Psalm 19 - de studie van de hemel en de torah

Twee talen om de werkelijkheid waarin wij leven te 'adresseren' (anglicisme)

 

[up] [home]

Overdenking muziekdienst Brabantse Olijfberg, 10 september 2023 (muziek: Psaume XIX van J.Pzn. Sweelinck)

Psalm 19 bestaat uit 2 delen. Sterker nog: het zijn duidelijk 2 aparte liederen/gedichten, die ooit samengevoegd/samengezet zijn.

- Deel A verwondert zich over wat ‘de hemelen’ ons te vertellen hebben.
- Deel B is een lofprijzing op de ‘torah’ (eindigend met een gebed)

 

Deel A is heel oud, ook moeilijk te vertalen. Maar is in z’n ouderdom monumentaal en veelzeggend.

De hemelen vertellen Gods heerlijkheid (kabod)

En het firmament verkondigt het werk van zijn handen

Het zijn geen woorden, het is geen spraak,

en toch wordt de 'boodschap' alom gehoord.

 

Beschouwelijkheid uit de aanschouwing geboren.

Filosofisch klinkt het (meta-cognitief: er wordt nagedacht over hoe kennis toe stand komt).

 

Toch heel elementair en voorstelbaar, inleefbaar.

Kijk naar boven. Wat ziet u? Overdag/snachts: het hemelgewelf… U ziet het niet, u voelt het, het maakt indruk, impressionant (als er geen lichtvervuiling is). Je voelt je klein. Ontzag (Engels: awe)

Wat is dat eigenlijk? De primitieve  verwoording pakt precies dit oer-aanvoelen. Primitieve taal is primaire taal, heeft het eerstgeboorterecht als het om de gevoelswaarde gaat. Deze 'aanschouwingsvorm' pirimeert eigenlijk op de gesofisticeerde 'aanschouwingsvormen' van Kant/Aristoteles (categorieën).

Genesis 1 bijvoorbeeld. Daar dezelfde termen voor de hemelen (in het Hebreeuws een meervoud: Sjamayim) en het uitspansel/firmament.

Firmamentum (gewelf) = Hieronymus

Uitspansel (tent) = Deux-aes bijbel, ook in Statenvertaling (Marnix?)

Achter die term zit de voorstelling die in Genesis 1 verhaald wordt: ‘scheiden wateren beneden/wateren boven’

Hebreeuws werkwoord: rq’ = platstampen, uitrekken (koperplaat? Stof?)

ACHTERGROND bij Genesis 1 is de voorstelling van de OERVLOED... Als er in (of net na) het begin iets is, dan zijn het 'de wateren' (ook meervoud: mayím). Overal, waar een geweldige ru'ach (wind/geest) bovenraast.

Om levensruimte te creëren, brengt God in die wateren (je moet zorgvuldig lezen, wil je Genesis 1 begrijpen en het onderliggende wereldbeeld vatten) een ‘gewelf aan’ (uitspansel. Hij spant een doek op, hij vormt/bolt een gewelfde plaat). Zo duwt hij de vloed weg naar boven... Daartussenin - onder dat gewelf - onstaat dus nu ruimte.

voor het vaste land, straks , bewoonbare wereld.

Dit beeld blijft dominant in de bijbel: De hemelsluizen kunnen opengaan (letterlijk te nemen: luiken in het firmament), zodat de ‘wateren van boven’ weer naar beneden storten.

Zo volkomen bij de zondvloed / En wij, wij kennen het sinds enkele jaren ook weer, de waterbom... Wallonië, onlangs in Italië/Griekenland.

Zoiets.

Maar dit terzijde.

 

Psalm 19A… bewaart dus iets van dat oeraanvoelen, van de grootsheid ervan, het overweldigende. En de verwondering erover, de bewondering ervoor. Mysterium fascinans (et tremendum, maar dat is in deze Psalm naar de achtergrond gedrongen.)

Dat betekent dus: ontzag voor hoe dat in elkaar zit, gemaakt is.... voor wie dat gemaakt heeft.

‘God’ is de term die men alom gebruikt om dat te articuleren (maar dat hoeft niet)

Verder onder woorden brengen wat en hoe, dat lukt niet

 

Wel kan men de verwondering, overweldigende, impressionante in taal gieten, poëtische taal dus.

Meerdere malen in de bijbel… Genesis 1 (prachtig geconstrueerde 7-dagen gedicht, waarin samengebracht zijn oeroude, zelfs onderling tegenstrijdige, eerste inzichten/aanvoelen hieromtrent).

