Musicalisches Opfer

   

Home
François Couperin
Musicalisches Opfer
Sweelinck
Weckman(n)
Lagrime
Pasqua Italiana
Sero te amavi
Ave Maria...
Abraham
30 jaar A.R.K.
Componisten
de kathedrale mis
Geestelijk Concert IV
Te Deum

Das musicalische Opfer

 

 

HET KONINKLIJK THEMA

(begin ricercare à 6, Bach's eigen hanschrift):

R I C E R C A R

Regis Iussu Cantio EReliqua Canonica Arte Resoluta

“Het thema door de koning opgegeven en enkele andere stukken uitgewerkt in canonische stijl.”

 

 

 

INLEIDING

Bach's Musicalisches Opfer is een compositie met een prachtig - en voor de variatie ook eens goed gedocumenteerd - verhaal. Eigenlijk begon het allemaal met Bach’s idee om in 1747 zijn tweede zoon (nog) eens op te zoeken. Carl Philipp Emmanuel, die al een aantal jaren klavecinist was van de hofkapel van de koning van Pruisen, Frederik de Grote en in Berlijn woonde. Samen met zijn oudste zoon (Wilhelm Friedemann) en - hoogstwaarschijnlijk - in overleg met een aantal hooggeplaatste vrienden wordt het bezoek zo gepland, dat hij ook op audiëntie mag bij de koning van Pruisen. Een triomftocht wordt het voor de 62-jarige Bach

 

Vooral omdat Frederik de Grote zeker in zijn jonge jaren een a-typische Pruis was, dat wil zeggen: hij had voor meer dingen belangstelling dan voor machtspolitiek en oorlogvoeren alleen (daarvoor óók). Hij was namelijk een echte melomaan, deed niets liever dan musiceren en had hieromtrent in zijn jonge jaren zelfs grote conflicten gehad met zijn vader ("die 't hem verbood"). Op een bepaalde moment was hij zelfs gevlucht naar Engeland. Hij speelde dwarsfluit, componeerde en had – toen hij eenmaal aan de macht kwam – als snel één van de beste orkesten van Europa. Zijn vaste dagindeling kende minstens drie culturele momenten.

1.      Na het uitgebreide middagmaal nam hij een halfuur vrij om fluit te spelen.

2.      En nadat hij de post had doorgenomen trok hij zich terug in zijn bibliotheek om te componeren of te lezen, bij voorkeur Franse filosofen, Voltaire.

3.      Na het diner nodigde hij gasten en familie altijd uit voor het avondlijke concert. Muziekleraar & hofcomponist was Joachim Quantz (dwarsfluit). In totaal had Frederik ong. 50 muzikanten in dienst (voor stadsmuziek, hofmuziek en de nieuwe opera: verantwoordelijke hiervoor Graun). Aan het hof speelde Frederik zelf vaak mee, meestal in een ensemble van 6-8 man, altijd fluitsonates of iets dergelijks. aan de cembalo zat dan Carl Phillip Emanuel Bach. Ook waren vaak de gebroeders Benda aanwezig.

Frederik de Grote: Fluitconcert op Sans Souci

 

Voilà: op 7 mei 1747 staat het avondconcert op het punt om aan te vangen, het is 7 uur. Nog snel werpt hij een blik op de lijst van BV’s (bekende vreemdelingen) die zijn aangekomen in Berlijn en die hun opwachting willen … Opeens begint zijn hand te trillen en lichtelijk geëmotioneerd roept hij uit: ‘Messieurs, le vieux Bach est arrivée’. Ja, aan het pruisische hof sprak men graag Frans, teken van verfijnde beschaving. “Heren, de oude Bach is aangekomen!” Prompt annuleerde hij zijn vaste muziekavondje en zendt iemand om Bach te halen. Alles moet wijken voor de ‘grote Bach’, in zijn dagen vooral bekend als ongeëvenaard toetsenist èn improvisator.

Na een rondleiding door het paleis (dwz als een klein kind zo trots liet de koning al z’n toetsinstrumenten, zien en Bach moest er op spelen, natuurlijk vooral op de nieuwste aanwinst: een soort superclavecimbel met hamers in plaats van plectra, waarop je piano e forte kon spelen). Teruggekeerd in de grote zaal vroeg de koning om stilte, nam z’n fluit, en speelde een melodie….

