Goddelijke pedagogie

tekst: “Het is beter voor u, dat ik heenga..”

Antwerpen, 8 mei 2016 (wezenzondag)
[extra: een korte inleiding op de lezing en een parafrase van de tekst van Johannes 16]

[Een nieuwe versie in dezelfde geest schreef ik voor de virtuele Norbertus in corona-times: https://norbertus.religie.one/goddelijke-pedagogie]

 

 

Gemeente van Christus,

De woorden van onze tekst vormen een zin van Jezus uit zijn afscheidsgesprekken met zijn leerlingen, zijn vrienden. “Het is beter voor u, dat ik heenga..”, zei Jezus.

Nou, daar waren zij het niet mee eens. De idee dat Jezus hen zou verlaten, vervulde hun harten juist met droefheid, zoals er ook staat in vers 6. 

Als we de vertelstructuur van Johannes serieus nemen, dan moet het wel allemaal abracadabra geleken hebben. ‘Heengaan?’. hoezo? Waarheen dan ‘Een trooster zenden’ Wablief? 

 

Misschien daarom toch ook nog wel een keer nuttig om erbij te zeggen dat Johannes in zijn evangelie geen verslag geeft van feiten, maar eigenlijk mediteert naar aanleiding van fragmenten die hij zich herinnert en dan uitwerkt tot hele conversaties. Johannes schrijft voor mensen die leven na Pasen, na hemelvaart, na Pinksteren, voor ons dus. Wij kunnen die woorden dan ook wel plaatsen. We vullen ze in, we weten waarop Jezus op doelde, als Hij het heeft over zijn ‘heengaan’ en het zenden van de Trooster. Wij zeggen dan: Hij heeft het over zijn einde en zijn hemelvaart en over Pinksteren. Logisch.

Maar: snappen wij die woorden echt, want begrijpen naar de letter en verstaan naar de Geest zijn toch wel twee verschillende dingen.

 

“Het is beter voor u, dat ik heenga..” : wij begrijpen wel waarop hij doelt als hij dat zegt, maar verstaan wij het ook, zijn we het er ook innerlijk mee eens, dat het beter is - voor de discipelen toen, maar vooral voor ons nù - , dat Jezus is heengegaan, opgevaren ten hemel.

 

Of verzuchten we zoals zoveel mensen: Ach was Jezus nog maar op aarde ! ...Dan zou ik zien en geloven, dan zou ik vragen honderd‑uit, dan zou alles zoveel eenvoudiger en beter ook zijn dan nu. Ongetwijfeld zou ik dan niet met zoveel vragen en twijfels zitten, dan wist eindelijk precies waar ik aan toe was...

 

Toch staat het er in onze tekst en wel zo duidelijk mogelijk, dat het voor ons beter is, dat Jezus van de aarde is weggegaan... Dus niet zo van ook wel ‘draaglijk’, of acceptabel, neen: beter... gewoon: beter, het ‘leven zonder dat Jezus zichtbaar present’ is, is te prefereren boven een ‘leven met hem op aarde’. Hoe dat nou kan is bijna onvoorstelbaar. Daarom is het wel aangenaam dat er nog wat uitleg volgt.... dat er bij staat, waarom dat beter is.

 

 

vers 7 (vervolg): “Het is beter voor u, dat ik heenga, want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen. Was Jezus gebleven, dan zou de Trooster niet gekomen zijn. Dan zouden wij – ik zal het eens zwaar theologisch zeggen – God in zijn laatste en voor ons beslissende hoedanigheid, zijnswijze, persoon niet hebben leren kennen.

 

Wij zouden dan wel geweten hebben van God de Vader, de Schepper, van de Wetgever, de God van Israel, en wij zouden ook de Zoon hebben gekend: de Messias van Israel, de Verzoener van de schuld, de Verlosser van de mensheid, zo u wilt, maar wij zouden niets geweten hebben van God, de heilige Geest, nl. dat de geest van Christus en de kracht van God de Vader ook in ons werkzaam kan en wil zijn.

En op die laatste wezensopenbaring van God komt het nu juist aan. Dat is de ‘beste’, beter nog dan in aanwezigheid van Jezus door Galilea wandelen en naar Jeruzalem gaan.

