Messe Couvents


Home | Vorig niveau | Couperin teksten | Trois Concerts | Messe Couvents

 

François Couperin: Messe pour les couvents & motetten

[toelichtende teksten bij het meditatieve concert met kerkelijke muziek van F. Couperin, 03 april 2011]

[klik hier voor toelichtende teksten bij het concert met wereldse muziek van F. Couperin, 25/27 februari 2011]

programma (incl. vertalingen) = opent een nieuw venster

 

meditatieve teksten (bookmarks = hieronder)

  1. Amor, ergo sum

  2. het ambt van organist: het Caeremoniale Parisiense 1662

  3. de Leçons de ténèbres: de Abbaye de Longchamp

  4. het voor-gegeven leven

 

De inhoud van de meditatieve teksten is geïnspireerd op het eerste motet: de dialoog tussen Jezus en de mens, een love-story. Filosofische achtergrond is het gedachtengoed van de Franse filosoof Jean-Luc Marion.

 

INTERVENTIE I : Amor, ergo sum

 

Oude gebouwen, zoals kerken, roepen alleen al door hun staan in het landschap andere werelden op. Torenspitsen zijn tekenen in de tijd. Je voelt het: hier worden wij door eeuwen omgeven. En je realiseert je: ik kom pas kijken; en ik ben hier maar een passant.  

En dan gaat het orgel klinken: met z’n zilveren klank. Al bijna 300 jaar lang deels dezelfde orgelpijpen. Hoeveel hoogmissen hebben die al opgeluisterd? hoeveel geslachten zien komen en gaan?

Klanken, stenen, ze spreken … Ze raken je, ze doen iets met je, of niet. Wat  precies en hoe, kun je niet sturen. Het gebeurt, of ook niet. Een autonoom proces.

 

Met teksten is het anders. Dat is gearticuleerde taal, ze spreken preciezer: ze zijn gericht op begrip, het verstaan.En dat biedt mogelijkheden: het is duidelijker, eenduidiger, maar tegelijk is dat ook een nadeel: het vervreemdt sneller dan de woordeloze taal van architectuur en muziek.

 

Zo hebt u zojuist kunnen luisteren naar de dialogus inter Jesum et hominem; een gesprek tussen Jezus en de mens. En u hebt u misschien wel afgevraagd: wat is dat nou? een liefdeslied, dat verlangen naar gemeenschap, het opgaan in elkaar; en dat in bijna openlijk erotische taal, met vurige tongen: Aan het eind geven ze zich aan elkaar, volledig en worden door hun brandende liefde verteerd.

 

Welk spel wordt hier gespeeld?

Wel het spel van de homo religiosus: de religieuze mens.

in tegenstelling tot de rationele mens (type Descartes: IK denk, dus ik besta) kan de religieuze mens niet zonder de ander… met hoofdletter: God… maar in die Ander zit ook al dat andere: de medemens, de wereld daarbuiten. Relaties, zich verhouden tot… is wezenlijk voor hem, geen afgeleide van een in zichzelf verankerd denkend subject (Descartes)

 

Daarom is liturgie ook principieel dialogisch, woord en antwoord, wederwoord, tegenspraak, als er maar een gesprek is.

En zo beseft de religieuze mens nog: die Ander, dat andere is er eerder dan ik. Letterlijk: de wereld, de mensheid, preciezer: de moeder, de vader…

eerder dan ik… en – zo gelooft en hoopt hij: die Ander, dat andere is vol liefde voor mij. Dat heeft gevolgen: Eerst is er de liefde, dan pas het bewust-zijn: Amor, ergo sum. Ik word bemind, dus ik besta.

 

Deze visie op het zijn, een passionele visie, die is de basis van de dialoog tussen Jezus en de mens, waarmee dit meditatief concert begon.Een vreemde tekst voor onze functionalistische 21ste eeuwers, te denken gevend, zou ik zeggen. Ik kom hier in mijn laatste interventie nog een keer op terug.

