Concerti


Home | Archief | Componisten



 

 

Een laatste muzikaal boeket

 

met concerti van

 

Bach, Telemann, Ceuleers en Fasch

 

u aangeboden door het

Antwerps Collegium Musicum

Vrijdag 16 oktober 2015, 20u00

 

In de Brabantse Olijfberg te Antwerpen

 

 

 

J.S. Bach, Concerto voor viool, hobo, strijkers en b.c.

do-klein (c, C-minor). BWV 1060R

 

Allegro – Adagio – Allegro

 

 

Johann Sebastian Bach (1685-1750), klaviervirtuoos, componist en bekwaam contrapuntist, bekleedde diverse posten als organist en kapelmeester. Van 1723-1750 is hij cantor van de Thomasschool te Leipzig. Als stedelijk muziekdirecteur (‘Director Musices’) is hij verantwoordelijk voor bijna alle speciale muziek in de stad, seculier en kerkelijk. In 1729 wordt hij leider van het Collegium Musicum dat in 1707 door een ondernemende student Rechten G.Ph. Telemann (zie verderop) is opgericht. Bach’s eigen concerti, maar ook die van Telemann of Fasch zullen daar ongetwijfeld te horen zijn geweest. Succesvolle werden geregeld hernomen, desgevallend aangepast aan beschikbare of speelgrage musici. Zo bracht Bach in 1736 een concert voor twee klavecimbels, strijkers en bc. (BWV 1060), dat in die bezetting zeer bekend is geworden. De facto is het een arrangement van een concerto voor viool, hobo en strijkers. Voor de Neue Bachausgabe (1954-2007) werd dit originele concerto gereconstrueerd en gepubliceerd. Vandaar de R achter 1060.

 

 

G. Ph. Telemann, Concerto grosso voor 2 traversi, hobo, viool, strijkers en b.c.

sib groot (Bes, B-flat-major). TWV:54 B1

 

Largo - Allegro - Dolce - Allegro

 

 

Georg Philipp Telemann (1681–1767) studeerde rechten aan de universiteit van Leipzig, waar hij het eerste collegium musicum op in 1707. Hiervoor recruteerde hij voornamelijk onder studenten. Het musiceerde in het Kaffeehaus van Gottfried Zimmermann, zakelijk, cultureel en nieuw(tje)scentrum van de stad. Elke vrijdag tussen 20.00-22.00 genoten muzikanten en klanten van allerhand muziek, onder het genot van de nieuwste Koffie (toen een exotische drank). In Bach’s tijd vonden in de zomer op woensdag openluchtconcerten plaats in de lusthof van Zimmermann, net buiten de stad. Tijdens de jaarbeurs (Leipziger Messe) waren er extra concerten. Telemann is de peter van Carl Philipp Emanuel Bach (1714). Na bijna 10 jaar actief te zijn geweest als Kapellmeister in de kerk van de (ooit) ongeschoeide Karmelieten (Barfüsserkirche) in Frankfurt, gaat hij in 1721 naar Hamburg. Hij wordt cantor van het Johanneum en muziekdirecteur van de stad. Onvermoeibaar componist, uitgever, schrijver, concertorganisator en administrator. Zijn kunde bestreek alle muziekterreinen. In zijn tijd – met Handel – was hij de in binnen- en buitenland bekendste Duitse componist.

 

 

W. Ceuleers, vioolconcerto (compositie-opdracht vanwege Hermelinde De Smet)

re-groot (D, D-major). Opus 810 (2014)

 

Allegro – Molto lento – Presto

 

 

Willem Ceuleers (1962), bekwaam contrapuntist en muzikale duizendpoot, studeerde aan de Koninklijke Muziekconservatoria van Antwerpen en Brussel. Naast een concertpraktijk als zanger, organist en klavecinist was hij titularis-organist Sinaai (1992-2006) en tot op heden dekanaal organist van Laken en titularis-organist in de St-Lambertuskerk. Respectievelijk voor en na de eeuwwisseling was hij kapelmeester van de Sint-Carolus-Borromeuskerk te Antwerpen en de Kathedraal van Brussel. In 2000 stichtte hij het Antwerps Collegium Musicum waarvan hij de muzikale leider en bezieler is/was. Sinds 1990 verzorgt hij jaarlijks reeksen orgelconcerten in Antwerpen, Sinaai en Laken. Als componist kreeg hij opdrachten van het Nederlands Kamerkoor, het Huelgas-ensemble, Klara, de stad Sint-Niklaas en talloze privé-opdrachten (zoals onderhavige). In 2011 werd hij door de muziektheorie-, analyse- en compositieafdelingen van de universiteit van Eugene (Oregon, VS) uitgenodigd om er fuga-les te geven en te concerteren met eigen werk. Verschillende CD-opnames van zijn oeuvre werden o.a. door het Brusselse kathedraalkoor, het Huelgas-Ensemble en Currende, uitgevoerd. In eigen beheer geeft hij een selectie van eigen orgel-composities uit op de daartoe meest geschikte orgels. Reeds 8 delen zijn verschenen en bij de componist te verkrijgen.

