Preek over 1 Petrus 5, 7
Genk, 31 augustus 2008
Werpt al uw zorg op de
Heer, want Hij zorgt voor u…
Vandaag stel ik een woord
centraal, een begrip: ‘zorg’. Een woord met een heel rijke
betekenis. Het is zo weggelopen uit de gelijkenis van de goede
herder, die zorgt voor zijn schapen. Zorgen dus, zorgen
voor…. Heel positief.
Maar ook een raar woord.
‘Zorgen’ voor is positief, maar als je teveel zorgt, ga je je
zorgen maken, word je bezorgd, en dan klinkt het plots negatief.
(care > worry).
Een schriftlezing die daarop
voortborduurt is het bekende gedeelte uit de bergrede:
Mattheüs 6:25-34
preek over ‘zorg’
tekst voor de prediking: 1
Petrus 5:7:
Werp al uw zorg op Hem,
want Hij zorgt voor u.
Gemeente,
zoals in de inleiding al
gezegd, is ‘zorg’ in onze taal heel dubbel woord. Dat dubbele maakt
het woord ook zeer geschikt om er een grondtrek van ons
bestaan mee aan te duiden, want dat juist kenmerkt ons menselijk
bestaan dat veel wezenlijke dingen twee kanten hebben… vaak
in aanleg (in principio, in den beginne, in beginsel) heel positief zijn, iets heel natuurlijks
ook (zorgen voor, zorg besteden aan, een hart hebben voor), maar
zich ook tegen ons kunnen keren, ons kunnen beginnen te kwellen: de
zorg die je besteedt aan mensen, dingen, jezelf… het doet je aan die
dingen gehecht zijn èn dan komt de angst om de hoek, de angst dat ze
je ontvallen, dat ze je afgenomen worden… De in eerste instantie
naïeve en positieve zorg krijgt dan een donkere kleur, een angstige
kant omdat we merken dat de tijd die aan alle dingen vreet…
dat de tijd dus ook de dingen die onze ‘zorg’ hebben opgeroepen,
aanvreet.
Dan beginnen we ons zorgen te
maken. En de spontane zorgzame houding wordt gespannen in een
afweer. We proberen al zorgend er de dood mee van het lijf te
houden: de dood bezweren door te zorgen.
En dat lukt: door de zorg
kunnen wij voor een tijd lang aan de dood ontsnappen, stellen wij
hem uit, houden wij hem tegen… Dat geldt voor dingen: als je er goed
voor zorgt, blijven ze langer heel… maar het is altijd maar
tijdelijk, uitstel van executie: tenslotte vergaat alles: Mot en
roest kruipen er door… Hoe kostbaar de schat ook is, ze vergaat.
En dat geldt – helaas – ook
voor levende wezens, voor mensen, voor onszelf. Al onze zorgzaamheid
kan niet verhoeden dat wij uiteindelijk sterven: “Stof zijt gij
mens, tot stof keert gij weer…”. De hele zorgsector kan met veel
voorzorgsmaatregelen, ingrepen, hersteloperaties, verpleging,
verzorging uiteindelijk niet anders doen dan het hoofd buigen en
overgaan op palliatieve verzorging.
En zo kan het gebeuren
dat de in principe ozo waardevolle en natuurlijk reflex om zorgzaam
te zijn, kan muteren in een zorg die ons gaat gijzelen. Het zorgen
loopt dan langzaam vol met angst, die haar kracht ontleent aan
het feit dat wij sterfelijk zijn. Zo wordt onze aanleg om
zorg te dragen een last.
Aldus sommige filosofen (m.n.
Heidegger) die zich met het menselijk bestaan hebben beziggehouden,
die geprobeerd hebben de basislijnen van alles bestaan in kaart te
brengen (existentialen). De zorg hoort daarbij als een
bezwering van de angst, die met onze sterfelijkheid te maken
heeft. En waar filosofen het leven
hebben geanalyseerd, daar hebben theologen hun analyses
aangegrepen om te kijken hoe de bijbel daar nu mee omgaat. Niet op details, of moralistische kwesties, maar op de centrale vraag van
het bestaan zelf: Hoe sta ik in dit leven? Hoe ga ik om
met de eindigheid daarvan? Probeer ik die ook te bezweren door te
zorgen.
