Preek over MATTHEUS 13: 31-32, 44-45    

mosterdzaad/zuurdeeg + akkerschat/parel     

Genk, 29 juni 2008

 

-           aanvangslied: gezang 378: 1,2,3

-           stil gebed

-           votum & groet

-           lied: gezang 378: 4,5

-           gebed om ontferming

­           lied: gezang 378: 6, 7 en 8

­           woord van genade/gebod : schatten in de hemel (Mt 6)

-           lied: psalm 19: 4

-           gebed bij de opening van het Woord

­           INLEIDING op de lezing

 

Hoofdstuk 13 van Mattheüs bevat 7 gelijkenissen (+ een vergelijking aan het slot). 3 van de 7 worden uitgelegd (van 'de zaaier';  van het ‘onkruid tussen het koren’ en uiteindelijk die van ‘sleepnetvol goede en onbruikbare vissen door elkaar’, waarvan de moraal trouwens gelijk is aan die van het onkruid tussen het koren.) Alle 7 zijn het gelijkenissen van 'Gods koningschap', d.w.z. ze schetsen in beelden hoe God regeert, d.w.z. het leven van de mensen beïnvloedt… aanstuurt.

Tussendoor worden er 4 korte gelijkenissen verteld, die paarsgewijs, twee aan twee moeten worden verstaan. Twee tweeluiken

 

-           lezen: Mattheüs 13:31-33 / 44-46

-           lied: gezang 326: 1 en 5

 

(PREEK 1)

34  Dit alles zeide Jezus in gelijkenissen tot de scharen en zonder gelijkenis zeide Hij niets tot hen, 35  opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet, toen hij zeide: Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven is. (Mattheus 13)

 

Gemeente,

Als dit zo is, dan is de eenvoud van deze gelijkenissen bedriegelijk. Dan bevatten deze kleine verhaaltjes de diepe wijsheid omtrent ons bestaan, ja de ultieme waarheid over de wereld. Zoals de tekst zegt, met beroep op het Oude testament: Wat sinds de grond­legging der wereld verborgen is gebleven, dat zou hierin moeten staan. Dat is nog al wat !

 

Maar goed, we kunnen ons voorstellen, dat de gelijkenis van de zaaier, die daar uitgaat en zaait met zijn brede gebaren en het zaad dat zich verloren geeft op allerlei grond, dat daarin iets van een oergeheim over ‘hoe het gaat in de wereld' verborgen zit .. èn - voor de goede hoorder - geopenbaard wordt. Hoe God zichzelf bijv. ook geeft als een graankorrel in de aarde, die sterft.

En in de gelijkenis van het onkruid tussen het koren raakten wij aan het onverklaarbare raadsel van het kwaad in de wereld.. Inderdaad één van de mysteries van oudsher.

 

Maar nu, wat hebben die kleine gelijkennissen daar nog aan toe te voegen? Die 'tweeluikjes. Over elk van beide tweetallen heb ik een korte overdenking voor u in petto.

(met tussenzang)

 

1. over het mosterdzaadje en de gist.

De gelijkenissen zijn duidelijk:

Een mosterdzaadje is klein, onooglijk klein en toch kan uit zo'n klein zaadje een (redelijke) grote plant groeien. Een struik die vergelijkbaar is met een boom, zo groot dat er zelfs vogels in kunnen nestelen.

Of ook: Wat is een stukje gist, of een stukje zuurdesem, niks. En toch: het kleinste beetje gist trekt langzaam maar zeker door heel het deeg en doet het brood rijzen (de pan uit zelfs).

 

Beide gelijkenissen hebben een vergelijkbare pointe: dat iets onooglijks op verborgen wijze iets groots tot stand kan brengen.. Het onooglijke is hier van belang alsmede het feit dat voor het oog verborgen is hòe dat gaat.

Daarop lijkt het 'koninkrijk' Gods, op zoiets kleins dat zo op zo’n verborgen wijze toch doorwerkt…. Zo werkt de godsregering: klein, onooglijk, verborgen..

 

En inderdaad: wat stelt dat nou eigenlijk voor: een handvol zaad in de wereldakker en dan geduldig zijn en wachten tot de oogst, terwijl het onkruid voor je ogen opschiet... Of:

Wat is dat nou eigenlijk.. wat wij hier doen: samenkomen op een zondagochtend, terwijl het mooi weer is, wat liederen zingen, een paar gebeden zeggen... een stukje bijbellezen en er wat over na denken ? Dat zet toch geen zoden aan de dijk ? Verandert de wereld toch niet ?

 

Ja, ik ga verder: wat stelt dat nou eigenlijk voor: die wet en die profeten en die twaalf apostelen ? Wat hebben die nou - per saldo - eigenlijk bereikt. Nog steeds kaf tussen het koren, onkruid tussen de tarwe…

 

Ja, nu we toch bezig zijn !

Wat is dat nou eigenlijk met die Jezus, die man van Nazareth. Op een achteraf-plaats in het middenoosten, 1 jaar actief (3 jaar zeggen anderen), meer niet:

En dat in een wereld van eeuwen, ja van miljoenen/miljarden jaren zo u wilt..

En dan: hij werd nog aan het kruis genageld ook. Aan de galg: weggewerkt uit oonze wereld. Hij mocht daar niet meespelen, niet meetellen. Hij was hoogstens een dwarsligger, een spelbreker.

 

Wat stelt dat nou allemaal voor ! als je het eens met een wat van een afstand bekijkt, door de bril van een buitenstaander bijv.

Dat hele evangelie is toch onooglijk... ?

Dat liefdegebod: dat werkt toch eigenlijk niet ?

 

Toch wel ! zeggen dit tweetal gelijkenissen. Toch wel.