 

J.Fr. Fasch, concerto voor chalumeau, 2 hobo's, fagot, strijkers en b.c.

sib-groot (Bes, B-flat-major), L-B1

 

Largo – Un poco allegro – Largo – Allegro 

 

 

Johann Friedrich Fasch (1688–1758) studeerde aan de Thomasschool in Leipzig en later aan de universiteit aldaar. In 1708 stichtte hij het tweede collegium musicum van Leipzig (voor de concurrerende coffeeshop van Richter ?). Hij werd Kapelmeester in Zerbst in 1722. In datzelfde jaar solliciteerde hij nog naar de post van cantor/muziekdirecteur in Leipzig (vacant na het overlijden van Kuhnau, die hij het – net als Telemann – in zijn studentenjaren knap lastig had gemaakt). Zijn volumineuze oeuvre beslaat twaalf cantatecycli (meer dan 700 stuks) en bijna 100 orkestsuites, waarvan geweten is dat Bach die uitvoerde met zijn Collegium Musicum, al dan niet gearrangeerd voor de hem ter beschikking staande musici. Bijzonder is Fasch’s concerto voor chalumeau (ruwweg een blokfluit waarbij de snavel en het labium vervangen zijn door een mondstuk met een enkel opslaand riet: klarinet in statu nascendi). Chalumeaux bleven omwille van hun zoete en expressieve klank lang zij aan zij bestaan naast de klarinet, die vooral in briljante passages uitblonk (clarinette = kleine klaroen). De lage tonen waren op de eerste klarinetten nogal defectief, maar net heel effectief op de chalumeau.

 

 

 

Het A.C.M. bestaat deze avond uit:

 

viool:                  Hermelinde De Smet, Olga Blansaer, JeongSun Goo

altviool:              Veerle Roggeman

cello:                   Caroline Courtois, Hilde van Hoijweghen

contrabas:           Stef Willems

traverso:              Hilde De Bleser, Jef Van Boven

hobo:                  Aline Hopchet, Joost Pollet, Robin Steins

chalumeau:         Willem Ceuleers

klavecimbel:       Dominik Riepe, Willem Ceuleers

 

 

welkom…

 

Het laatste ‘muzikale boeket’ dat het Antwerps Collegium Musicum u te bieden heeft. Hierna is het afgelopen. Waarom ? Simpel: omdat Willem Ceuleers ermee stopt. Anima en Animator van het ACM.

 

Willem Ceuleers schreef hierover in de laatste nieuwsbrief van het ACM (8 september 2015) “Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan. Vanaf januari volgend jaar zal ik om professionele redenen geen tijd meer hebben voor het ACM, waardoor het zal ophouden te bestaan. Daarmee zal een cyclus op dezelfde plaats eindigen als waar ze 30 jaar geleden begon: in de Protestantse Kerk aan de Lange Winkelstraat te Antwerpen. Toen onder de naam van 'Antigone', later als 'Capella Caroli Borromei' aan de gelijknamige kerk en sedert 2001 onder de noemer 'Antwerps Collegium Musicum'.”

 

‘t Is zelfs nog mooier: bijna op de dag af is het 15 jaar geleden dat het ACM boven de doopvont werd gehouden. Ik zal daar straks iets meer over vertellen.