Maar ook in de Psalmen. Hier dus, ps 19, maar ook psalm 8, 104. En in Jesaja en Job… daar zeker.

 

Hoe breng je dat dan ter sprake.. Zet die poëzie op muziek. Dan komt de boodschap, het verhaal…wat je toch niet kunt uitspreken, het best binnen. In de taal de muzen. Ook die komt - als muziek - binnen via het oor… zeker (klank/stem/geluid), maar gaat dan niet naar het redenerende verstand, maar recht naar… ja, het hart, de ziel… gevoel, gemoed.

Muzische taal is een heel eigen taal, met eigen grammatica en syntaxis zal ik maar zeggen.

Psalmen moet je dan ook 'reciteren' (recitare) of zingen (cantare): in Israel doet men dat in de originele taal. De poëzie is altijd inherent.

In de kerk via vertalingen: Latijn (Hieronymus is de uitvinder van het woord 'firmament', lees ik)

En natuurlijk – de Reformatie -in de volkstalen… Luthers vertaling van de Psalm was zo goed, dat componisten nauwelijks nog nood voelden aan een strofische berijming:

Die Himmel erzählen die Ehre Gottes..

und die Feste verkündiget seiner Hände Werk.

De Hervormden, wilden toch liever een strofevorm. Clément Marot geeft de aanzet aan het Franse hof (al voordat Calvijn er een psalmboek van maakte!)

Guillaume Franc (cantor, schoolmeester, muziekleraar) te Genève krijgt op vraag van de Predikanten de opdracht van het stadsbestuur om hievoor melodieën te maken en die in te oefenen in de vieringen (met de jongens, die ze voordien op school (muziekles was voornaam onderdeel van het curriculum, een hoofdvak) hebben aangeleerd. Hieronder de eerste keer dat 'onze' melodie bij de tekst van Marot verschijnt: Ordre des prières et chantz ecclésiastiques (Genève 1542)

 

Psalm 19A

J. Pzn. Sweelinck, Livre Troisieme des Pseaumes de David(1614) - onder de tekst

Les cieux en chacun lieu
La puissance de Dieu
Racontent aux humains.
Ce grand entour épars
Nonce de toutes parts
L'ouvrage de ses mains.

Jour après jour coulant
Du Seigneur va parlant
Par longue expérience ;
La nuit suivant la nuit
Nous prêche et nous instruit
De sa grand sapience.

 

De hemel, elke uithoek ervan,

spreekt van Gods eer, zijn macht,

opdat de mensen het horen.

Het firmament, zo uitgestrekt,

verkondigt in al haar delen

het werk van zijn handen.

Dag na dag stroomt het eruit -

over de Heer gaat het -

ze weten het uit ervaring.

Elke nacht weer

worden we erop gewezen

hoe groot zijn wijsheid is.

Et n'y a nation,
Langue, prolation,
Tant soit d'étranges lieux,
Qui n'oie bien le son,
La manière et façon
Du langage des cieux.

Leur tour partout s'étend
Et leur propos s'entend
Jusques au bout du monde.
Dieu en eux a posé
Palais bien composé
Au soleil clair et monde ;

 

Elk volk,
elke taal, elke spraak,
hoe ver of vreemd ook,

hoort zeer goed de klank,

en verneemt de manier

waarop de hemel spreekt.

Ze geraakt overal,

haar boodschap wordt gehoord

tot aan het einde van de wereld.

God heeft daar geplaatst

een welgevormd gewelf (verhemelte)
voor de zon, helder en klaar.

Dont il sort ainsi beau
Comme un époux nouveau
De son paré pourpris.
Semble un grand prince à voir,
S'égayant pour avoir
D'une course le prix.

D'un bout des cieux il part
Et atteint l'autre part
En un jour, tant est vite.
Outre plus n'y a rien
En ce val terrien
Qui sa chaleur évite.

Daaruit komt hij tevoorschijn,

als een kersverse bruidegom,

vanuit zijn fraaie chuppah.

Hij lijkt wel een prachtige prins

die dolblij is dat hij de prijs

van een wedloop gewonnen heeft.

Aan het ene einde van de hemel vertrekt hij, en bereikt het andere

in één dag, zo snel is hij.

En niets

in dit aardse dal
ontsnapt aan zijn warme gloed.