 

Door de Heilige Geest worden de werken van God voor ons tot waarheid, tot een levensrealiteit. Daar waar wij door Christus geraakt worden... waar zijn boodschap, zijn persoon ons hart raakt, dat is de Geest. Daarom dat Jezus ook zegt (vs 13): wanneer de Geest der waarheid komt, zal Hij u in alle waarheid leiden.

De Geest van God, m.a.w. maakt het werk van God pas compleet, volledig, af.

 

Goed, dat klinkt nog steeds tamelijk theologisch, abstract. Nog steeds niet zo goed invoelbaar.

Wat is nu een koninkrijk zonder koning, een kerk zonder glorie.

De gemeente is zonder Christus onthoofd.

En dat zou dan nog bèter zijn ook, het blijft moelijk te verteren, hard om te verstaan.

Hoe kan dat nou beter zijn ? Dat iemand, zonder wie de kerk niets voorstelt, die de wereld zo nodig heeft, dat die persoon weg is.

 

Gemeente, ik denk dat wij hier raken aan stukje goddelijke pedagogie, opvoedkunde.

God doet dat expres. Hij wil dat wij volwassen christenen worden. Hij wil dat wij zèlf leren leven en geloven, Hij wil dat wij rijpen zullen aan zijn afwezigheid. En daarom wordt de Heer ten hemel opgenomen. Daarom moeten wij het doen met zoiets ongrijpbaars en onzichtbaars als de Geest, die als de wind waait waarheen hij wil, en waarvan je niet weet vanwaar Hij komt en waar hij henengaat. Op het eerste gezicht worden wij daar armer door, maar als het erop aankomt, is dat een enorme verrijking.

 

 

Ik zei, dat is goddelijke pedagogie, opvoedkunde. De verhouding leraar-leerling lijkt in het geval van Jezus en zijn discipelen op die van ouder en kind. Kinderkens, zegt Jezus, het is echt beter voor jullie, dat ik wegga, dat jullie leven, leren leven zonder mijn directe aanwezigheid, dat jullie leren leven zonder Mij er elke keer overal en altijd bij.

 

Dat zou een zin kunnen zijn van een vader tot zijn zoon, een moeder tot haar dochter in de loop van het opvoedingsgebeuren. Het doel van de opvoeding is immers uiteindelijk toch altijd, dat je je kinderen leert op eigen benen te staan, dat je je kinderen leert om zelf goed te leven, zelfstandig te zijn. Pedagogie is toch opvoeden tot volwassenheid.

En in dat kader kan het inderdaad komt er onherroepelijk een moment, dat de ouders een stap terug doen en a.h.w zeggen: “Het is beter voor u, dat ik heenga..”

Je geeft ze alle bagage mee, die je denkt dat ze nodig hebben, je leert ze met woord en daad, vertellend en voorlevend, wat goed en kwaad is - tenminste dat probeer je - en dan hoop je dat ze zelf voortaan -ook wanneer je er niet bij bent- zullen leven in de goede zin van het leven. En dan moet je ze loslaten, laten gaan.

Dat is het cruciale moment, waarop zo’n opvoeding wordt getest, het moment, dat de opvoeders weg zijn. Dan blijkt of de opvoeding effect heeft gesorteerd. Zolang de ouders nog lijfelijk aanwezig zijn, hun oog nog alles ziet, zolang zal het alles wel gaan. Maar van het moment, dat er afstand is gekomen, van het moment dat zij zijn weggegaan... wordt het spannend. Dan pas blijkt of de kinderen ook echt in staat zijn zelfstandig, volwassen te leven... en niet alleen dat: ook en of zij ‘in de geest’ van hun ouders zullen verder gaan.

 

Wij vinden dus een pedagogische wetmatigheid:

Er is afstand nodig om het leven een kans te geven.

Er is ruimte nodig om tot ontplooiing te kunnen komen.

Het is nodig, dat iemand, die belangrijk is, een identificatiefiguur of een geestelijk leidsman, de gave bezit om op het juiste moment terug te treden, te zeggen: “Het is beter voor u, dat ik heenga..”