Ook voor veel ACM-ers (eigenlijk een database) kwam de mededeling van het einde als een donderslag bij heldere hemel. U hoopt natuurlijk vanavond wat duidelijkheid te krijgen. Wel ’t zou kunnen, maar misschien ook niet. Hoe dat ook zij: De muziek van vanavond past in één van de reeksen die gedurende de 15 jaar van het ACM zijn ontstaan. De reeks ‘concerti’: De eerste vond plaats in 2007. Daarna 2008, 2009 (Brandenburgse), 2013 en vandaag de vijfde. De andere reeks heet GK – Geistliche Konzerte. Daarbij ben ik de tel kwijt geraakt bij het nr. 6: in de winter van 2008. Zo’n typisch ACM-concert was dat trouwens: de prachtigste muziek die je denken kunt : Matthias Weckman: Wie liegt die Stadt so wüste… hyperactueel concert voor een ontredderde wereld. Troostrijke muziek, maar bijna niemand geraakte er: Hevige sneeuwval had Wijnegemkerk van de buitenwereld afgesneden. Het was niet de enige keer dat de weergoden met ons lachten…

 

Afin, voor we in nostalgie verzinken: nog 4 fraaie instrumentale concerti staan ons vanavond te wachten. U kent het principe: concertare: wedijveren in virtuositeit, maar vooral ook in muzikaliteit tussen solisten en een strijkersgroep. Het eerste is een reconstructie van een concerto van Bach dat wij vooral kenden als het concerto voor 2 klavecimbels en orkest. Nu dus in originele bezetting.


 

De geboorte van het ACM

 

Eerst is er de conceptie van het ACM. Die vond plaats op zondagavond 17 september 2000, tussen 20u-22u. Een vriendengroep van Willem Ceueleers had zich ten huize van Veronica Joris en Piet Van Steenbergen (Solvijnstraat 48) verzameld om een muziekgroep te starten. Ik was er ook bij – vreemde eend in de bijt, dit omdat ik al wel eens eerder met Willem wat had gedaan ergens 'tussen concert en liturgie in' (meditatieve concerten noemden we dat, eigenlijk zou het concerts spirituels moeten zijn, maar dat was Frans). De combinatie ‘muziek en woord’ was ons goed bevallen en we wilden daar meer mee doen. Niet alleen maar ad hoc, maar op geregelde basis.

 

Dus waren de muzikale vrienden van Willem uitgenodigd om te overleggen over wat en hoe en wie en waarom en hoe niet, en wat zeker niet en hoevaak. ’t Was een geanimeerde bijeenkomst. Ideeën vlogen over de tafel en de drank vloeide rijkelijk. Reuze gezellig. En toen was het afgelopen en gingen we naar huis. Oh ja: Veerle zou de kopieën wel maken en versturen. Ik moet zeggen: ik was een beetje beduusd. Hadden we nu iets opgericht of niet? Jawel: op 19 oktober kwam Willem langs (dus inderdaad bijna exact 15 jaar geleden) en hebben we een puntsgewijze samenvatting gemaakt van… ja van wat wij dachten dat waarschijnlijk de bedoeling was en misschien wel kon lukken: concerten door en met enthousiaste muzikanten zonder een financieel luik, zonder statuut. En dan vooral: concerten om het plezier van samen musiceren te beleven en te delen met de toehoorders – zo klein mogelijke kloof tussen beide. Die muziek moest dan wel een beetje gekaderd worden, historisch cultureel, maar ook spiritueel. Niet vanzelfsprekend, zeker dat laatste. Dat spiritualiteit een onderdeel is van de ‘menselijke cultuur’ vond ik wel evident, maar wat dat voor veel anderen niet. De tijden zijn op dit punt trouwens wel veranderd.

 

Zo zijn we vertrokken: De 25e oktober gingen we op prospectie voor het eerste concert. Het zou plaatsvinden in de St Walburgiskerk aan de Volksstraat op 19 januari. De samenwerking met Antwerpse Raad van Kerken en de gebedsweek voor de Eenheid zorgde voor een kader en voor een ‘kwijtschelding van de huur’ van het gebouw: ‘Meester men zoekt u wijd en zijd’… een cantate van Willem op een prachtig kerklied voor epifanie samen met nog enkele andere cantates. Tweede uitvoering op 20 januari in Sinaai, Willem’s toenmalige thuishaven.

 

Het ACM had z’n eerste stappen gezet in de wijde wereld en het kind bleek levensvatbaar. Er volgden nog 47 programma’s, gemiddeld 2x uitgevoerd (soms 3x), geen reprises, behalve bij de Passies: dus een kleine 100 concerten. Met muziek van ongeveer alle tijden en heel vaak met een première van een ‘Ceuleers’ in stijl. Niet mis.