 

En wat er daarna gebeurde was zo bijzonder, dat het de kranten van toen heeft gehaald. Ik citeer uit de Berlinische Nachrichten von Staats- und Gelehrten Sachen een bericht dat ook verscheen in Frankfurt, Hamburg, Leipzig, Magdeburg.

“Nadat Zijne doorluchtige Hoogheid zich verwaardigd had een thema voor te spelen aan de Leipzigse Kapelmeester Bach, beval hij hem deze in een fuga te verwerken. Dit werd door voornoemde Kapelmeester op zo’n voortreffelijk wijze gedaan dat niet alleen Zijne Majesteit genegen was Zijn allergenadigste welgevallen te tonen, maar ook alle andere aanwezigen zich verwonderden over zulke een grote kunde. Herr Bach zei dat hij het hem aangereikte thema zo buitengewoon charmant vond, dat hij het tot een volwaardige fuga wilde uitwerken om het te laten graveren en drukken. Op maandag was de beroemde man te horen op het orgel in de Heilige Geest Kerk, wat hem algemene bijval bracht van de luisteraars die in groten getale waren toegestroomd.

 

1.       Ricercar a 3

Het 3-stemmige ricercare (voor de gelegenheid alsvolgt gedefinieerd: ‘muzikaal onderzoek naar de mogelijkheden van een thema voornamelijk door contrapunctische imitatie’) heeft als titel, Regis Iussu Cantio Et Reliqua Canonica Arte Resoluta (de beginletters vormen het woord RICERCAR). Deze compositie roept waarschijnlijk nog het meest de sfeer op van de improvisatie die Bach in Berlijn voor de koning ten beste heeft gegeven.

 

Twee maanden later ontving de koning vanuit Leipzig een pakketje met de post. Het was een prachtig gegraveerde partituur met naast een driestemmige ricercare (een soort vrije fuga) ook een zesstemmige, alsmede een hele reeks canons en een complete sonate, allemaal gebaseerd op het koninklijke thema: een muzikaal cadeau, ein musicalisches Opfer van ‘de oude Bach’…

 

 

TOELICHTING: canons

 

Wie het beroemde portret van Bach dat nu nog in Leipzig hangt van nabij bekijkt die ziet dat Bach een compositie in zijn hand heeft: Canon triplex à 6v (3 tweestemmige canons om gelijktijdig uit te voeren). Het portret dateert uit dezelfde tijd als het Musicalische Opfer. Bach was in die dagen heel erg gefascineerd door canons. Vreemd in die zin dat het in zijn dagen nog heel gebruikelijk was om canons te schrijven, bijv. om een vriendenboek te zetten, bij voorkeur zonder de oplossing: raadselcanons. Bach heeft dat ook z’n hele leven gedaan. Ook werd het veel gebruik voor compositielessen in contrapunt. Pedagogisch-didactisch dus. Maar er serieuze muziek van maken en uitgeven? Bach deed het wel. Hij had het al gedaan met de Goldbergvariaties èn herhaalt het nog eens met zijn ‘Canonische variaties op VOM HIMMEL HOCH’. Hij wil blijkbaar als meester in de contrapunt eens zien wat je er allemaal niet mee kunt doen. Vooral als de melodie niet zo voor de hand ligt. Hoe hoger de eisen, hoe groter de uitdaging. Trouwens: in diezelfde jaren was Bach na lang aandringen weliswaar ook lid geworden van Die Correspondierende Societät der musicalischen Wissenschaften, van Christoph Mizler, een conservatief muziektheoretisch genootschap, de eerste musicologen. Bach had het er niet zo op, te stoffig en te veel getheoretiseer, te weinig muziekmakend. Elk lid verplichtte zich om tegen de stroom van muzikaal verval in, jaarlijkst minstens één verhandeling of compositie te schrijven ter bevordering van de echte muziek… Bach’s geleerde spelletjes met de canon passen hier perfect, inclusief de publicatie van het Musicalisches Opfer..

 

Verschillende vormen, d.w.z. de melodie kan ook canonisch verschijnen in:

  • kreeftegang: van achteren naar voren (reversie)

  • spiegelcanon of tegenbeweging: waar de melodie stijgt, daalt het antwoord en omgekeerd (inversie)

  • sneller of langzamer: de notenwaarden worden bijv. verdubbeld (augmentatie)

  • In toonhoogte verschillend (bijv. een kwint hoger)                 

  • en nog mooier: diverse bovenstaande vormen gecombineerd...