Niet op een openlijke, manifeste en aanwijsbare manier, maar toch wel, wel degelijk:

Onooglijk als een mosterdzaad, inderdaad,

Verborgen als gist in het deeg..,

het is er wel en het werkt wel degelijk...  Onderschat het niet… een boom, een brood.

 

Hoe? Misschien zo: Iemand doet een niet voor de hand liggende goede daad… een gelovige zegt niet: verspilde moeite, wat een dwaasheid, neen: het werkt zoals zuurdeeg doorwerkt bij de mensen aan wie het gedaan is.. Zij worden erdoorbeïnvloed en veranderd, langzaam, onzichtbaar, maar zeker..

Wie kan de kettingreactie van zulke eenvoudige daden van geloof, hoop en liefde overzien, wie kan deze mysteries doorgronden.

Het komt ook niet op de TV, maar ze zijn er wel degelijk en ze tellen, reken maar en ze werken door: De dagelijkse offers die mensen brengen voor elkaar, een bemoedigend woord, een bevestigende knik... Ze hebben grotere kracht en langduriger, grondiger uitwerking dan wij soms zelfs beseffen.

En die God met z’n 10 woorden, t is niet veel, maar het helpt mensen op weg. En die Jezus, de gekruisigde: zijn verhaal is voor velen wel degelijk het verhaal waardoor ze toch net nog weer kunnen opstaan en verder gaan: een kracht tot behoud...

 

Onooglijk misschien. De camera registreert het niet of nauwelijks. Daarvoor is de doodswerkelijkheid te overdonderdend present, maar toch wel degelijk: In het verborgene werkzaam..

Zoals Jezus al zei: Het koningschap van God lijkt op een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn akker zaaide…. Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, is het groter dan de tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogelen des hemels in zijn takken kunnen nestelen. Het werkt zoals zuurdeeg in het meel dat een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd was.

 

Gezang 50, 7

 

(PREEK 2)

 

Dat is dan het tweede tweeluik.

Met de Godsregering is het zo gesteld als met een man die niets anders wil dan slechts één ding: iets onbetaalbaars wil hij, iets wat niet zomaar te koop is, te verwerven is, op te tasten is in schuren.

Hij zoekt ernaar om het te vinden: een schat wil hij, niet één die voor het grijpen ligt (dat is geen schat), eentje die verborgen is in een akker, of.. ook een parel van grote waarde, uniek in de wereld.

Het maakt niet uit. Het is in elk geval iets uitzonderlijks bijzonders unieks.

Een beeld - vermoed ik - voor een andere waarde dan geldwaarde, een kapitaal dat niet in speciën uit te drukken is. Vanuit een droom zonder welke het leven niet werkelijk leven is, een verlangen dat niet te stuiten is…

 

Alles op alles zet hij om dat te verwerven. Hij zoekt stad en land af. En als hij het dan eindelijk gevonden heeft, dan verkoopt hij z'n hele bezit om die ene parel te kunnen kopen, of ziet af van alle aardse rijkdom om die ene akker te kunnen verwerven met de schat erin.

 

Alleen: nu is hij arm. Dat wil zeggen, dat vindt hij zelf niet: hij is rijk in eigen ogen met zijn schat, met zijn parel. Natuurlijk niet volgens de maatstaven der wereld.

Hij kan zijn bezit niet te gelde maken, niet verzilveren en er goed van leven en zijn oude dag is er niet mee verzekerd..

Iedereen aan wie hij dit verhaal vertelt, zal zeggen: dwaas die je bent, dat je alles verkocht heb om dat ene te hebben:

Hij blijft echter zeggen: rijk ben ik, ook al heb ik niks niet meer.

 

… Rijkdom is een kwestie van waardering, waarde-toekennen. het hangt er maar van af: waaraan je waarde toekent. En daar gaan de wegen natuurlijk behoorlijk uiteen: Wat is – om in het beeld te blijven - het ware kapitaal, werkelijk van waarde:

Wat is je ‘schat’, waar werk je voor, waar leef je voor, waar bouw je op?

Op aardse goederen (zoals velen. En jezus noemt zo iemand in een andere gelijkenis, een ‘dwaas’) of op iets anders?

Ben je rijk in speciën: of rijk in … tsja ? Wat eigenlijk?

Moet ik nu ‘God’ in vullen? Is dat wat bedoeld wordt met die schat in de akker, die parel van grote waarde?  Of het geloof, het zaligmakend alvervullende geloof?

 

Vaak gebeurt dat. Het lijkt mij iets te kort door de bocht.

Het zijn gelijkenissen van het 'koningschap' Gods of zoals het hier heel: het koninkrijk der hemelen (hoe je hemels op aarde leven kunt). En waar het in deze gelijkenis omgaat is dat als je die levensstijl (houding) ontdekt, dat dat meer waard is dan .. eender wat.

Als je erin slaagt om – ik zal maar zeggen – de juiste weg te vinden in dit leven, erin slaagt om de prioriteiten goed te stellen, als je ervaren mag dat het tussen jou en je naasten ‘sjaloom’ heerst? Dan ben je als die man uit de gelijkenis zo blij, omdat je de ware schat, de parel van grote waarde gevonden hebt…

Dat wat werkelijk van belang is. En ieder mens zal beamen, dat dat eerder met menselijke samenleven, dan met materiële goederen te maken heeft. Hoe en wat precies, is voor ieder mens weer verschillend.

 

De gelijkenissen van vanmorgen wilden vooral duidelijk maken dat het in onooglijke dingen kan zitten èn dat het mogen vinden een vrede schenkt die alle verstand te boven gaat, amen.

 

geloofsbelijdenis (mel gezang 293)

gebeden / collecten     slotlied: gezang 479: 1,4