 

Berijming Clément Marot
(eerste publicatie 1539)

ontstaan ca. 1536)

 

…. U kon wel volgen, denk ik, al luisterend, en vaststellen hoe de dichter een poging deed om het niet in woorden te vatten verhaal dat de ‘hemel’ vertelt en het uitspansel bevestigt… toch in woorden te vatten… Poëzie, beeldende taal, de verbeelding wordt geprikkeld... En hoe Sweelinck deze tekst zorgvuldig 'versterkt' met muzikale middelen.

 

Twee opmerkingen:

1. Respect voor de wetenschap

Joodse uitleggers (12 e eeuw: Rashi, Kimhi, Ibn Ezra) wijzen er n.a.v. deze psalm op dat de verwondering niet zozeer esthetisch is (schoonheid van het geschapene) maar eerder filosofisch, wetenschappelijk (verwondering over de structurerende elementen). De termen zijn anachronistisch, ik weet het, maar toch zeggen deze 12de eeuwers wel zoiets.

De aanschouwing van de natuur prikkelt, maakt nieuwsgierig, leergierig. De alomvattende ordening van de dingen wordt gekend via de ervaren (ook de natuurwetenschappen, hoe abstract ze ook worden, vinden hun aanzet in de ervaring van de natuur, in het Grieks: fysis  > fysica, natuurkunde.) De ingeniositeit, de betrouwbaarheid, de onderliggende ordening, ze wordt ervaren in de regelmaat van dag en nacht, de berekenbaarheid van de banen van de zon/maan en de planeten, de beweging.

De Griekse wereld construeerde de 'harmonie der sferen' de harmonia mundi (Plato, zeker Neo-platonisme) en bevorderde de onderzoekende geest (natuurfilosofen, Aristotelische logica, Pythagoreïsche wiskunde). Ook de 12de eeuwse Joodse rabbi's kenden deze gedachten, zeker Aristoteles via de Arabische vertalingen - Spanje. Bloei in astronomie, toen nog astrologie genoemd.

 

Later komt Newton: de natuurwetten.

Dan daardoor wordt de verwondering niet kleiner, maar juist groter.

 

Toen was men zich daar zeer van bewust: De beweging van de hemellichamen wijzen aan dag, maand, jaar. Die hemel ritmeert het aardse leven.

Elke nieuwe maan(d), elke volle maan, werd met een groot feest gemarkeerd, ingezet (ps 81: ‘Viert bij volle maan… )

Alle feesten hangen – nog steeds – met de wisseling der seizoenen of de zonnestand samen.

 

EN wat ik nu naar voren wil halen. Deze groep Joodse uitleggers van de 12 e eeuw zijn unisono:

“De taal van de hemelen is evenwaardig aan de taal van de woorden”.

Eén van hen, Ibn Ezra (begin 12 de eeuw) voegt toe: Daarom moeten wij niet enkel Gods geschreven Woord bestuderen, de Torah, maar met evenveel energie luisteren naar wat God ons in de verbluffende precisie van de loopbaan der hemellichamen te zeggen heeft. “Men kan niet op de juiste wijze de hemelse wonderen appreciëren die in deze Psalm worden opgeroepen, als men niet onderlegd is in de wetenschap van de astronomie.”

Bijbelstudie en wetenschap: complementair.

 

Twee talen, die dezelfde werkelijkheid ‘adresseren’

 

2. De zon neemt het over...

Wonderlijke wending in 19A is aan het eind van het tweede couplet…

Opeens komt daar de ‘zon’ tevoorschijn, waarop zich alle aandacht richt.

De overgang is niet helemaal duidelijk. Ook niet in het origineel trouwens.

 

Het lijkt alsof er een regel in het gedicht mist, is weggevallen (het vers begint met een voegwoord: 'in/op/bij dezen'..., waarbij de referentie niet helder is.

 

En hier doet Clément Marot iets leuks… Hij vat die overgang in een frans woordspel: le palais.

We komen uit de wereld van de klanken.

Taal, sprake, stem, geluid … wel niet de gewone (woorden), maar toch…

Als dan in het Frans het woord palais bien composévalt = verhemelte. Niet het hemelgewelf, maar het mondgewelf (of heel precies: het hemelgewelf doet hetzelfde als het mondgewelf (verhemelte): het zorgt ervoor dat er iets 'vertelt' wordt . .

Maar dan gaat het daarna verder over het meest cruciale hemellichaam: de zon…

Un palais bien composé
au soleil…

Dan is het gewelf een paleis, zeker als die zon straks blijkt ook een 'prins' te zijn, een held.