 

Wij stappen nu gewoon in het patroon van een vroeg 18de eeuwse hoogmis. Couperin levert de muziek, orgelmuziek en motetten. Net als hij houden wij ons aan de liturgische richtlijnen van zijn tijd, dat wil zeggen dat de liturgische teksten afwisselend gebeden worden door koor en orgel: alternatim… 5x in het Kyrie en 9x in het Gloria. En men had alle tijd

 

 

INTERVENTIE II: het ambt van organist I

 

François is bij wijze van spreken geboren op de orgelbank, een familie van musici, vele ervan waren organisten. Hij groeide op in de organistenwoning van de Saint-Gervais te Parijs. Toen zijn vader overleed volgde hij hem als vanzelfsprekend op als organist. Officieel kon dat nog niet, hij was nog maar 10 jaar, maar hij speelde het merendeel van de missen en z’n moeder mocht in de ambstwoning blijven wonen. Leraar en mentor Thomelin ontfermde zich over de knaap en de hoforganist Delalande, die officieel de post bekleedde, vond het prima. Op z’n 18e (1686) werd de benoeming officieel en was Francois’ een volwassen musicus. De publicatie van zijn Pièces d'orgue enkele jaren later (1690) moet dit onderstrepen.

 

In de tijd van Couperin mocht trouwens niet eender wie het orgel bespelen tijdens de mis. Ik citeer enkele stukjes uit de functiebeschrijving van organist uit het Caeremoniale Parisiense uit 1662, die de misvieringen in de Parijse kerken - minutieus - regelde.

 

“De organist moet bescheiden zijn en ijverig (modestia & diligentia)... De klanken mogen niet wellustig klinken of profaan (lascivus aut prophanusi). Mocht men een leek aanstellen, dan moet dit een ernstig man zijn, die altijd netjes gekleed gaat, en de kerk betreedt met onbedekten hoofde (detecto capite). Om het orgel in goede staat te bewaren, moet hij erop toezien dat het gesloten is en enkel toegankelijk op de dagen dat het gebruikt moet worden. Hij moet er voor zorgen dat het altijd vrij is van stof en spinnewebben (&  saepe à pulvere & telis aranearum mundetur).

Tijdens de viering moet hij goed luisteren naar de bel (tinnitum campanulae), die bepaalt of hij moet beginnen dan wel ophouden te spelen. Het is verder niet toegestaan dat anderen met hem de orgelgalerij beklimmen, behalve trompettisten, fluitisten, cornetspelers en zangers die hij begeleiden moet. Hij zal niet te snel spelen, noch te traag, zodat de riten en plechtigheden niet gestoord worden, maar volgens hun tempo kunnen worden voltooid."

 

Daarna geeft het Caeremoniale nog  heel precieze aanwijzingen welke delen van de mis het orgel moet spelen: in alternatim met de zangers bij de Kyries, bij het Gloria en ook heel precies wat wel en wat niet, afin u hebt het net allemaal gehoord. Speciale aandacht is er nog voor een aantal momenten dat het orgel vooral de devotie moet bevorderen en niet te luid mag spelen (Ea in quibus pulsanda sunt Organa ad modulos, graviter, suaviter, dulciter, & modulatè, ut maiorem animi devotionem clero a populo pariant, ad haec sequentia).

Hier een PDF van bladzijden 534-539: De Organista & Organis ["open" of "klik rechts" en kies bewaar als]

En dat… - ik volg nog steeds het Ceremoniale - op alle zondagen en tijdens alle jaarlijkse en plechtige feesten van eerste en tweede klasse, van de dubbele feesten van de tweede klasse, en van de andere grote feesten, zeker als er veel volk verwacht wordt. Verder bij plechtige officies en bij votiefmissen voor ernstige aangelegenheden. En indien de organist verbonden was aan een kloosterkerk, collegiale kerk of kathedraal (waar elke dag de getijden worden gebeden) dan moet hij naast de hoofdmissen op zon- en feestdagen ook nog spelen tijdens de dagelijkse conventmissen, zeker tijdens de lauden en de vespers en op alle momenten waarin het heilig sacrament wordt aanbeden. Op hoogdagen van de 1e en 2e klasse ook tijdens de completen, en met Pinksteren ook tijdens de terts.

 

Het is duidelijk: de priester achter het altaar en de musici bij het orgel: samen volbrengen zij de heilige liturgie… samen geven zij vorm aan de dialoog tussen God en mens. Als één van beiden faalt, dan wordt die relatie bedreigt.


 

Graduale :

 

Motet :  Salvum me fac Deus

            Basse, basse continue et symphonie (2 violons et 2 flûtes)

 

INTERVENTIE III

 

 

Het orgel zwijgt gedurende de weken voorafgaand aan de grote feesten: Advent en de veertigdaagse vastentijd.

In de dialoog tussen God en mens gaat het er in die tijden ernstig aan toe. Er staat spanning op. Er komen zelfs dagen dat er helemaal gezwegen wordt… en God en mens elkaar kwijt lijken te zijn… Couperin schreef zijn meest aangrijpende sacrale muziek voor precies die dagen, de goede week, zijn leçons de ténèbres.