En natuurlijk hebben theologen
dan het evangelie erbij gehaald, dat we gelezen hebben, waar ook
over zorg en bezorgheid wordt gesproken en waar Jezus de zijnen
oproept om niet ‘bezorgd’ te zijn… Maar in plaats daarvan op God te
vertrouwen en al je energie te richten op Gods gerechtigheid (zijn
koninkrijk)… Dat, die houding, die blikrichting verlost je van de
negatieve aspecten van de zorg, de bezorgdheid. Het geloof in
“God” en het vertrouwen dat “Zijn rijk” zich zal doorzetten doet de
‘zorg’ verdwijnen. Tenminste, dat zou het moeten doen…
Het feit natuurlijk dat Jezus
het zijn discipelen moet inprenten, moet aanbevelen, ja bijna
bevelen, spreekt ook boekdelen. Zo simpel is dat natuurlijk niet,
die zorg achter je laten. Toch is dat wel essentieel voor het
geloofsleven. Daarom wil er iets nader op ingaan.
Maak U niet bezorgd
hoe dikwijls klinkt die
vermaning niet in het Nieuwe Testament. Weest niet bezorgd !
En dan gaat het over van alles
en nog wat, eten, drinken, voedsel, kleding, de dag van morgen, …in
ons tekstgedeelte. Maar in een ander stuk: over wat je moet zeggen
als je voor de rechter gesleept wordt en de excommunicatie of
doodstraf dreigt…(Mt 10:19): Weest ook dan niet bezorgd, noch over
wat je dan moet zeggen, noch over je lot: zij kunnen wel je
lichaam doden, maar niet je ziel.
In al deze meer of mindere
concrete dingen gaat het uiteindelijk over het leven zelf, over je
bestaan. Daar is ook inderdaad de zorg op gericht, dat te handhaven.
Dàt bestaan, jouw bestaan, jouw wezen, jouw ziel, is juist in al
z’n kwetsbaarheid en vergankelijkheid bij God in goede handen.
Weest daarom in geen ding bezorgd (Phil 4:6) zo vat de
apostel Paulus het samen, voorwaar iemand die in zijn levensloop ook
genoeg dingen heeft meegemaakt om te weten waar hij het over heeft.
De evangelieboodschap roept
ons dus in vele toonaarden toe, dat wij de last die de strijd om
het leven op ons legt, mogen afwerpen. En dat is echt een
evangeliewoord. Want als je die bezorgdheid van je af kunt werpen,
dan komt er een hoeveelheid levensenergie vrij die je leven
enorm kan verrijken.
Bezorgdheid bereikt immers
precies het tegenovergestelde van wat het wil. Het wil het leven
beschermen tegen de dood, maar het bindt je juist daarom des te
sterker aan die dood. De gedachte aan onze vergankelijkheid is als
de kop van Medusa, ééns je die aanschouwt hebt in volle
gruwelijkheid, kun je je blik er niet meer van losmaken, verstar je
en sterf je.
Of het is er mee als met het
net van de vogelvanger: Hoe meer je je ertegen verzet, des te meer
raak je erin verstrikt.
Bezorgd zijn om de dingen des
levens, leidt tot niets, het verhoogt alleen maar de last.
Jezus formuleert het zo:
wie kan door bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toevoegen ?
We moeten dit verstaan als :
Wie kan door bezorgd te zijn één el aan de lengte van zijn
levensdagen toevoegen… Niemand toch.
En dan zijn daar die mooie
beelden [tegen-beelden], van lelies die bloeien in het veld,
onbezorgd, zomaar … volledig zichzelf: om jaloers op te worden. Zij
maken zich nergens zorgen over. En dan zie je de vogels vliegen
langs de lucht, je hoort ze zingen in de bomen. Oók volkomen zonder
zorg, hoewel ook hun leven vergankelijk is en bedreigd.
Iets van hun onbezorgdheid
wenst Jezus ons toe.
Het kan natuurlijk nooit zo
zijn als bij de vogels of de bloemen. Want wij zijn mensen en geen
dieren; dwz wij zijn ons bewust van onszelf en beseffen dat
wij leven en dat wij dus ook eens sterven zullen… Toch suggereert
Jezus dat we iets van die ontspannenheid van die vrijheid
van die eenvoudige natuurlijke losheid van de vogels en de
bloemen kunnen verwerven…
Immers als jij je richt op
God, dan verlost Hij jou; dat is: maakt hij jou los van die zorgen
en schenkt je iets terug van die oorspronkelijke vreugde van het
‘eenvoudig bestaan, er-zijn.
