2 Samuël 12
INLEIDING:
Koning David wordt - toevallig of niet – vandaag even op hetzelfde (lees)rooster gelegd als koning Herodes de kindermoordenaar van Bethlehem.
En daar is wel reden toe. Hij heeft zijn hand weer eens verre overspeeld in de ‘zaak van de Hethiet Uria’. Hij dacht alles maar te kunnen en te mogen, die David. Hij meende te kunnen beschikken over andere mensen.
Zo was zijn oog gevallen op een mooie vrouw, Bathseba. Die wilde hij wel hebben! Zij werd ontboden op het paleis. Enfin, u weet hoe dat gaat. En ze werd zwanger. Oei, dat is toch wel compromitterend voor de koning.
Dus werd soldaat Uria, de man van Batseba, teruggeroepen voor verlof. David bewoog hemel en aarde om hem met zijn vrouw te verenigen, zodat zijn slippertje niet zou uitkomen en het net zal lijken of het kind van Uria is.
Maar Uria wil solidair blijven met zijn medesoldaten aan het front: Hij wil niet genieten van de liefde van zijn vrouw als zijn makkers op het slagveld ten strijde moeten trekken en sterven!
Plan B dan maar: er zit er niets anders op: Uria moet zo snel mogelijk dood.
David stuurt hem terug en laat hem in de voorste linies opstellen, zodat hij bij de eerste de beste bestorming van de vijand sterft!
Ja, zo neemt hij wat hij wil hebben, en ruimt hij uit de weg alles wat hem daarbij kan hinderen. Snel trouwt hij met Bathseba, de arme weduwe, en alles is mooi toegedekt.
Geen haan die ergens naar kraait.
Zo gemakkelijk gaat dat!
Zeker als je een koning bent.
David en Herodes ? hoe groot is nu het verschil ?
En wie zal hen stoppen…
Herodes ? niemand.
Het resultaat: Jezus wordt een vluchtelingenkind dat asyl zoeken moet in Egypte en in Bethlehem wenen de moeders èn de vaders om hun kinderen… omdat zij niet meer zijn…
2 Samuel 11:28 – 2 Samuel 12: 25
[Mattheus 2: 1-18]
PREEK
Gemeente,
Zou David nou echt niet door gehad hebben dat hij een scheve schaats
gereden heeft en niet zo’n kleintje ook .. voordat Natan bij hem kwam.
Natuurlijk wel, diep van binnen wist hij dat best… Maar, meesterlijke
zelfbedriegers als we zijn, leer je er mee leven en maak je je eigen gedrag
aanvaardbaar…
En als mensen op dit punt zichzelf niet ernstig willen nemen, dan zijn er
paardemiddelen nodig om de franc te doen vallen. In dit geval is dat
paardemiddel een onschuldig-ogende gelijkenis. Zonder het te weten wordt
David een spiegel voor gehouden door Natan in die gelijkenis over een rijke
man, die alles had: veel schapen en runderen, die toen hij een keer eters
kreeg zijn macht misbruikte en dat ene lam afpakte van zijn arme buurman en
dat als maaltijd bereiden om daarmee goede sier te maken bij zijn gasten.
Vreselijk, zulke mensen! Dat roept verontwaardiging op, je maakt je kwaad!
Ook David kan er niet over uit! Zo'n man moet flink aangepakt worden!
Waar is hij? Wie is hij? Dan zal ik wel eens even optreden!
een kind des doods is hij, zo waar de Here leeft.
Gij zijt die man ! zegt Natan… En David weet niets meer te zeggen. In één klap is hij klaarwakker en realiseert hij zich ten volle waar hij mee bezig is geweest.
Hij dacht dat hij er wel mee weg zou komen…. Hij zal zichzelf wel wijs
gemaakt zal hebben dat hij – gezien de ontstane situatie – toch nog
behoorlijk goed gehandeld heeft. Hij is toch maar met haar getrouwd,
nietwaar. En trouwens – u weet wel hoe dat gaat in zo’n geval – onbewust
geef je altijd de ander de schuld. Waarom ging zij toch ook baden boven op
het dak? Waarom heeft Batseba mij in bekoring gebracht met haar mooie
lichaam?... Ja schuld afschuiven op de vrouw: specialiteit van mannen van
den beginne.
En later…. toen plan A mislukte: waarom wilde die eigenwijze Uria dan ook
niet bij zijn vrouw slapen, toen ik hem had teruggeroepen van het front?
Zo gaat dat.
