Adam St. Victor

 

Home
Up
Vexilla regis
Ausonius and his Rose
Alain de Lille
Dulcis Jesu memoria
Mundi renovatio
Lux jucunda
Ambrosius
Veni Redemptor
Prudentius
Adam St. Victor

 

Adam van/of   St. Victor (V ca. 1146)

- musician and poet
- precentor of the Cathedral Notre-Dame (Paris)
- monk at the Abbey of St. Victor (Augustinians) just outside Paris

More biographical notes below in three languages:

Adam van St. Victor (Nederlands)
Adam of St. Victor (English)
Adam de St. Victor (Français)

by: Dick Wursten

Nota praevia: Margot E. Fassler, 'Who was Adam of St. Victor'. Epochal study, making all previous biographies obsolete. (Journal of the American Musicological Society, Vol. 37, No. 2 (Summer, 1984), pp. 233-269) 

Two of his sequences transcribed and translated/vertaald on this website: his wonderful Easter sequence Mundi Renovatio and another fine example for Pentecost (or more precise: Trinitatis): Lux Jucunda, lux insignis

Adam van/de/of  St. Victor (? - ca. 1146)
niet/not/pas 1192 !!!, zoals men in het verleden meende op grond van de
foutieve identificatie van deze Adam met Adam Brito (de Brit? Breton?).

jumpto ENGLISH || FRANÇAIS

[met dank aan J.W. Schulte Nordholt, Jan van Biezen, Hymnen (1967) p. 303-304], tekst in deze kleur is door mij geupdated en gecorrigeerd.
Terwijl Abelard de geniale dichter is met de eigen vorm, origineel en weerbarstig, vallend buiten de gewone liturgische orde, is Adam van St. Victor de liturgische dichter bij uitstek, waarlijk zonder gelijke. Hij is de dichter in dienst, de dichter van gezangen, niet van persoonlijke poëzie. In een tijd, waarin het individu hoog geprezen werd, is hij daarom lager gewaardeerd, dan wij het thans zouden doen. Alleen een man wiens leven gewijd was aan het kerklied als J. M. Neale kon het ware begrip opbrengen voor deze dichter, ja, prijst hem hemelhoog als ‘to my mind the greatest Latin poet, nor only of medieval, but of all ages.’
Adam van St. Victor was een monnik in het klooster van St. Victor, dat in 1108 gesticht was door Guillaume de Champeaux, de leermeester en tegenstander van Abelard, op de linkeroever van de Seine in Parijs. Het klooster werd meteen beroemd, een stroom van monniken vloeide toe, overal vandaan. In 1133 werd Hugo van St. Victor, die misschien een Vlaming was, misschien een Duitser, prior en zijn theologische denken maakte hem zo beroemd, dat men sprak van de tweede Augustinus, alter Augustinus. Zijn combineren van mystiek en scholastiek moet ook op Adam een diepe invloed hebben gehad. In 1141, toen hij stierf, werd de Schot Richard hoofd van het klooster en zette de grote traditie voort, want ook hij was een geleerde van naam en faam. Aan deze abdij, groeiend en bloeiend, vol geestelijk vertier, schonk omstreeks 1133 de voormalige subdiaken en toenmalige precentor (op de koormuziek betrokken, tevens administratieve functie) van de Notre-Dame, Adam van St. Victor, zijn prebende. Men suggereert dat hij betrokken was in een conflict met het kapittel van de Notre-Dame over een 'hervorming' in Augustijnse zin, die hij mede wilde doorvoeren. Adam was verantwoordelijk voor de liturgische muziek op het niveau net onder de deken: Als 'Adam Precentor' staat hij te boek. Ca. 1140 trok hij zich definitief terug uit het openbare kerkelijk leven en vestigde zich in het klooster (net buiten de muren van de stad) tot zijn dood (wrsch. 1146). (= biografische gegeven volgens Margot E. Fassler uit 1984, Who was Adam of St. Victor?). Men vertelt dat de heilige Maagd hem verscheen toen hij bezig was een lied tot haar eer te maken en dat zij hem toen welwillend zou hebben toegeknikt. Dit werd door de latere generaties als een dankbetuiging geïnterpreteerd voor zijn muzikaal-poëtisch werk.

