…
Hij moet daar dus 'klaar' mee zien te komen, of in elk geval
'klaar voor zijn'.
En dat is zo simpel niet. Heel dat zo te zien geslaagde
leven van Jakob was immers op zand gebouwd, op list
en bedrog.. niet alleen vroeger, maar eigenlijk steeds. Ook
het verblijf bij Laban was niet bepaald orthodox verlopen,
noch zijn huwelijk, noch zijn carrière:
Ja zelfs zijn vertrek verliep niet volgens de regels van het
spel: Altijd is er iets mis bij Jakob.
Bij alles wat hij doet is het licht gemengd met duister en
omgekeerd:
Dat is Jakobs leven.. een mengeling van succes en bedrog,
list en genade, gerechtigheid en zonde. Welbeschouwd.. dat
is: alles je alles eraf trekt en de mens Jakob ziet zoals
hij is..
En Jakob bleef achter, helemaal alleen.
En iemand worstelde met hem, totdat de dag aanbrak.
Dat gebeurt er, als Jakob alleen achter blijft, als hij des
nachts de donkere rivier wil oversteken.. hij raakt in een
gevecht gewikkeld. Een enorm gevecht, een mythisch gevecht
bijna. Van de succesrijk zakenman, de gezegend huisvader, de
gladde jongen is er niets meer te bespeuren nu: neen: Jakob
is iemand die worstelt tot de dag aanbreekt..
Met wie? Ja, dat zegt het verhaal niet: Met 'een man', met
'iemand'.. De bijbeltekst lost het raadsel voor ons niet op.
Zij laat deze iemand zijn 'anonimiteit', zij laat zijn
identiteit open.. De naam wordt niet onthuld.
Is het God? Een rivierdemon? (zoals men in de oudheid meende
dat in elke rivier huisde, belichaming eigenlijk van de
eigen angst) een 'Engel', Jakobs eigen schim? de schim van
zijn broer?..
Hoe het ook zij: Jakob worstelt gans de nacht en hij geraakt
er niet uit, maar geeft het ook niet op, zelfs niet als het
gevecht met de ander hem verwondt…
Toen de ander zag dat hij het niet van hem
kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan, en daardoor raakte
Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht.
Hij mankt straks en zal in zijn verdere leven nooit meer
ongebroken rechtop en rechtdoor kunnen gaan. Door deze
nachtelijke worsteling is hij laat ik het zo zeggen
levenslang getekend..
Toch geeft Jakob de strijd niet op. Die 'ander' kan Jakob
blijkbaar ook niet de genadeslag geven. Dus houdt Jakob,
gewond als hij is, aan. Hij laat zijn tegenstander niet los,
ook niet als de dageraad zich meldt, traditioneel het moment
waarop de duistere machten hun kracht verliezen.. En als die
ander dan weg wil, dan klemt hij zich des te feller aan hem
vast en zegt: Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij
zegent..
Jakob wil gezegend zijn. Daar is die zin dan. Die ene zin,
die het geheim van heel Jakobs leven onthult. Jakob wil
gezegend zijn, koste wat kost, kome wat komt..
Zijn hele leven kun je bezien als een groot gevecht om de
zegen. En het is geen net gevecht, volgens de regelen der
kunst, neen: het is een gevecht op leven en dood is. Alles
hangt er voor Jakob van af of de 'zegen' verkregen wordt of
niet.
Goed en kwaad raken bij hem daarrond hopeloos in de war.
Daarom had hij op slinkse manier z'n broer het
eerstgeboorterecht ontfutseld, z'n vader misleid en later
ook geworsteld met Laban z'n oom.. en het was een succes.
Hij was toch gezegend. Het was hem toch voor de wind
gegaan..
Ja, maar neen, toch niet. Want hij voelt zich niet
gezegend..
En dan staat hij daar aan de vooravond van de ontmoeting met
zijn broer,
en de angst grijpt hem naar de keel: Is dit het wel? Paniek
overvalt hem..
Heb ik Gods zegen eigenlijk wel over mijn leven ?