David is geen haar beter dan koning Herodes. Eens aan de macht met niets
anders meer bezig dan met de consolidatite van zijn eigen positie. Die ging
– net als David – ook over lijken als het moest: Met de moord op de
onschuldige kinderen van Bethlehem was hij bepaald niet aan z’n proefstuk
toe. Zoek het verschil !
Het verschil tussen David en Herodes zit ’m hierin, dat David een profeet naast zich heeft, die hem een spiegel durft voorhouden, waarin de dingen worden getoond zoals ze werkelijk zijn. Een echte naaste dus, die jou ‘een tegenover’ wil bieden, een vriend, die tegengas geeft als je de verkeerde kant uitholt, die weerkwerk biedt als je kwaad doet, die tegenspreekt als je jezelf bedriegt.
Herodes had zo iemand niet, of als hij al zo iemand had gehad, dan had hij die meteen de mond gesnoerd. Ja, dan hou je alleen mooipraters over en is er geen spiegel meer die je bij de werkelijkheid kan terugbrengen…. (Johannes de Doper probeert het trouwens later bij de zoon van deze Herodes, met enig succes, maar ook hem kost het z’n kop)
In tegenstelling tot beide Herodessen echter kijkt David in de spiegel die hem door Natan wordt voorgehouden. Hij laat volkomen tot zich doordringen wat hij daarin ziet over zichzelf. Hij ziet wat hij heeft aangericht, voluit. Hij incasseert de klap ookal gaat hij daarom compleet door de knieën.
Maar het is te laat. Echte daden hebben echte consequenties.
Droogweg deelt Natan hem de straf mee die op zijn misdaad volgt. Er is geen excuus.
David heeft volkomen gefaald als koning. Hij heeft een onschuldige vermoord, omdat die tussen hem en het object van zijn begeerte stond. En zijn vrouw gestolen. Punt aan de lijn. Daarmee heeft David iets op gang gebracht dat niet zomaar meer zal ophouden. Het zwaard zal niet meer wijken van zijn huis en in zijn gezinsleven zal het nooit meer goedkomen. Wie schande zaait zal smaad oogsten. Haat, nijd en geweld zullen zijn deel zijn tot de dag van zijn dood.
Totzover is de geschiedenis bekend, maar dan worden we verrast door de ene na de andere onverwachte wending, aangrijpend en geheimnisvol is het.
Als hij de straf gehoord heeft, belijdt David zijn schuld ( “ik heb tegen de Here gezondigd” vs. 13) en krijgt prompt daarop vergeving: “De HERE heeft uw zonde vergeven”
Maar blijkbaar bestaat die vergeving niet uit de kwijtschelding van de bovengenoemde straf (de consequentie-straf), maar in de kwijtschelding van zijn eigen – impliciete – doodsvonnis. Hij had zichzelf immers de enig juiste strafmaat toegewezen: Die dat gedaan heeft is een kind des doods…
Natan echter mag in Godsnaam mededelen: gij zult niet sterven” (vs. 13)… en ik vul aan: maar leven… en… getuige zijn van de voltrekking van de straf tot je laatste snik dragen wat je kapot gemaakt hebt, oogsten wat je gezaaid hebt.
Sinds de zaak van de Hethiet Uria zit David als een boeteling op de troon. (Spijkerboer).
Alsof er niets gebeurd is, zó gaat de geschiedenis in elk geval nìet verder.
David sterft dus niet… hij mag verder leven dragende de gevolgen van zijn zonde… maar en nu wordt het verhaal afgrondelijk: iemand anders zal wel moeten sterven: de zoon, geboren uit het overspel met Bathseba… zijn zoon… in zijn plaats… Voor ons moderne mensen een onvoorstelbare en onrechtvaardige vorm van oordeel. Wat heeft dat kind daar nou mee te maken ? Die kan er toch niets aan doen ! Wat is dat nou voor God ? En je hebt de neiging om de bijbel dicht te slaan – primitief boek – en een ander boek te gaan lezen… Maar dat is me toch iets te rap, iets te gemakkelijk er van af gemaakt… en dat kunnen wij als protestanten ook nooit doen.
Daarom even op de plaats rust ! Als de bijbel het heeft over kinderen, dan gaat het over iets heel anders dan wanneer wij het hebben over kinderen.
Het probleem voor het verstaan van dit bijbelgedeelte zit ook niet zozeer in het Godsbeeld van toen maar in het kind-beeld. Dat botst volkomen met het kind-beeld van ons vandaag.