Werpt al uw zorgen op hem:
Hìj zorgt voor u…
Dat is een geloofsuitspraak
zonder weerga. Geloven dat ‘God’ erin voorzien zal, altijd….
De zorg van mensen voor
anderen, van anderen voor ons, van ons voor anderen, van allen voor
de wereld heeft zijn grens. Steeds weer worden wij precies daar mee
geconfronteerd.. als iemand ons ontvalt, als iets ons afgenomen
wordt, als iets ons bij de handen afgebroken wordt…
Gods zorg is eindeloos. Zijn
voorzienigheid ‘zal zorgen’ dat onze voet ook morgen wel weer een
weg vindt om te gaan’. God is ons a.h.w. altijd een zet voor.
Maar dat is een lege uitspraak
als je er niet meteen bij zegt dat die zet – vérder dan al
onze mogelijke zetten – de verschijning en het werk van de Messias
is, die zijn leven heeft gesteld vor zijn schapen… en dat
daarom niets ons meer van hem kan scheiden, noch leven… noch dood.
Met andere woorden: Dat God voor ons zorgt, betekent niet dat we van
de dood af zijn, èn ook niet van het lijden. Nee: zijn zorg kan de
kruisvorm aannemen, en slaat het sterven niet over, maar
sluit het in.
Waar wij een absolute grens
moeten erkennen, waar geen zorg meer helpt: de dood, ook daar is God
ons een zet voor… : Wat voor ons een absolute einde is, is
voor hem een nieuw begin. De laatste grens die wij niet overkunnen
is tegelijk de grens van het koninkrijk van God.
Wij kunnen die grens niet uit
ons zelf overgaan… maar de wijze waarop Christus die grens is
gepasseerd, kan ons wel bemoedigen… wij mogen volgen waar hij
voor ons ging…
Dat is één kant van de zaak.
De onbezorgdheid als bevrijding van de negatieve zorg, van de angst
in de zorg, van de dood in ons leven ! Een verkwikkend
evangeliewoord, een evangelische raadgeving, zoals ze dat vroeger zo
mooi noemden.
We mogen proberen die een
klein beetje waar te maken in ons leven, temidden van de vele zorgen
waarmee wij tobben:
Weest niet bezorgd over uw
leven…
Maar ik wou toch ook de andere
kant van het verhaal nog een keer vertellen.
Deze evangelische
onbezorgdheid mag niet verward worden met zorgeloosheid.
Zoals in het begin van de
overdenking al aangeduid. Die energievretende negatieve zorg
is een mutatie van wat ooit begon als een positieve menselijke
eigenschap: de roeping om ‘zorg te dragen’ voor het geschapene.
Naast de zorg als wat
krampachtige zelfhandhaving ten overstaan van de dood, blijft die
andere zorg geboden: De zorg als zorgzaamheid, het zorgen-vóór.
Ook van deze zorg spreekt het
Nieuwe Testament: Alleen wisselt hier het woord zorg geregeld af met
andere woorden, zoals het woord ‘ter harte gaan’. We komen
het tegen in de twee meest bekende gelijkenissen van Jezus… Ik
noemde u al de gelijkenis van de goede herder. Daar wordt van de
huurling gezegd, dat hij als het er op aan komt, voor zichzelf zal
kiezen, want hij ‘heeft geen zorg voor zijn schapen’: zijn schapen
gaan hem niet ter harte.
Het is hetzelfde woord als in
de tekst voor de prediking: Werpt al uw bekommernis op de Heer, want
Hij zorgt voor u. Niet als een huurling, maar als een herder.
Die ‘zorg’ is levenreddend en
onmisbaar.
Ook in de gelijkenis van de
barmhartige Samaritaan komt het woord voor, zelfs meer dan één keer.