 

Het is dan ook niet onopgemerkt gebleven. Tijdens het allereerste concert in de Walburgis kwam de koster van die kerk naar mij toe en fluisterde mij iets in het oor. Ik begreep het niet. Hij wees naar een meneer in een regenjas, met een aktentas. Ik moest mee. Geen idee. Wij weg naar de sacristie. De man bleek van SABAM. Wij blij dat we geen inkom hadden gevraagd! En samenwerkten met de ARK. Sindsdien hebben die ons – op 1 uitzondering na trouwens – met rust gelaten.

 

Ook het tweede concert kan ik me nog goed heugen in de St. Norbertus: Johann Hermann Schein, Israelisbrunnlein.. afgewisseld met stukken uit zijn Banchetto Musicale, Renaissance dansen op klavecimbel.

 

Wist u trouwens dat het ACM ook een ‘peter’ had ? Jazeker: de Antwerpse Raad van Kerken.

Voor de publieke ‘presentatie’ in januari 2001 is er een kerkelijke 'presentatie' geweest in de ‘tempel’: een doop, een ‘opdraging’, hoe u het noemen wilt. De Raad van Kerken moest overtuigd worden om haar medewerking te verlenen. De jaarvergadering die op 22 november plaats vond in de sacristie van de Kathedraal zou die avond op een christelijke uur afgerond worden (tegelijk handig, want zulke vergaderingen duren toch al vaak te lang). Het gezelschap begaf zich vervolgens door de donkere en verlaten kathedraal, onder Rubens’ kruisafname door, langs de Venerabelkapel, naar de doopkapel (nu de boekwinkel). Daar was in de tussentijd Willem gearriveerd met een kleine groep musici. En als ‘avondwijding’ baden we een psalm, mediteerden over de eindigheid der dingen en werden vervolgens ondergedompeld in de cantate ‘Ich habe Genug’. Het canticum Simeonis zongen wij tot slot. Velen van de ACM-ers hebben het niet geweten, maar 't is zo: het ACM is in de doopkapel geweest voor ze voor het eerst heeft opgetreden.

 

De muzen en de muziek…

 

Kent u ze nog ? Kleio, Thaleia, Melpomene, Terpsichore, Euterpe; Erato, Polymnia, Ouranië, Kalliope: De negen muzen, jawel. Elke dichter roept eerst de muzen aan voor hij aan een epos begint: Vertel mij muze, zingt Homerus, van die man die zoveel lijden moest… En de Odyssee is begonnen en daarmee is een stroom van evocerende taal op gang gekomen die z’n weerga niet kent. Ze zijn a.h.w. de klassieke parallel van de Heilige Geest. De christelijke ‘inspirator’ bij uitstek, die aangeroepen wordt als er iets bijzonder moet gebeuren: Veni creator Spiritus. Negen muzen. Een onbekende Latijnse dichter (Anthologia Palatina IX 506, een bloemlezing Griekse poezie samengesteld rond 980, ontdekt in de bibliotheek van Heidelberg (Palts > Palatina)) kent er nog één:

 

Ἐννέα τὰς Μούσας, φασίν τινες· ὡς ὀλιγώρως·

ἠνίδε καὶ Σαπφὼ Λεσβόθεν, ἡ δεκάτη.

Er zijn negen Muzen, zeggen sommigen — hoe kortzichtig:

er is ook nog Sappho van Lesbos, de tiende.

            Vertaling van R. Slings:

Negen Muzen zijn er, zeggen ze. Wat onattent!
Kijk, daar komt Sappho uit Lesbos, zij is de tiende.

De muze van de poëzie van vrouwen, altijd en overal over het hoofd gezien of verdonkeremaand. 10 muzen dus.

 

De muzen beheren niet zozeer de kunsten, zoals wij dat dan een beetje prozaïsch nog kennen, ze herleidend, afwaarderend tot ‘patronessen’. Neen, volgens de Grieken inspireren ze alles wat 'meer is dan het gewone'. Zo liggen ze ook aan de oorsprong van de wetenschappen, brengen mensen op 'ideeën'', zorgen ervoor dat kennis en wijsheid toenemen. Kalliope heeft altijd een ‘schrijftafel’ bij zich, een ‘tablet’… En als ze met Kleio samenwerkt schrijft ze geschiedenis. Terpsichore danst altijd, en Erato kan het niet laten om lyrische liefdesgedichten op te wekken in de hoofden en harten van mensen, terwijl Ourania de hemelen afspeurt om te leren over oorsprong en bestemming.