Een kind is voor ons een wonder, uniek, onherhaalbaar…
Dat zal een kind ook altijd al wel zijn geweest, vooral – vermoed ik – in de beleving van de moeder (Rachel, wenend om haar kinderen omdat zij niet meer zijn!) , maar in de bijbelse verhalen speelt dat geen rol. Daar is het kind dat geboren wordt de bezegeling van de toekomst. Het kind houdt een belofte in, niet voor de individuele ontplooiing van dat kind (zo bij ons), maar voor de familie die het kind krijgt: Die familie heeft toekomst… Daarom dat kinderloosheid zo vreselijk was in oude tijden, een scheidingsgrond ook. Ons zeer persoonlijke en individuele beeld van het kind als mens en als unicum is – historisch gezien – betrekkelijk jong en typisch westers. Ik vermoed dat in veel samenlevingen ook vandaag nog, men zich makkelijker zal herkennen in de bijbelse opvatting hieromtrent dan in onze opvatting.. De dood van een kind is in dat licht niet zozeer een individueel drama, maar de boodschap: geen toekomst langs deze lijn !... Dat lijkt me hier bedoeld.
Afin: Dit gezegd zijnde is het de moeite waard zijn om toch verder te lezen… ons over onze afkeer heen te zette want het verhaal blijft even verrassend als het al was.
Ronduit aangrijpend is bijv. de vertelling over het ziek-worden van het kind en de uiterst bewogen reactie van David. Hij vast en bidt de godganse dag tot God. Ja, liggend op de grond brengt hij de nachten door bij zijn zieke zoon. En als de notabelen van het hof komen om hem te doen opstaan weigert hij. En als de ouderlingen arriveren om hem te doen eten, dan weigert hij… alles in de hoop dat zijn zoon misschien niet hoeft te sterven…(v.17).
Wat ìntens heeft deze man geleefd en liefgehad. Het slaat zelfs bijna 3000 jaar later nog van de bladzijden af.
Is het teveel gezegd als ik suggereer dat David in de doodsnood van zijn zoon Uria ziet sterven. In deze dood dringt tot hem door – te laat – wat hij gedaan heeft, beseft hij – te laat – dat hij bloed aan zijn handen heeft dat hij – te laat, o, voorgoed te laat – er niets meer aan kan doen.
En dan sterft zijn zoon, op de zevende dag, en nu vrezen de dienaren dat David te melden: “Hij mocht zich eens iets kwaads aandoen”. (vs. 18). Maar David heeft het al begrepen uit hun gefluister. 3x keer snel achter elkaar valt het woord “dood” “David begreep dat het kind dood was en hij vroeg: is het kind dood? Zij zeiden: het is dood.” (vs. 19)
En weer worden we op het verkeerde been gezet. Wat een wendingen in één verhaal !
David begint niet te wenen, zoals iedereen zou verwachten… Hij dicht geen klaaglied (zoals bij Saul en JoNatan). Hij roept geen dag van nationale rouw uit…
Tot onze verwondering horen wij: “Tòen stond David op van de grond, waste zich en zalfde zich en wisselde van kleren; hij ging het huis des Heren binnen en boog zich neder” (vs. 20). Letterlijk: hij aanbad…
Verwondering ook bij de dienaren (wij zijn dus de enigen niet!). Waarom vasten en wenen bij de ziekte en opstaan en brood eten bij de dood van het kind? vragen ze..
Davids antwoord is van een merkwaardige nuchterheid. “Zolang het leefde was er nog hoop op een ommekeer. Maar nu: Waarom zou ik vasten? Kan ik het nog doen terugkeren?
Ik zal wel tot hem gaan, maar hij keert tot mij niet terug.” (vs. 23).
Wonderlijk lucide: Ik zal wel tot hem gaan…dat is: ik zal ooit ook eens sterven en dan zie ik het weer…maar het omgekeerde kan nooit meer gebeuren: hij komt nooit meer tot mij terug… En daar zal ik mee moeten leren leven… en hij slaat de bladzijde om. Hard, maar waar.
En je kunt van David veel zeggen, maar niet dat hij een slappeling is.
Hij zal wel verdriet hebben, maar het verdriet zal hem niet hebben.
Goed, nu nog wat toepassingen.
Gij zijt die man / Gij zijt die vrouw !
Wie zonder zonde is werpe de eerste steen ! Zijn wij beter dan David ?
