Mijn ziel is stil tot u

 Over innerlijke rust

[terug naar preeklijst]

Meditatieve viering, waarin we met elkaar willen nadenken over een psalm van David, waarin 'de stilte' centraal staat, psalm 62. Om ons op deze viering voor te bereiden, willen we dan ook eerst stil worden...

- STILTE

- "Waar twee of drie in mijn Naam bijeen zijn, heeft Jezus gezegd, daar ben ik in hun midden. In deze overtuiging beginnen wij

 

We zingen: gezang 328, 1

- GEBED / = vrij naar het gedicht 'Kerkgang' van Jaap Zijlstra

Hemelse Vader,
dagelijks vernemen wij
door de krant en de tv
tot wat voor een onheil
wij mensen in staat zijn.

En soms gaan we naar de kerk

Uw huis, om te vernemen

tot wat voor een heil
U in staat bent.

Daar leven wij van.

En dat heil vernemen wij

Graag

Door uw Woord.

Daarom bidden wij:

Wil de Schrift tot leven wekken,
Laat het een Woord zijn, levengevend
zoals de Heer zelf,

geestrijk in ons midden

tot heil van mensen

en tot eer van uw Naam!

 

Wij zingen: gezang 238, 2


- SCHRIFTLEZING: psalm 62

We zingen: gezang 328, 3

 

OVERDENKING

“Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God,

want van Hem is mijn verwachting;

waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht,

ik zal niet wankelen.”

“Het was doodstil, je kon een speld horen vallen”, Dat kun je zeggen als er iets heel spannends staat te gebeuren, bijv. als het doek wordt opgehaald bij een schoolvoorstelling. Vol spanning wachten dan de ouders op wat ze te zien krijgen en vooral natuurlijk: Hoe hun kind het eraf zal brengen!

Doodstil is het dan... Toch is het geen "doodse stilte", maar een stilte vol verwachting, vol van léven.

Er zijn veel soorten stilte… Ook stilte die wetenschappelijk gezien niet stil is.

Bijv. de zacht ruisende stilte van de natuur.

Die overkomt je in de zomer wel eens, wanneer je bijv. alleen bent in het bos. Insekten zoemen, de bladeren ruisen in de wind: Heerlijk kan dat zijn... Die stilte. Zo’n stilte doet je soms aan God denken. Zó verscheen hij aan de profeet Elia, niet in de storm, maar in het ‘geluid van een zachte koelte’…

De 19de eeuwse dichter Nicolaas Beets vindt God daar ook:

    'De moerbeitoppen ruischten;'

          God ging voorbij;

    Neen, niet voorbij, hij toefde;

    Hij wist wat ik behoefde,

          En sprak tot mij;

    Sprak tot mij in de stille,

          De stille nacht;

    Gedachten, die mij kwelden,

    Vervolgden en onstelden,

          Verdreef hij zacht.

…..

Dat zijn mooie stiltes…, kostbare, die moet je koesteren. Die verkwikken de ziel.

Er zijn echter ook andere:

Een gespannen stilte bijv, als ’s avonds laat ouders samen zitten te wachten op een kind dat al lang thuis had moeten zijn.

Of een mokkende stilte.

Die kan in een huis hangen waar ruzie is, tussen man en vrouw, ouders en kinderen.

Je voelt dan als het ware het verzet en de bitterheid in het huis rondgaan, wanneer je er binnentreedt.

Nog weer anders is de stilte van het geloof.. , waar David het hier over heeft. Die stilte is het geheim van psalm 62, het geheim ook van Davids leven.

Dat is een stilte die binnen in de mens heerst. Het is de innerlijke rust.

Dat is iets wonderlijks. En heeft niet veel met de uiterlijke omstandigheden te maken.

David had geen rustig leven. Hij was allesbehalve een kloosterling of kluizenaar. Hij was een generaal, een koning, een politicus, een vluchteling. Hij had vijanden èn stond altijd onder druk. Ook deze psalm getuigt daarvan.

 

Zijn tegenstanders belagen hem, terwijl hij leeft in een sfeer van huichelarij. Mensen praten hem naar de mond, maar in hun hart vervloeken ze hem (v. 5)  Ze willen hem weg hebben uit zijn hoge positie. Daarbij deinzen ze voor niets terug, ja ze hebben er zelfs een behagen in om te liegen en te bedriegen (vers 5b). In zo'n sfeer moest hij, David, leven. Weinig stiltemomenten dus…

En dan, in zulke omstandigheden, toch,  mijn ziel is stil tot God

Hoe krijgt hij dat voor elkaar? Van binnen rustig blijven als buiten alles stormt, stil zijn als je ondergedompeld bent in gepraat.