 

De muzen: ze inspireren tot ‘creativiteit’: Poiesis, poëzie… Grieks voor ‘scheppend handelen’. Alle menselijke activiteit die meer dan oppervlakkig is, heeft de muzen nodig. Anders draai je kringetjes en kom je nergens uit. Daarom dansen de muzen, altijd, rond de bron die Pegasus’ hoeven op de Helicon hebben geslagen. Ze dansen, want ze moeten loskomen van de grond waarop ze staan, maar ze stijgen nooit op. Ze blijven de aarde trouw. En natuurlijk inspireren ze tot muziek. Als ze dansen, dan zingen ze ook. Zowel droeve liederen (Griekse tragedies) als uitzinnige extatisch muziek, en dolkomische kluchten. Leven in intense vorm, het alledaagse transcendererend, de ‘dood trotserend’. De sterveling die uit hun bron op de Helicon kan putten, de Parnassus kan beklimmen, die wordt onsterfelijk om wat hij dan voortbrengt.

 

Waarom vertel ik dit ? Omdat deze creativiteit die voldoende gewicht in de schaal werpt om de condition humaine tegenwicht te bieden onmisbaar is voor de mens, wil hij ‘menselijk blijven’.

 

Musica is aldus Luther de voornaamste dezer kunsten – Gods allerhoogste gave aan de mensen. Met het ACM hebben we het mogen beleven, zien… voelen, gewaarworden, af en toe, soms even. En niet voor iedereen gelijk. En we zijn de muzen hiervoor dankbaar, en ook de musici: zij die door de muzen gegrepen zijn en doorgeven wat ze zelf ontvangen hebben. Omdat we het mee mochten maken, uitvoerend en ondergaand tegelijk.

 

Trouwens: die oude Grieken waren zo gek nog niet. Weet u wie de ‘Moeder is van de Muzen? - De vader is gekend: Zeus, de oppergod. Die heeft in de Griekse mythologie ontelbare kinderen verwekt. Maar de moeder? Het is Mnemosyne: het ‘geheugen’… een dochter van Gaia en Ouranos: aard en hemel. Zij verbindt die door de kracht van haar ‘geheugen’, eigenlijk moet je zeggen haar ‘mind’, haar denk-vermogen. Zij heeft denkkracht, legt verbanden. Zij is het die – nog volgens de oude Grieken - de Taal heeft uitgevonden en aan de mensen gegeven.

Volgens Hesiodus (onze oudste bron op dit terrein), dus volgens de klassieke opvatting, ontlenen musici (scheppende kunstenaars, poiesis), koningen en dichters hun speciale werking (zeggingskracht) omdat ze de  ‘denkkracht’ van Mnemosyne paren aan een gave van één der muzen. Het is deze combinatie, die hun ‘spreken’ gezag geeft.

 

Aardige gedachte.

Tijd kortom voor nog wat muziek, nieuwe muziek (wereldpremière: vioolconcerto van Willem Ceuleers)

 

 
Een vreemde sollicitatie (1722)
 
Het leek wel of ze allemaal stonden te dringen om de post. Cantor was het, dat is zangleider van het jongenskoor van de Thomaskerk (en bovenmeester, leraar en toezichthouder, maar dat stuk van de baan waren ze vaak liever rijk dan kwijt). En Director Musices in dienst van de stad. Dat betekende: In alle stadskerken de muziek voorzien, cantates, motetten en op de kerkelijk feestdagen iets bijzonders natuurlijk. En bij elk jubileum of feest in de stad, bij de opening van de nieuwe beurs, de begrafenis van een vorstin, … speciale muziek componeren en uitvoeren…


Het is eind 1722, Telemann, we kennen ’m al, niet de geringste onder de componisten en reeds met een soortgelijke job voorzien in Hamburg, wordt benaderd. Hij toont zich geïnteresseerd. Hij had wel aanvaringen gehad als student met de vorige cantor, Kuhnau, maar dat was men bij de Raad van Leipzig al vergeten. En naast een hele reeks bekende en minder bekende namen, komen we ook Johann Friedrich Fasch tegen (straks hoort u zijn muziek). Hij was schoolgegaan in Leipzig en had onder Kuhnau nog in het Thomaskoor gezongen en net als Telemann – als student een Collegium Musicum opgericht. In onderlinge competitie zeker (ook tussen beide koffiehuizen), maar toch vooral om een eigen muziekcircuit te hebben naast het officiële: Veel studenten (er was geen muziekfaculteit), enkele docenten, vrienden, onder wie geregeld beroepsmusici die wel eens wat anders wilden. Zoveel is er nu ook niet veranderd.
 