(Hij zelf dacht van wel). Ik denk van niet. Net als hij, zijn wij mensen, vatbaar voor alle soorten kwaad. En net als hij hebben wij vaak een enorme aanleg om ons zelf voor de gek te houden. Anderen oordelen we scherp, onszelf ontzien wij (balk, splinter). Ons geweten ? Ach: we kunnen het toch zo goed sussen. En we gaan gewoon door, zelfs als we diep-in wel weten dat we dat niet zouden moeten doen. Dit gezegd zijnde zegt dit verhaal ons verschillende dingen…
1. Dan zullen we met de gevolgen moeten leven!
Net als David. Want echte daden hebben echte consequenties.
God wil wel heil brengen maar ontslaat ons niet van onze verantwoordelijkheid. Hij is niet de degene die ons uit de brand helpt als wij het verknoeid hebben. Hij is niet de gaatjesopvuller’ (Lückenbuszer) voor als wij gaten laten vallen. Gods vergeving is niet een toverformule waarbij de consequenties van onze zonden plots – hocus pocus – weg zouden zijn.
De verlossing die God schenkt is dat hij de schuld van onze zonden op zich neemt en ons daarvan ontslaat waardoor wij – per gratie, uit genade – het recht krijgen om door te mogen leven èn niet te sterven.
Maar nogmaals, net als bij David: De consequenties van onze daden blijven vóór onze ogen aanwezig. Echte daden hebben èchte consequenties. Menselijk falen maakt slachtoffers, toen zowel als nu. En de consequenties van de misdaden duren tot in het 3de en het 4de geslacht, zegt de bijbel met een huiveringwekkend gevoel voor realisme. Wie durft het ontkennen ?
Dat wij daarover spreken binnen de kaders van verantwoordelijkheid en
schuld is een kwestie van jezelf en je eigen daden als mensen serieus
nemen. Het altijd weer afschuiven op anderen is beneden de menselijke maat,
en uiteindelijk in-humaan.
2.
Maar heeft de vergeving dan helemaal geen kracht ? (behalve deze
‘forensische’-juridische vrijspraak)
Wel, laten we dan nog eens naar dit ontzagwekkend rijke verhaal kijken. Wat is het effect van de vergeving die David ontvangt? Ik zie de vergeving hierin doorwerken dat David terwijl hij de consequenties drààgt en voelt tot op z’n lijf, in z’n botten… dat hij tegelijk de permissie voelt om door te mogen gaan met leven, niet met zondigen, maar met leven.
Dat is dan ook precies de laatste wending in het verhaal en die is wel doorslaggevend voor de toekomst. Immers: Daarom stond David op, daarom kon hij die blz. omslaan en na dit alles naar huis gaan… Hij troost zijn vrouw. Mooi. Nog mooier is dat zìj nu voor het eerst in dit hoofdstuk niet meer“die van Uria” genoemd wordt, maar gewoon bij haar naam Bathseba, en gewoon ‘zijn vrouw’.
Er is door schuld en boete heen blijkbaar een nieuwe stand van zaken gecreëerd, die ook in de omgang en de taal volledig serieus wordt genomen. (niet eens een dief altijd een dief)
En op typisch bijbelse wijze wordt dat meteen bevestigd en bezegeld in… een kind. Maar dat snappen we inmiddels volkomen: David en Bathseba krijgen nadat deze dingen geschied zijn en gedragen een zoon, d.w.z. zij krijgen zo toekomst. En Bathseba noemt hem Salomo (vol van vrede, vrede-rijk, Frederik) en alsof dat nog niet genoeg is, laat Natan nog maar eens van zich horen door hem van godswege een tweede naam te geven: Jedidja: Die de Here lief heeft (Godelieve, Amadeus)” (vs. 24).
Wat een verhaal gemeente, wat een tempo, het is emotioneel niet bij te houden.
Maar de verteller moet het afmaken, want hierover gaat het, hier moet hij naar toe.
Davids huis : het staat toch precies daarvoor garant… het huis dat de HERE voor ons bouwt: Dat het van de dood naar het leven gaat, dat het voorbij de schuld naar nieuw begin gaat... Niet te stuiten is de geschiedenis van het heil Gods door het huis van David:
Van de beleden schuld gaat het
via de gedragen gevolgen naar
het feest van de geboorte van de vredevorst.
Gemeente, heel kort door de bocht dan ook nog een laatste toepassing: Davids ene zoon moet sterven – als plaatsvervangende strafdrager – Davids tweede zoon mag leven om de weg naar het vrederijk open te maken. Zij beiden wijzen samen, onvermengd en ongescheiden, vooruit naar die ene zoon van David en Bathseba (ze staan in het geboorteregister in Mattheus vermeld ! Mt 1: 6), die als strafdrager voor ons stierf en zo ons het vrederijk ontsloot.
Amen.