 

2.       Canon perpetuus super Thema Regium (Eeuwigdurende canon over het koninklijk thema]; viool, altviool, cello, clavecimbel (basso continuo)

Op – of eigenlijk tegen – het koninklijk thema spelen de viool en cello een eenvoudige canon met een maat tussenruimte.

 

3.       Canones diversi super Thema Regium (diverse canons over het koninklijk thema)

 

a. Canon a 2. [canon cancricans = in kreeftegang (Oley)], twee violen

cancricans = in kreeftegang, d.w.z. van achter naar voren: De eerste stem wordt normaal gespeeld, de tweede speelt de melodie van achter naar voren. Door Bach in de partituur aangegeven door een omgekeerde sleutel aan het eind.

 

b. Canon a 2. Violini in unisono 2 violen, cello, clavecimbel (basso continuo)

Normale canon tussen de twee violen. Het koninklijke thema wordt door de cello in langere notenwaarden gespeeld. De clavecimbelpartij is een toevoeging.

 

 

c. Canon a 2. Per Motum contrarium [in tegenbeweging] traverso, viool, altviool

Het thema wordt door de fluit gespeeld, terwijl de twee andere stemmen een canon op een andere melodie spelen, geïntroduceerd door de viool, en dan door de altviool in tegengestelde beweging overgenomen, d.w.z. wanneer de ene stem een stijgende melodie speelt, de antwoordende stem deze dalend speelt (inversie of spiegelcanon), dit alles aangeduid door twee sleutels in de onderstem (waarvan eentje ondersteboven) en een teken waar de canon moet beginnen.

 

 

d. Canon a 2. Per Augmentationem, contrario Motu [in vergroting en in tegenbeweging] 2 violen, altviool

 De canon staat op de onderste notenbalk. De eerste viool moet de altviool beantwoorden door dezelfde noten eens zo lang (augmentatio) in tegenbeweging te spelen (in de partituur aangeduid door een omgekeerde vioolsleutel). Het koninklijke thema zit in de andere (i.c. midden-)stem. Bach schreef er een wens bij: Notulis crescentibus crescat Fortuna Regis (“Terwijl de noten groeien, groeie des Konings voorspoed…”).

 

 

e. Canon a 2. Per tonos [canon circularis per tonos (Oley)] viool, altviool, cello

Cirkelcanon tussen altviool en cello, waarbij het eind steeds één toon hoger uitkomt dan het begin. Bij elke herhaling stijgt de canon dus één trap. De viool speelt onderwijl een rijk versierde versie van het koninklijke thema. In theorie kan deze canon dus eeuwig als een spiraal omhooggaan. Vandaar: Ascendenteque Modulatione ascendat Gloria Regis (“…en met het stijgen der modulaties stijge des Konings roem.”)

 

 

 

 

TOELICHTING: Berlijn en Leipzig

 

3.  U hebt al begrepen: Frederik de Grote heeft maximaal gebruik gemaakt van Bachs bezoek om zijn eigen naam als hoogstaand en muziekminnend vorst te verheerlijken. De officiële kranten moesten het drukken, vermoed ik. Daar zitten ‘spindoctors’ achter. Bach heeft zich ook niet onbetuigd gelaten. In zijn ‘opdracht’ en in de Latijnse spreuken prijst hij ook de koning de hemel in. Anderzijds zit er ook een rafelig randje aan, want Bach hield helemaal niet van Pruisen. Tot een jaar voor Bach’s bezoek aan Berlijn waren er in Leipzig nog Pruisische troepen gelegerd, die een opflakkering in het kader van de oorlog om Silesie, moesten bezweren. In 1748 noemt Bach die periode ronduit de tijd van de ‘pruisische bezetting’. 

Het valt te begrijpen dat het stadsbestuur van Leipzig daar helemaal niet gelukkig mee was. Anderzijds ze moesten wel: want Pruisen werd snel een grootmacht… incontournable. Wie die politieke toestand in rekening brengt en beseft dat een audiëntie bij Frederik niet zomaar even te regelen viel, die begint zich af te vragen of hij niet getuige is van een diplomatieke missie: Bach, Thomascantor, zeker maar nog meer: muziekdirecteur van Leipzig: was hij misschien ook als ‘ambassadeur’ van Leipzig in Berlijn aanwezig. Een vredesmissie, harmonie alom. Das musicalische Opfer was misschien ook wel een soort vredesoffer van Leipzig: the Musical Offering a Peace-offering.