In 1714 liep gans Parijs er voor uit om ze te gaan horen in de Abbaye de Longchamp in het Bois de Boulogne: de aloude klaagliederen van Jeremia, aangrijpend, tot op de dag van vandaag:

‘le tout Paris’, inderdaad: en de zangeressen van de opera zongen en men moest betalen voor een plaatsje… Je kunt je daar toch wel wat vragen bijstellen. De grote muziekliefhebber Le cerf de Vieville vond dit niet ernstig meer: "Actrices qui, derrière un rideau qu'elles tiraient de tems en tems pour sourire à des Auditeurs les amis, chantent une leçon de Vendredi Saint".

 

Omdat we in de liturgie nu zijn aangekomen op de plaats waar normaal de lezingen en de homilie zou hebben plaatsgevonden, vraag ik me af: zou er nou nooit een bisschop of een abt in zijn homilie de beau monde van Parijs geconfronteerd hebben met een evangeliewoord, à la Mattheus 11:

Wat zijt gij uitgegaan om in de wildernis te aanschouwen?

Een riet, dat door de wind heen en weer bewogen wordt?

Een mens in weelderige kleding?
Zie, die weelderige kleding dragen, zijn aan de hoven der koningen.

Maar waarom zijt gij dan gegaan?

 

Willem Barnard, onlangs overleden, mediteerde voort in zijn lied ‘van het riet en de wind…’

 

Maar gij zijt uitgegaan

om het geluid te horen

dat opgaat in uw oren

het woord van lang tevoren

de tale Kanaans

 

De wind waait in het riet

gij gaat niet in den blinde,

maar om het spoor te vinden

van God en zijn beminde,

de stad in het verschiet.


 

 

 

Offertorium :

Sanctus :

Agnus Dei :

Communio :

 

Motet :  O misterium ineffabile

            Dessus, basse, basse continue

 

INTERVENTIE IV

 

De mens heeft soms een heel leven nodig om er achter te komen dat alles wat hij te zeggen heeft in het niet zinkt bij dit ene feit, dat hij wordt aangesproken.

Menselijk spreken is een antwoord, dat je wordt ontlokt door wat je omgeeft, door wie je omgeeft. Zoals ik in mijn eerste tussenkomst zei: Amor, ergo sum: ik word bemind, daarom ben ik.

Zoals een vader, een moeder er zijn, liefdevol rondom hun kind; het kind voelt: ik mag er zijn. En zo kunnen zij aan het kind de eerste klanken ontlokken, een imiterend nabootsend spreken. Zo leren zij het kind ook ‘ik’ zeggen, als antwoord: Amor ergo sum.

 

En zo blijft het altijd, ook als we hele boeken vol schrijven en ganse toespraken uitspreken: Het is ons altijd al voor-gezegd.

En in plaats van ons daaraan te storen in een misplaatste drang om origineel te zijn, zouden wij dit beter aanvaarden, niet mokkend, maar vol animo: zo is het goed.

Alle belangrijke dingen in het leven zijn gegeven, voor-gegeven. Het enige wat ik moet doen is het ook proberen te beleven als een geschenk en  het appèl dat ervan uitgaat serieus nemen, nu ook zelf gaan spreken, antwoord geven.

Dat is: in relatie treden met de dingen, de mensen, het leven… het te delen en en ervan te genieten: conviviaal… convivium was het bijna laatste woord uit het communiemotet: wat een rijk woord: mede-leven… Tijdens zo’n feest deel je de maaltijd met je disgenoten, deel je het leven met de mensen, beleef je dat je leeft in gemeenschap met de dingen en de mensen om je heen.

 

mee-leven in vreugden jucunditas… maar ook in pijn: compassie wordt het dan.

O mysterium ineffabile zong het communiemotet: een onuitsprekelijk mysterie: de mens is niet alleen in een oneindig zwijgend heelal. Hij wordt aangesproken, opgeroepen zijn leven te ontvangen en te delen, een geheim dat voorgoed gesymboliseerd in het teken van het gebroken brood; sacramentum charitatis, wordt het hier genoemd. Die homo religiosus met zijn Amor, ergo sum, is zo gek nog niet.

 

Ite missa est :

Ite missa est

Deo gratias. Petit plein jeu.

Willem Ceuleers : Confitebor tibi, Domine, in toto corde meo, opus 737 (2010)

            psalm 110

Grand Motet 

2 dessus, haute-contre, chœur à 5 voix2 violons, 3 violes, 2 flûtes, 1 hautbois, 1 basson, basse continue