Telemann’s sollicitatie voor de post in Leipzig was misschien niet helemaal serieus. Hij zegde in elk geval af, omdat hij niet ‘weg kon uit Hamburg’. Daar had men z’n loon ondertussen verdubbeld. Je zou voor minder eens een sollicitatie ensceneren.
Fasch wilde wel graag. Hij had net een soortgelijke baan aangenomen in Zerbst, een stadje zo’n 50 km ten noorden van Leipzig. Hij verdiende er nog niet de helft van het tractement dat Leipzig bood, om nog maar te zwijgen van het prestige. Leipzig met z’n Messe, met z’n universiteit en vooral met z’n theologische faculteit, de top van Duitsland. Hij wilde wel, maar mocht niet. Een musicus was toen geen vrij beroep, men was in loondienst en aan handen en voeten gebonden.
 

Als de ene na de andere kandidaat afvalt, u kent het verhaal, komt er in 1723 een andere kandidaat bovendrijven. Hij had nog niet gesolliciteerd, maar werd ‘al genoemd’. Een klaviertijger, fameus organist, maar toch vooral bekend van wereldse muziek: de hofcomponist van Köthen, Johann Sebastian Bach. Zijn proefoptreden met twee cantates, kent veel bijval en langzaam wordt hij incontounable. Het grootste bezwaar is dat hij geen diploma heeft, ik bedoel niet in de muziek (dat bestond niet), maar gewoon een academische opleiding. Een muzikant die een dergelijke functie ambieerde moest gestudeerd hebben. Als cantor moet hij de leerlingen de catechismus aanleren, en de Latijnse taal en de dichtkunst. Bach was nooit afgestudeerd geraakt…
 

Men aarzelt.
 

Vlak voor de beslissing moet vallen, komt er nog een raadslid met een alternatief op de proppen. Hij heeft gehoord dat er nog een cantor is in Pirna, die wel heel geleerd is en een deftig mens is, maar dat wordt niets. Zijn muziek valt wel heel erg tegen. De factie die Bach wil hebben, dringt aan op een beslissing.

 

En als men op het punt staat om te gaan stemmen, wordt er op de deur geklopt. Een missieve is gearriveerd, high priority, afkomstig van het katholieke hof van Sachsen,  de hoofdstad en hofstad waaronder ook het Lutherse Leipzig ressorteert. Het is een brief van de bisschop. Men is verbaasd. De bode overhandigt de brief aan de burgemeester. Die opent de brief en leest voor. … Ik vat samen: De bisschop laat weten dat er misschien nog een kandidaat is, zodat men die Bach niet hoeft te nemen: Het is wel een buitenlander, maar oorspronkelijk van Keulen, een goede christelijke stad. Net als Bach een uitnemend contrapuntist, momenteel organist in de Oostenrijkse Nederlanden, in Brussel. In tegenstelling tot Bach heeft hij z’n sporen ook reeds verdiend in de Kerk, en niet alleen maar in die Lutherse, neen hoor: deze componist overstijgt confessionele grensen: In de kathedraal van Brussel herinnert men zich nog altijd de Mis die hij ooit in een zomer heeft uitgevoerd, met muziek van de Gabrieli’s. In de Anglicaanse kerk is men zijn Purcell concert nog steeds niet vergeten… En in Sinaai en Brussel en Antwerpen, ja zelfs in het Wouw der Zuidelijke Nederlanden, spreekt men nog van zijn Johannes en Mattheuspassie. Zelfs de calvinisten waarderen hem. En zoals Bisschop Aringarosa, verzekert: het is een zeer aimabel mens, ookal ziet hij er soms wel een beetje raar uit.


De raad gaat in beraad. Zullen we deze man een kans geven, hem uitnodigen ? Volgens de bisschop is hij bereid om te komen. Hetzelfde raadslid dat ‘de man uit Pirna’ had voorgesteld vindt dat dit tegen de procedures ingaat. Hij krijgt bijval van de factie die Bach wil hebben. Er wordt heen- en weer gepraat, er vliegen verwijten over en weer, tot Superintendent Salomon Deyling het woord neemt: Het is voor hem een uitgemaakte zaak: Als Lutherse bisschop kan hij het niet accepteren dat het Katholieke Hof van Sachsen hem een cantor opdringt. Ook heeft hij twijfels aan de orthodoxie van de kandidaat, m.n. gezien hij actief is geweest in twee ketterse kerken: De anglicaanse en calvinistische… Dan nog liever Bach !, roept hij uit…


En zo geschiedde het…