Opvallend is in elk geval dat ook in de ‘aanbiedingsbrief’ die hij erbij voegde Bach nadrukkelijk spreekt over Frederik de GROTE, groot in oorlog èn vrede en door dit geschenk nu ook groot in de muziek ; Ben ik nu de enige die hier toch ook een ironische ondertoon in hoor: groot in de muziek …‘dankzij Bach’.

 

4.       Fuga canonica in Epidiapente [in de bovenkwint]

traverso, clavecimbel

Na tien maten speelt de fluit het thema exact na, maar een kwint hoger. Onderwijl wordt het geheel ook nog eens fugatisch uitgewerkt. In de bas keert het thema kort voor het eind nog eens integraal terug.

 

5.       Ricercare a 6

2 violen, 2 altviolen, 2 cello’s

In de gedrukte versie zijn de 6 stemmen in partitura (elk een eigen notenbalk) weergegeven. Dit is ongewoon voor een klavierwerk, maar was ooit een gebruikelijke manier om complexe (polyfone) compositie te drukken. Het benadrukt in elk geval het polyfone en theoretische (lett: “schouwend”) karakter. Ook de Kunst der Fuge werd zo uitgegeven. Dat het – minstens: ook – voor clavecimbel is bedoeld, wordt bevestigd door een versie in het handschrift van Bach zelf, waarin de 6 stemmen op 2 notenbalken staan. Ook de stemvoering houdt rekening met wat twee handen op een klavier kunnen omvatten. In dit werk lijkt het wel alsof Bach nog één keer de oude polyfone contrapunctische muziekstijl in volle glorie wil laten horen èn zien.

 

6.       Canon Perpetuus traverso, viool, cello, clavecimbel (basso continuo)

Cirkelcanon in tegenbeweging tussen fluit en viool. Na twee maten imiteert de viool in tegengestelde beweging de fluit, die het koninklijk thema speelt (vrije en versierde vorm). Dan worden de rollen omgekeerd.

 

7.       Quaerendo invenietis (“Zoekt en gij zult vinden”)

Bach geeft geen aanduiding wanneer de canonstemmen moeten nzetten. Enkel de melodie is genoteerd. De enige hint zijn de muzieksleutels aan het begin.

 

a. Canon a 2 altviool, cello

De omgekeerde bassleutel is de indicatie: De tweede stem zal het thema moeten spelen in tegengestelde beweging (spiegel), maar wanneer? Zoekt en gij zult vinden: De canon heeft twee oplossingen: één waarbij de altviool begint en één waarbij de cello begint. Beide versies worden twee keer afwisselend na elkaar gespeeld.

 

 

b. Canon a 4 (3 violen, cello, clavecimbel (basso continuo))

Op de ene notenbalk staan twee sleutels. Wie zoekt, die vindt dat de canon werkt als men na zeven maten het thema opnieuw inzet en dit tot driemaal toe. Het bijzondere is dat er drie sopraanstemmen zijn (drie violen) en één basstem (cello). Het clavecimbel is – door ons – aan de cello toegevoegd om deze klankmatig beter aan de violen te binden.

 

TOELICHTING: Oude en nieuwe muziek

 

4. Oude en Nieuwe muziek of de 'wraak van Bach?'

 

Niemand weet hoe Bach’s Musicalische Opfer aan het pruisische hof is onthaald. Gevreesd moet worden dat het Frederik de Grote niet echt heeft geïnteresseerd. In latere jaren vertelde hij graag en vaak hoe hij Bach toch wel prachtig heeft uitgedaagd, laten zweten?, met zijn thema…, maar over de muziek zelf spreekt hij nooit.

De gecompliceerde muziek met z’n 3 en 6 stemmige ricercare, de polyfonie, het contrapuntisch weefsel, Frederik vond zulke muziek allemaal veel te moeilijk… Het riekte hem teveel naar ‘kerk’. Frederik hield meer van eenvoudige, galante muziek met aangename melodieën met onopvallende begeleiding. Of nog beter: Italiaanse opera’s… om Dresden te overklassen had hij een opera geopend Unter den Linden : genre muziek dat Bach ooit kortweg klasseerde als ‘deuntjes’. Noch qua structuur, noch qua muzikale inhoud is veel affiniteit tussen Bach’s muziek en wat Frederik de Grote graag gehoord heeft of uitgevoerd.