Welnu, het is hem gegeven omdat hij in zijn leven altijd onder Gods oog heeft geleefd. Hij heeft God leren kennen en niet abstract, neen heel concreet. Let maar eens op de namen, die hij aan God geeft in de verzen 7 en 8.

Rots, Burcht, Schuilplaats, mijn Eer, mijn Heil.

Rots, burcht, schuilplaats

Drie aanduidingen van God, als diegene bij wie het veilig is, naar wie je kunt vluchten, waar je terecht kunt. Bij God kun je je bergen. bij Hem mag je vertoeven in gevaren.

Zo heeft David God leren kennen.

God is mijn eer: De eer van de koning David was niet zijn eigen glorie en heerlijkheid, maar zijn eer vond hij in zijn God: Hij was een koning bij de gratie Gods.

God is Mijn heil: God redt uit nood, God redt - zingt David - dóór de nood heen. Hij brengt zijn werk ten uitvoer en ook midden in de nood is dat een vaste zekerheid voor David... Dat is zijn redding, zijn heil...

Wat een geloofsvertrouwen spreekt daaruit, en – inderdaad. Zo in het leven staan getuigt van een diepe innerlijke rust. We beginnen te verstaan hoe David kon inkeren tot de stilte terwijl hij een leven leeft vol rumoer.

----

Nu zijn we op een gevaarlijk punt belandt. Onwillekeurig kun je nu denken: mwa, zo goed en vroom als David, dat lukt mij niet. Ik zou die stilte wel willen vinden, maar dat kan ik toch niet.

Hier komt de Psalm ons te hulp.
Ook voor David was die innerlijke rust niet vanzelfsprekend. Zo van: eens bereikt, voor altijd verworven. Nee, ook hij moest worstelen om die stilte te vinden en te bewaren… Hij was die soms (vaak?) ook gewoon kwijt.

Leest u maar mee in vers 6 (berijmd vers 4). Als het ware herhaalt David daar vers 2 (berijmd vers 1), maar in ietwat andere bewoordingen.

“Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God... ( adhortatief)

In het begin stond het in de indicatief: Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God

Hier moet David zichzelf aansporen om zich tot God te keren en de stilte te hervinden.

Die stilte was ook voor David dus geen onaangevochten zaak. Ook het herhaalde gebruikt van het woordje ‘Waarlijk’ (6-maal in onze psalm) doet dat vermoeden.

Het is of David tegen zichzelf zegt:

Ik weet dat God mijn burcht is, mijn schuilplaats etc.., maar ik voel het niet (meer). Maar het moèt zo zijn. Die rust, die stilte, is er, waarlijk!

Waarom? Omdat hij het in zijn lijf en leden heeft gevoeld, ooit.

De herinnering aan dat moment dat die diepe rust er was, neerdaalde in je ziel… die blijft ook als het gevoel zelf voorbij is. Die herinneringn neemt niemand je meer af. En ook als herinnering blijft ze werkzaam.

Gedenken èn geloven, d.w.z. fiducie hebben...

Het zal altijd aangevochten zijn. En je kunt het continu ervaren, maar soms wel, even.. Je hebt het nooit op zak. Je kunt het zelfs kwijtraken, maar toch ìs die diepe rust en vrede er wel.

De psalm eindigt prachtig. David trekt zich terug op die herinnering.

God heeft eenmaal gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: De sterkte is Godes...

En Ook de goedertierenheid, o Heer, is van U

Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God.

Amen
 

We zingen zingen: psalm 62: 1,5,7


DANKGEBED EN VOORBEDEN (de woorden staan om de stilten heen)

Goede God, wij danken U, dat Gij ons wederom uw Woord hebt doen horen, dat Gij ons uw beloften schenkt en ons oproept om te rusten in U.

Wij bidden U: Doe zelf het zaad van Uw woord in onze harten ontkiemen en vrucht voortbrengen.

Leer ons stil te zijn tot U, want Gij zijt onze burcht en schuilplaats.

Heer, onze God, Ontferm U over allen die rusteloos en wanhopig zijn, zoekend naar stilte en rust. Schenk hen die, opdat zij mogen rusten op uw Woord.

Ontferm u over de volken: Blus de haat, neem weg het wantrouwen en breek het onrecht, dat hen scheidt.

Wil ook uw kerk opbouwen en maken tot een schuilplaats voor allen die rust zoeken. 

Wil uw genade en. bijstand schenken aan onze zieken, naar lichaam en ziel beide.

Erbarm u over hen die eenzaam zijn en bedroefd.

Zo bidden wij u allen te samen, in Christus naam,
 

ONZE VADER


amen

- ZEGENBEDE: Moge de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, onze harten en zinnen bewaren, van nu aan tot in eeuwigheid, amen