Eerst immers verzorgt hij de wonden van de man, die daar
uitgeklopt en neergeslagen aan de kant van de weg ligt… En de
zorgvuldigheid waarmee de Samaritaan dan de man op zijn ezel
helpt, naar de herberg brengt wordt pas beëindigd als hij hem bij de
herbergier achterlaat, hem geldt geeft en dan bij zijn vertrek de
herbergier op het hart drukt: draag ‘zorg’ voor hem en …
zelfs daar houdt het nog niet op: Mocht het u nog iets meer kosten,
dan zal ik u dat ook nog vergoeden als ik terugkeer..
Logisch dat de kerk naast de
ethische imperatief die de gelijkenis als eerste voor ons biedt, de
gelijkenis toch ook altijd verstaan heeft als een parabel van
hoe de Vader door de Zoon voor ons zorgt, ons opricht uit de
val, en veilig leidt naar de herberg… Hij staat garant voor ons, Hij
neemt de kosten op zich, Hij draagt de last… zèlf.
Nog één voorbeeld: De apostel
Paulus grijpt naar dit woord als hij spreekt in het bekende beeld
van de gemeente als lichaam. Hij stelt daar dat de leden van een
lichaam vanzelf van nature voor elkaar ‘zorg’ dragen. Actueler en
concreter kan het niet, zou ik zeggen.
(En tenslotte wordt er ook nog
gesproken van de ‘zorg’ die de apostel heeft voor alle gemeenten.)
Indien God de allereerst en
allergrootse Zorgzame is en indien genade betekent, dat wij Hem ter
harte gaan… dan worden wij geroepen ook zelf zorgzame mensen
te zijn, die zorgvuldig handelen met elkaar, zorg dragen voor
elkaar en … heel de schepping.
Zorg als afglans van zijn
Zorgzaamheid.
Gemeente, zo neem ik een
dubbele boodschap mee:
Als zorg verkrampt in haar
bezwering van de dood… dan mogen we die op God afwentelen, op Hem
werpen, Hem toevertrouwen. Je mag zelfs vertalen: Hem die
toeschuiven.
‘Werpt al uw zorg op den Heer,
want Hij zorgt voor u, U gaat hem oneindig ter harte….’
En dan het andere: Bevrijd
van die kramp mag de zorg weer terugkeren naar wat zij
oorspronkelijk was: zorgzaamheid in het bouwen van en bewaren
van Gods Schepping (Genesis 2). Bevrijd van zorgen … vrij om te
zorgen voor.
Zo kunnen we verder… Amen.
liturgie
-
welkom / afkondigingen
-
aanvangslied: gezang 320: 1 en 3
-
stil gebed
-
votum & groet
-
lied: gezang 320: 4
Vandaag stel ik een woord
centraal. een begrip: ‘zorg’. Een woord met een heel rijke
betekenis. Het is zo weggelopen uit de gelijkenis van de goede
herder, die zorgt voor zijn schapen. Zorgen dus, zorgen
voor…. Heel positief.
Maar ook een raar woord.
‘Zorgen’ voor is positief, maar als je teveel zorgt, kan het
ook een negatieve kant krijgen… Dan ga je je zorgen maken, word je
bezorgd…
Over die dubbelheid wil ik het
vandaag met u hebben.
We beginnen echter positief:
AANVANGSTEKST: ps 55: 23
Werp uw bekommernis op de
HERE, Hij zal voor u zorgen;
Hij zal nimmermeer
toelaten, dat de rechtvaardige wankelt.
En in een lied
-
lied: gezang 429: 1 en 2
-
gebed “Op de drempel” (W.R. van der Zee, In het huis van de levende,
p 104)
-
lied: gezang 429: 3
Zorg is positief, tenminste
zolang je je kunt toevertrouwen aan degene die voor je zorgt,
‘God’.. maar het kan ook omslaan. In het gebed raakten we er al aan:
Je kunt je ook ‘zorgen maken’, ‘word je bezorgd’, en dan klinkt het
negatief. (care > worry).
Een schriftlezing die
daarop voortborduurt is het bekende gedeelte uit de bergrede:
-
Schriftlezing: Mattheus: 6: 25-34
-
lied: gezang 448: 1 en 3
-
preek
-
lied: gezang 448: 2
-
geloofsbelijdenis
-
Klein Gloria
-
collecten
-
gebeden
-
slotlied: Psalm 63 (lees 1 en 2 / zingen vers 3)
-
heenzending en zegen
-
"amen.." (gezang 456:3)