Ik ga nog een stap verder.  Je zou kunnen zeggen dat Bach in zijn muziek eigenlijk op bijna ironische wijze commentaar geeft op de galante stijl van de ‘gevoelerige muziek’ die in Berlijn zo in de mode was. Bach speelt met enkele typische kenmerken ervan op een heel ongewone manier. Het meest opvallend – maar niet alleen – is dat in de sonate die we nu tot slot horen. Die klinkt nog het meest als de muziek die Frederik mooi zou hebben kunnen vinden. Zo gebruikt Bach straks uitvoerig in het derde deel de zogeheten appoggiatura, het bijna zuchtende muzikale gebaar uit galante werken… herhaalde noten. Het klinkt mooi en wordt op verschillende toonhoogtes herhaald, maar wordt tegelijk op heel andere wijze uitgewerkt en behandeld dan gebruikelijk. En hoewel de muziek heel galant en vlot klinkt, is het wel degelijk de ‘oude Bach’, dat wil zeggen: de doorwerking is zeer uitgekiend, de textuur is complex contrapunctisch en in de harmonieën zoekt hij de grenzen op (dit ook in sommige canons, die niet voor niets soms 20ste eeuws klinken).

 

En ik ga zelfs nog een stap verder – pure speculatie –  Bach’s Muzikale Geschenk zou ook wel eens een affront voor Frederik hebben kunnen opleveren. Stel dat Joachim Quantz op de fluit, en Graun of Benda op viool en cello samen met Carl Philipp Emmanuel Bach aan het clavecimbel het werk eens hebben uitgevoerd op zo’n muziekagvond èn Frederik zou enthousiast hebben geroepen: Zeg ga eens opzij, Joachim, geef mij de fluit maar: ik zal dat zelf wel eens even spelen… dan zou hij bedrogen uit zijn gekomen, want zo voordehandliggend als de muziek klinkt, zo onvoordehandliggend zijn de noten die dat effect moeten teweegbrengen. Zelfs als Frederik de Grote een begenadigd fluitist was – en hij kon echt wel wat: vooral langzame delen (vol virtuoze versieringen dus) schijnt hij heel mooi te hebben gespeeld – dan nog is de fluitpartij in deze compositie allesbehalve eenvoudig, om niet te zeggen: aartsmoeilijk. Alles ligt verkeerd. Alleen al de keuze van de toonaard: do-klein (voor de insiders: bijna allemaal gevorkte grepen). Dat speel je niet zomaar even op zicht.

 

Wie terugkijkt, èn ook Bach’s alleronderdanigste opdracht aan Frederik, nog eens opnieuw leest, die vraagt zich af: zou Bach het expres gedaan hebben? Hij had ook zijn trots! Hij is gebruikt door Frederik de Grote, door diens ‘spindoctors’ om Frederik eer en glorie als cultuurminnend vorst te vergroten. Allemaal tot daaraantoe.

Maar om zo voor het blok gezet te worden, tot tweemaal toe, om z’n kunstjes te vertonen’… Allemaal goed en wel èn iedereen vond het fantastisch en riep ‘oh en ah’, maar echte muziek was dàt niet. Dit wel !

  

 

8.       Sonata sopr'il Sogetto Reale a Traversa, Violino e Continuo 

traverso, viool, cello, clavecimbel (basso continuo)

Largo – Allegro – Andante – Allegro.

 

Dit stuk (een trio-sonate) is vooral in stylistisch opzicht heel bijzonder, want Bach assimileerde hierin de moderne Berlijnse galante stijl. Op harmonisch vlak balanceert de sonate op de uiterste grens van de tonaliteit. Het stuk is in technisch opzicht ook bijzonder moeilijk om te spelen. De keuze van de toonaard (c-klein) speelt hierin een grote rol, want deze ‘ligt’ heel slecht op traverso, viool en cello. De koning stond dan ook bekend als een uitmuntend fluitist en Bach zal hem – op zijn beurt – ook zeker voor enkele uitdagingen hebben willen stellen.

 

De muzieknotatie van de canons komt van de site: //jan.ucc.nau.edu/~tas3/musoffcanons.html

 

 

 Originele tekst van Bachs opdracht

 

Allergnädigste König,

Ew. Majestät weyhe hiermit in tiefster Unterthänigkeit ein Musicalisches Opfer, dessen edelster Theil von Deroselben hoher Hand selbst herrühret. Mit einem ehrfurchtsvollen Vergnügen erinnere ich mich annoch der ganz besondern Königlichen Gnade, da vor einiger Zeit, bey meiner Anwesenheit in Potsdam, Ew. Majestät selbst, ein Thema zu einer Fuge auf dem Clavier mir vorzuspielen geruheten, und zugleich allergnädigst auferlegten, solches alsobald in Deroselben höchsten Gegenwart auszuführen.