Wat de anderen dachten en poneerden, dat bracht hij in zijn lange sequenzen, altijd melodieus, altijd gevoelig, met de fijnste nuanceringen, met de innigste warmte, maar altijd ook liturgisch gebonden: poezie in opdracht en daarin zeer groot. Niet te vergelijken dus met vrije poezie, want 'gans anders' van aard. Adam bracht de sequenzen tot een laatste voltooiing, door ze geheel en al te binden in strenge vormen, waarin ritmisch accent en woord-accent volmaakt samenvielen, waarin het rijm meestal dubbel van klank was en van een haast te geacheveerd karakter. Orde, zowel uiterlijk als geestelijk, was het thema van zijn werk. Wat hij tot uitdrukking brengt, zijn niet zijn eigen gevoelens, maar «c'est au nom de la communauté chrétienne que s'exprimait habituellement le poète victorin, ou tout au moins ce sont les croyances et les sentiments collectifs des fidèles qu'il se chargeait de traduire dans ses hymnes et dans ses séquences»  (de Ghellinck II, 297-298). Hugo's grote nadruk op symbolische waarden vindt men terug in Adams uitvoerige typologie, in al zijn gedichten aanwezig, een beklemtoning van een relatie, zoals die ook in de beeldende kunsten van deze tijd steeds meer op de voorgrond komt. Een bijzondere moeilijkheid bij de bestudering van het werk van Adam van St. Victor is de vraag naar de authenticiteit van zijn liederen. Hij heeft het genre van de gebonden sequens zo populair gemaakt, dat weldra rondom hem heen aan alle kanten dit soort verzen als paddestoelen opsprongen. Wat is in die overvloed het zijne, wat is van anderen? Vanaf de dertiende eeuw heeft men geprobeerd lijsten op te stellen, en tot aan het begin van onze (= 20ste) eeuw zijn die lijsten voortdurend aangegroeid. Het critische werk van de Franse geleerden Eugene Misset en P. Aubry (Les Proses d'Adam de Saint- Victor, Texte et musique, Parijs 1900) heeft de lijst ingekort, Blume heeft in de Analecta hymnica weer enige sequenzen toegevoegd, en de kritische uitgave van Wellner komt uit op 53 liederen. De allerlaatste kritische editie (Jean Grosfillier, Les séquences d’Adam de Saint-Victor: Étude littéraire (poétique et rhétorique), Brepols 2008) stelt het getal op 37, waarna nochtans het aantal door anderen weer is uitgebreid (vooral met Marialiederen). De meest recente onderzoeken onderstrepen ook het communale karakter dat Middeleeuwse teksten kenmerkt, zeker als ze in een klooster of kapittelkerk zijn ontstaan voor liturgisch gebruik. Hierdoor wordt de vraag naar wel/niet auteur-schap zelf questionable.

About the poet
‘to my mind the greatest Latin poet, not only of medieval, but of all ages.’
(J.M. Neale). This is a over the top, but telling: J.M. Neale was a connoisseur of Latin poetry and a renowned translator.That Adam as a poet (and his poetry) almost fell into oblivion is partly due to a decision made by liturgical reformers after the Council of Trent to remove almost all sequences from the Roman Catholic liturgy. Only four (the Victimae Paschali Laudes, Veni Creator Spiritus, Dies Irae, and Lauda Sion Salvatorum) remained in the Gradual; the Stabat Mater survived as a hymn; a few were retained in the liturgies of the religious orders. But tens of thousands of sequences, a large portion of the Roman Catholic musical tradition, were simply discarded and forgotten. In recent years Adam is rehabilitated and his biography rewritten (= newly written). He not only was a poet and a monk, but he was a musician first, working at the Notre-Dame de Paris ('Adam Precentor', precentor is a high ranked church official, responsible amongst others for the organisation of the liturgical music). In 1133 he donated his prebend to the Abbey of Saint-Victor (because of a conflict one suggests, but this can not be proven?) and afterwards (1140 or 1141) he retired to the same Abbey and became a canonical friar. He probably died ca. 1146. One often reads 1192 as the year of his death. This is based on conflation with Adam Brito (Adam from Brittany?) who has a tombstone at St. Victor's. As a tribute to Adam Precentor, 100% a poet, 100% a musician, some sequences are published on this website: Easter: Mundi renovatio, Pentecost: Lux jucunda, lux insignis... The number of hymns (sequences) attributed to him is lowered significantly compared to the early 20th century (now: 37 (Grosfillier), or with more leniency 47-50 poems). Still impressive.

Adam de Saint-Victor
problablement à Paris (on ignore la date de sa naissance), Il était premier chantre (precentor) de la Cathédrale de Notre-Dame de Paris dès 1107 et jusque 1133 et 1134 environ. Il fait don de sa prébende à l'abbaye de Saint-Victor et s'y retire ensuite, vers 1140, avant d'y mourir ca. 1146 [note: dans le passé confondu avec Adam le Breton (+1192), un autre victorin].  Avant tout musicien, Adam conçoit ses poèmes pour le chant et porte le genre de la séquence au plus haut degré de perfection formelle. Ses poèmes latins sont en vers rythmiques d'après le nombre de syllabes, en strophes régulières et rimés. Ils sont faits dans une langue claire, nerveuse, harmonieuse et un style élégant, faisant appel aux figures issues des écritures. On y distingue les séquences théologiques dites De tempore ; et les séquences hagiographiques dites De sanctis. Chacune célébrant la Vierge, les saints ou les mystères de la foi. Ces poésies qui unissent mysticisme et réflexion théologique, visions symboliques et allégoriques, sont influencées par le mysticisme de Hugues de Saint-Victor.
Si les plus célèbres de ses œuvres sont In resurrection Domini et De Maria Virgine, son Mundi Renovatio, remarquable par son thème du réveil de la nature au printemps, fait songer aux chansons de troubadours.

Dick Wursten