 

En deze psychologische wet geldt blijkbaar ook in het geloof.

Ook tussen Jezus en de discipelen moet afstand komen, ruimte geschapen worden tussen Hem en de zijnen, opdat zij kunnen worden wat ze in Hem nu reeds zijn, opdat ze ook zelf volwassen christenen kunnen worden. De pijn en de droefheid, die erbij horen, en die ook in het evangelie van Johannes duidelijk voelbaar zijn, moeten geaccepteerd worden. Het zijn groeipijnen, geestelijke groeipijnen... weeën die horen bij de geboorte van de nieuwe mens, de volwassen gelovige.

 

Het zich losmaken van het vertrouwde, het zoeken van de eigen weg, (en dat is niet een verloochening van de vorige weg !, maar die weg in eigen spoor verderzettend), zoiets gaat altijd gepaard met een zekere angst voor het onbekende, het onvertrouwde... maar alleen zo kan er voortgang zijn, kunnen de komende dingen geschieden.

Dat geldt in het gewone leven, maar ook in het geestelijk leven.

 

Wat de discipelen betreft moet de gestalte van het intieme samenzijn met de Heer afgebroken worden, dat doet pijn, want het was zo fijn, zo goed...

Daar is bij de discipelen kans op heimwee naar die tijd, maar die gestalte van het samenzijn met de Heer.. en die heimwee moet afgebroken worden. Er moet een nieuwe verhouding tot stand komen opdat een nieuwe, wijdere, bredere en betere gestalte van samenzijn kan worden opgebouwd... een samenzijn in geest en waarheid, een geestelijke gemeenschap met de Heer.

 

En voor het weer te zweverig wordt: Dat betekent dat ze samen blijven leven in de geest van de Heer. En dat geestelijk leven is niet iets ‘apart’ van het gewone leven. Die ‘geest van Jezus’ moet aanwezig zijn, zich laten gelden, in de gewone dagelijkse omgang…. waar Jezus niet lijfelijk aanwezig is. Men kan zich blijven vastklampen aan oude verhoudingen, aan herinneringen van hoe het ooit was, maar dan wordt een kind nooit volwassen, dan wordt een mens nooit zichzelf.

 

 

Het is enkel in een proces van loslaten, heengaan, afstand nemen, dat een mens kan groeien en worden wie hij eigenlijk is, zonder daarmee wat er geweest is te verloochenen. Dan is het verleden op een geestelijke wijze present in het heden. Dan is het geen last, maar inspiratie.

Zo gaat het in het leven, zo gaat het in het geloof, en deze twee zijn één.

- In het leven kun je zo op een geestelijke wijze verbonden blijven met je ouders, als ze je ontvallen zijn, of je partner of een vriend… Niet door ze te bevriezen in een herinnering, maar door verder te gaan ‘ in hun geest’. Dat kan troostrijk zijn, maar ook wel eens kritisch, appellerend.

- In het geloof is het precies zo: Je bevriest Jezus niet in het verleden, maar je neemt hem mee, door in zijn geest verder te leven. Troostrijk, maar ook appellerend. Het woord dat in onze vertaling ‘Trooster’ is vertaald, paracleet, kan ook ‘interpellant’ zijn. Vertroosting en vermaning zijn beide in het Griekse woord beide besloten.

 

Aan het verleden vastgeklonken, dat waren de discipelen voor Pinksteren. Bang en verdrietig. Met Pinksteren wordt de ‘geest van Jezus’ over hen vaardig en nemen ze een start om nu ook zelf in zijn geest verder te leven. Ze worden er geestdriftig van en trekken de wijde wereld in en laten die geest van Christus doordringen in de hele menselijke levenswerkelijkheid.

Doordat Jezus is heengegaan, kan dat gebeuren.

Zo werkt de goddelijke pedagogie.

De Geest neemt het uit Christus en laat het ons gewaarworden waar Jezus ookal weer voor stond, voor staat.

Daarom zei Jezus: “Het is beter voor u, dat ik heenga...”

 

Christus moest afstand nemen van de zijnen, heengaan, hen achterlaten. Afstand niet omwille van de afstand, maar omwille van het vinden van een nieuwe verhouding tot Hem, een geestelijke band… een leven ‘in zijn geest’. Wij kennen Hem niet meer naar het vlees, enkel naar de Geest.