 

In het Hebreeuws staat dit overigens niet. Dat staat er dat er een ‘tent van/voor de zon’ ( tabernaculum) zag Marot staan in het Latijn van toen. De link met 'uitspansel' is dus mogelijk.

Of palais dus een frivole vertaling (spelletje) van Marot is, of een serieus taalspel: U mag kiezen.

 

Terug naar de tekst: Dat ‘paleis/die tent’ voor de zon: waaraan moet je dan denken: Ik vermoed de nachtelijke sterrenhemel: in het Duits kent men deze manier van spreken nog ‘Sternenzelt’ ..

Über'm Sternenzelt … muss ein lieber Vater wohnen. Achter/onder dat tentdoek verblijft de zon als je m niet ziet…

 

-- U bent nog mee ? Voor hij opkomt… waar is de zon dan?

1. Hij is in de zee, zeggen de Grieken… bij Poseidon… daar komt Apollo des ochtends tevoorschijn, nadat eerst de ‘rozevingerige dageraad’ zich heeft gemeld.

2. Hij slaapt in zijn tent waarvan wij enkel de buitenkant kunnen waarnemen: de sterrenhemel in de nacht… (Palestijns antwoord. Maar ja, die hebben ook geen zee in het Oosten)

En dan schiet het beeld door – prachtig is dat toch: dichterlijke verbeelding, imaginatie… – het komt los, verheft zich op eigen kracht.

 

De tent wordt opeens de chuppah..

U kent het wel van onze Joodse buren: dat doek, baldakijn, waaronder ze ook vandaag nog trouwen.

En dan breken ze een glas en iedereen roept Mazzel tov !

Alle goeds

Le chaim

Op het leven !

Dan barst het feest los, het leven:

 

De bruidegom komt tevoorschijn van onder de chuppah…

De zon komt op… een nieuwe dag. Het leven hervat. Ze zon wint aan kracht. Ze stijgt op.

De bruidegom wordt een prins, een held, een reus (in het latijn: gigans ).

Zo gaat de zon haar baan van de opgang, via het zenith, en dan ijlt ze naar de ondergang, sunset.

En blij is hij, uitbundig, vrolijk (‘hebt u het gehoord bij Sweelinck: s’ égayant)

 

Hij maakt er een wedloop van om snel thuis te zijn….

Freudig wie ein Held zum siegen…

En het lukt ‘m om in 1 dag de hele baan langs de hemel te voltooien.

 

Rabbi Kimhi (Radak) – leerling van Ibn Ezra – zegt: waarom zegt de Psalmist maakt hij van zijn baan een loopbaan, een race, om ’t er eerst.. Hij heeft toch geen concurrentie? Waarom zo snel? Ach, zegt Radak: de zon, de prins, … hij is toch een bruidegom. En waar wil een kersverse bruidegom nadat hij is opgestaan zo snel mogelijk naartoe? Des avonds: Opnieuw naar het bruidsvertrek natuurlijk… Wat dacht u!

 

Goed, dit over het eerste deel van de Psalm…

Toen het Psalmboek werd samengesteld (uit diverse bronnen, in verschillende fasen) is dit oeroude lied over de hemelse schepping gekoppeldaan een loflied op de torah…

Het onbeschrijflijke , onuitsprekelijke Woord van God,

aan het opgeschreven, voorgelezen Woord van God.

Totaal ander metrum. Deel 1 was vloeiend, overstromend, extatisch. Hier een strak metrum, repetitief, ordelijk…

Daarin zit echter dezelfde verwondering vervat, dankbaarheid:

 

Psalm 19B

De wet van de Ene is volmaakt, - torah

Ze verkwikt de ziel;

De getuigenis van de Eeuwige is betrouwbaar,

Ze maakt de dwaze wijs;

De voorschriften van de Ene zijn waarachtig,

Ze maakt het hart blij; - simchat

Het gebod van de Eeuwige is louter,

Ze doet de ogen stralen.

Het ‘woord’ van de Ene is zuiver,             (is een emendatie: Er staat in het origineel 'vreze')

Het bestaat voor eeuwig.

De rechtsregels van de Eeuwige zijn waarheid,

Ze zijn rechtvaardig, geheel en al.

 

Kostelijker zijn ze dan goud,

ja, dan veel fijn goud;

en zoeter dan honing,

ja, dan honingzeem. - honing die vanzelf uit de raat vloeit .