 

Ew. Majestät Befehl zu gehorsamen, war meine unterthänigste Schuldigkeit. Ich bemerkte aber gar bald, dass wegen Mangels nöthiger Vorbereitung, die Ausführung nicht also gerathen wollte, als es eins so treffliches Thema erforderte.

Ich fassete demnach den Entschluss, und machte mich sogleich anheischig, dieses recht Königliche Thema vollkommener auszuarbeiten, und sodann der Welt bekannt zu machen.

Dieser Vorsatz ist nunmehro nach Vermögen bewerkstelliget worden, und er hat kein andere als nur diese untadelhafte Absicht, den Ruhm eines Monarches, ob gleich nur in einem kleinen Puncte, zu verherrlichen, dessen Grösse und Sterke, gleich wie in allen Kriegs- und Friedens-Wissenschaften, also auch besonders in der Musik, jedermann bewundern und verehren muss.

Ich erkühne mich dieses unterthänigste Bitten hinzuzufügen: Ew. Majestät geruhen gegenwärtige wenige Arbeit mit einer gnedigen Aufnahme zu würdigen, und Deroselben allerhöchste Königliche Gnade noch fernerweit zu gönnen

Ew. Majestät allerunterthänigst gehorsamsten Knechte dem Verfasser.

 

Leipzig, den 7. Julii 1747

  

Allergenadigste Koning,

Aan uwe Majesteit wijd ik hierbij in allerdiepste onderdanigheid een muzikaal geschenk [offer], waarvan het edelste deel van uw eigen hoge hand is. Vervuld van eerbiedig genoegen herinner ik mij nog de heel bijzondere koninklijke gunst, namelijk dat het uwe Majesteit behaagde - enige tijd geleden, tijdens mijn aanwezigheid in Potsdam - zelf een thema voor te spelen met het oog op een klavierfuga, en [dat het u behaagde] mij tegelijk allergenadigst de opdracht te geven die onmiddellijk in Uwe hoogsteigene Aanwezigheid uit te voeren.

 

Uwe Majesteits bevel te gehoorzamen was mijn onderdanigste plicht. Ik bemerkte echter al snel dat, door gebrek aan noodzakelijke voorbereiding, de uitvoering ervan niet zo lukken wilde als vereist is voor zo’n voortreffelijk thema.

 

Ik nam daarom het besluit, en bood ook meteen aan, om dit waarlijk koninklijke thema veel volkomener uit te werken, en het dan wereldkundig te maken.

 

Dit voornemen is nu naar vermogen uitgevoerd, en met geen enkel ander dan het onberispelijk doel de roem van een Monarch, zij het slechts op een klein punt, te verheerlijken, [een monarch] wiens grootheid en kracht, niet alleen in alle krijgs- en vredeswetenschappen, maar ook op buitengewone wijze in de muziek, iedereen bewonderen en vereren moet.

 

Ik verstout mij nog om dit onderdanigste verzoek hieraan toe te voegen: Moge het Uwe Majesteit behagen om dit voorliggende geringe werkje een welwillende ontvangst waardig te keuren en [moge het u behagen] Uwe allerhoogste koninklijke genade nog lang nadien te gunnen aan Uwe Majesteits alleronderdanigste en gehoorzaamste knecht, de maker ervan.

 

Leipzig, 7 juli 1747

 

concert

Musicalisches Opfer

Een muzikaal geschenk,

eertijds door Johann Sebastian Bach

toegezonden aan Frederik de Grote, koning van Pruisen,

nu door het Antwerps Collegium Musicum (A.C.M.)

aan u overhandigd

 

muzikale leiding: Willem Ceuleers

toelichting: Dick Wursten

 

  • zo 31 januari 2010, 15u00: Laken, Sint-Lambertuskerk (

  • vrij 5 februari 2010, 20u00: Antwerpen, Christuskerk (Bexstraat 13)

  • zo 7 februari 2010, 15u00: Nieuwkerken-Waas, Onze-Lieve-Vrouw-ten-boskerk

 

de muzikanten van dienst:

Olga Blansaer, Karolien Selhorst, An Van Laethem, viool

Stefaan Verbeure, Wilfried Praet: altviool

Caroline Courtois, Piet Van Steenbergen: cello

Hilde De Bleser: traverso

Jetty Janssen, Willem Ceuleers : clavecimbel

 

 

This site was last updated
 October, 2023