Deze kennis is zo rijk en deze band zo kostbaar... dat de aardse omgang die de discpelen hebben gehad met Jezus daarbij verbleekt !.

Een geestelijke band is sterker dan een lichamelijke, waardevoller dan een natuurlijke. Een geestelijke band is de meest intieme die je kunt hebben, de meest totale ook.

Het doortrekt dan heel je leven.

Het gewone leven wordt een geestelijk leven, want geleefd in de geest van Christus.

 

Al heeft Hij ons verlaten,

Hij laat ons nooit alleen.

Wat wij in Hem bezaten,

is altijd om ons heen

als zonlicht om de bloemen,

een moeder om haar kind.

Teveel om op te noemen

zijn wij door Hem bemind.

amen.


 

INLEIDING OP HET HOOFDSTUK

Eén van de eigenaardigste stukken van het evangelie volgens Johannes is hoofdstuk 14-17.

Als u zich realiseert dat

- h.12 de intocht in Jeruzalem plaatsvindt

- h.13 Judas al op weg is om zijn penningen te gaan halen, Petrus wordt ingelicht dat de haan die zal kraaien,

dan verwacht je in h. 14 toch wel dat de passie zal gaan beginnen.

Maar dat is niet zo. Die begint pas in h. 18.

Daartussenin schuift Johannes 4 hoofdstukken vol met ‘laatste woorden’ van Jezus, d.w.z. afscheidsgesprekken tussen hem en zijn discipelen.

Heel mooie hoofdstukken, met heel beroemde zinnen, Over de ‘trooster’ die zal komen, over hoe je alle stormen kunt weerstaan in dit leven door ‘als rank in de ware wijnstok’ te blijven, eindigend met het grote hogepriesterlijke gebed... waar Jezus tot de Vader bidt voor zijn discipelen.

Het is duidelijk: Jezus bereidt in deze hoofdstukken zijn leerlingen voor op een leven zonder Hem. Hij zal er straks niet meer zijn en zij zullen verder moeten.

Deze hoofdstukken zijn dus te verstaan als een reflectie op ‘hoe dat dan moet’…

Johannes 16: 5-15

 

PARAFRASE Johannes 16

Aan het eind van zijn aardse weg gekomen richt Jezus zich nog eenmaal tot zijn leerlingen... om ze voor te bereiden op zijn ‘heengaan’
Kinderkens, zegt Hij, Ik heb zoveel nog te zeggen, maar er is geen tijd meer. Maar dit heb ik allemaal tot jullie jullie gezegd om te voorkomen dat jullie de moed zullen verliezen.
Want reken maar, dat de wereld niet bijster veel respect zal hebben voor jullie als jullie in mijn voetsporen willen treden
Het kan zelfs gebeuren dat, dat men meent God een dienst te bewijzen, door jullie het leven onmogelijk te maken.
Afin, nu is mijn tijd gekomen, de tijd om te gaan.
En ik zie dat jullie die gedachte eigenlijk niet verdragen kunnen.

Toch, werkelijk, het is goed voor jullie dat ik wegga.
Het is zelfs beter voor jullie dat ik heenga, want anders kan de Trooster niet komen.

Maar als ik weg ben, dan komt Hij... zeker weten. Ik zal hem zenden...
Mijn Geest is het...
En als hij over jullie komt
Dan zal door jullie aan het licht komen, wie Ik werkelijk ben èn waarvoor ik sta, en waarvoor ik mijn leven geef..

Ik heb jullie nog veel meer te zeggen, maar jullie kunnen dat allemaal nog niet aan.

Mijn Geest zal jullie de weg wijzen naar de volle waarheid.
Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar alles wat er in mij is... aan liefde, visie en gezag... Dat alles zal Hij aan jullie over brengen... in jullie brengen



 

- lied: gezang 235

- preek

- lied: gezang 234

- dankgebed en voorbeden

- mededelingen

- collecten

- lied: gezang 254: 1 en 4

- heenzending en zegen / - “amen..” (gezang 456:3)

 

terug naar de lijst met preken