 

God heeft ons in die wonderlijk, overweldigende wereld… dit ondermaanse, niet alleen gelaten met ons gevoel: mysterium fascinans… tremendum…

Hij heeft nog een ander licht ontstoken, dan de gloeiende zon die allen verwarmt (we nemen het vandaag maar positief)

 

Het licht van de ‘torah’ … Volgens Psalm 119 ‘een lamp voor onze voet, een licht op ons pad’

 

Die helpt ons om in die fascinerende wereld van de natuur met haar krachten en wetten… een weg te vinden die de menselijkheidgarandeert.

Dat doet de natuur niet …. Enfin niet vanzelf.

Daar is cultuur voor nodig, beschaving.

 

En dan kan het niet meer zonder discursieve, gearticuleerde taal, dan moeten we met elkaar praten, dan moeten we de dingen des levens, die in ons en om ons zijn, onder woorden brengen, uitspreken. Te ordenen ook.

En dan moeten we op zoek, naar hoe een ‘ziel‘ die terneergeslagen is, weer verkwikt kan worden, hoe ‘dwazen wijs’ worden, hoe het hart verheugd kan worden, en doffe ogen weer gaan stralen…

 

De intuïtie van het Joodse volk zegt: dat kun je bereiken door de ‘torah’ te bestuderen. Dag en nacht desnoods. Torah bestuderen, dat is ‘nadenken over de “Weisung” (de oefening doen over ‘hoe goed te leven’, met elkaar)

Dan komt de ‘waarheid’ aan het licht over ons leven, dan kan er ‘recht’ ontstaan, en gedaan, en gehandhaafd worden.

Dat kostbare cultuurgoed, dat we als mensen onder de zon moeten koesteren, want anders gaan we ten onder

Simchat torah… vreugde der wet.

 

Zingen uit het Liedboek voor de Kerken: Psalm 19: 3,4

[is berijming van Psalm 19B]

 

Hoorde u hoe ook de torah’ (aanwijzing voor het leven) ook extatisch wordt… Kostelijker dan goud… zoeter dan honing… Zijn die woorden…

Het leven wordt er goed door… Tov… Zoals God zei na elke dag van de schepping: De Heer zag wat hij gemaakt had, en het was GOED..

En aan het eind van de zevende dag zelfs… als hij de mens geschapen heeft: Zeer goed !

 

TOEGIFT: Immanuël KANT

“Zwei Dinge erfüllen das Gemüt mit immer neuer und zunehmender Bewunderung und Ehrfurcht, je öfter und anhaltender sich das Nachdenken damit beschäftigt: Der bestirnte Himmel über mir und das moralische Gesetz in mir. Ich sehe sie beide vor mir und verknüpfe sie unmittelbar mit dem Bewusstsein meiner Existenz.“

Kritik der praktischen Vernunft, 1788. Kapitel 34. Beschluß

‘Twee dingen vervullen het gemoed met altijd nieuwe en stijgende bewondering en eerbied, hoe vaker en langduriger je erover nadenkt: de sterrenhemel boven mij en de morele wet in mij. Ik zie ze beide voor me en wordt me bewust van mijn bestaan. Dan besef ik wat het betekent om mens te zijn…

 

2 extraatjes

1.: Allegorie: De bruidegom/zon is Jezus

De tent is de moederschoot/Maria.

Lees nu vers 4 en 5 van de Ambrosiaanse hymne: ‘veni redemptoris gentium’ (of Luthers vertaling: Nun komm der Heiden Heiland….)

 

Procedat e thalamo suo,

Pudoris aula regia,

Geminae gigans substantiae

Alacris ut currat viam.

      geminae substantiae = de twee-naturenleer

Egressus eius a Patre,

Regressus eius ad Patrem ;

Excursus usque ad inferos

Recursus ad sedem Dei.

 

Vulgata: vers 6-7 draagt ‘procedere’, ‘thalamus’, ‘gigas’ aan, als ook de woordgroep rond ‘currere’

In sole posuit tabernaculum suum;

et ipse tamquam sponsus procedens de thalamo suo.

Exsultavit ut gigas ad currendam viam;

a summo caelo egressio ejus.

Et occursus ejus usque ad summum ejus;

 

EXTRA 2: Schiller’s Ode an die Freude: (Beethoven 9de)

 

Froh, wie seine Sonnen fliegen,

durch des Himmels prächtgen Plan,

Laufet Brüder eure Bahn,

freudig wie ein Held zum siegen.

 

 

vorige | volgende