Ja gemeente, zo gaat dat:
Ze kunnen je bespringen, zulke gedachten.. vooral midden in
de nacht als je alleen bent: Heb ik Gods zegen wel, Zijn
'fiat' over mijn leven.. Wat ik bereikt heb (en het is
mischien niet gering, zoals bij Jakob).. geeft dat mijn
bestaan grond, en inhoud en zin..?
En dan begint de worsteling, de strijd… En die houdt niet op
voordat de dag aanbreekt.
Die houdt niet op ook, voordat de zegen is verkregen.
Want eens deze vragen gesteld, moet er een antwoord komen.
Maar makkelijk verkrijg je die niet. Kijk maar naar Jakob.
Het is één grote worsteling met het leven, met de dood, met
de schuld en het lot; met verleden en toekomst, met
zichzelf, met God.
En dan gebeurt het wonder:
De ander (en nog steeds is zijn identiteit open) geeft zich
gewonnen aan de bijkans overwonnene.. en
hij zegent, hij zegent en vervloekt niet.
Jakob de beetnemer, die dubbele mens, met z'n vele gezichten
en tegengestelde kanten: die Jakob krijgt als zegen deze
keer geen rijkdom, geen land, geen bezit, geen vrouw, geen
kinderen, neen: hij krijgt een nieuwe naam:
Niet meer Ja'akob' (beetnemerbedrieger), maar Jisrael
(strijder Gods) zal hij heten.
Jakob was niet zomaar een naam. In die naam zat alles in:
De hele dubbelzinnigheid van zijn bestaan, de uitverkorene
die een bedrieger is, de charlatan die met de prijs gaat
lopen.. dat alles wordt met deze zegen opeens opgehelderd.
Israel
zal hij heten, want gij hebt met
god en mensen gevochten en gewonnen…
Voor het eerst in de bijbel valt hier de naam Israel,
die naam vol belofte. Zij roept een hele geschiedenis op: de
geschiedenis van een volk: het volk Israel, het volk van
Gods verbond.
Hier ligt opnieuw een sleutel, die in dit verhaal een deur
doet openzwaaien.
Jakobs geschiedenis wordt gesteld in het licht van het
verbond..
Het verbond is dit, dat God zich aan Jakobskinderen: d.w.z.
zoekende, dwalende, worstelende mensen op zo'n manier
verbindt, dat Hij zich gewonnen geeft.. en zegent:
.. wat ??
antw. Jakobs wonderlijke leven,
Israel minstens even vreemde geschiedenis,
ons soms verbijsterend verwarrende bestaan als mensen in
deze wereld
Ja, wij ook. Wij zijn naast Abrahamskinderen ook
Jakobskinderen, geent op de stam van Israel: Ook wij dragen
die die vreemdverlossende dubbele naam.
niet meer: zondaar zult gij heten, maar
gerechtvaardigde
niet meer: ten dode gedoemd zult gij zijn, maar voor het
leven bestemd
niet meer: verloren, maar gevonden
niet meer: vluchteling, maar thuisgekomene..
En Jakob noemde de naam van die plaats Pniël (dat is
Gods aangezicht), want zeide hij:
ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en ben toch
in leven gebleven…
Jakob heeft in dit alles, in die worsteling met die
ongrijpbare en niet af te schudden persoon.. Gods aangezicht
gezien. Jakob weet heel zeker: in dit gevecht, in deze
nachtelijke eenzame worsteling.. heb ik Gods aangezicht
gezien: en ik ben er niet aan onderdoorgegaan: ik ben niet
veloren gegaan, maar heb het leven behouden. DAT ìs Gods
aanwezigheid in de strijd.: dat wij niet verloren gaan, maar
eeuwige leven hebben.
En zo vervolgt de verteller
Zodra hij bij Pniël was overgestoken, zag hij
de zon opkomen.
Of zoals het in de oude vertaling staat:
En de zon ging op over Jakob, toen hij door P'nuël getrokken
was..
Toen, niet eerder, niet later: toen ging de zon op, week de
nacht:Je moet door de Jabbok.
Je kunt niet om de worsteling heen, je kunt de strijd niet
vermijden. Maar als je durft, om 'al je bezit los te laten'
en alleen achter te blijven in de nacht.. door te gaan voor
Gods aangezicht, dan zal er licht zijn… dan gaat de heilszon
dagen. Amen.
liturgie