Wie was Calvijn?

 

Calvijn (500 jaar geleden geboren)
Een jonge intellectueel wordt kerkhervormer

 [Dick Wursten]

meer: Home ] [ Up ] [ De geest van Calvijn ] [ Calvijn geniet ] [ Predestinatie ] [ Calvijn humanist ] [ Boeken over Calvijn ] [ Casper en Hobbes ] [ brief van Calvijn ]

Veel biografische overzichten van het veelbewogen leven van Calvijn blinken uit in correcte weergave van de feiten, maar zijn niet erg boeiend om te lezen. Als je iemand wilt leren kennen, dan zijn feiten prima als kapstokken, maar zonder de bijbehorende verhalen komt de persoon in/achter die feiten niet tot leven. Het blijft een skelet, en wordt geen mens van vlees en bloed. In dit opstel focust de auteur op de jonge jaren van Calvijn, omdat hij van mening is dat dan de grondlijnen van een mensenleven worden getrokken (beslissingen, gebeurtenissen) en typische karaktertrekken dan nog ungeschützt getoond worden.

 

Biografie

Geen heiligenverering

Calvijn verdient onze aandacht, niet omdat hij ‘heilig’ zou zijn of zijn geschriften toch wel ergens door God ‘geïnspireerd’ (natuurlijk niet, gewoon intelligente, vaak knap geschreven tractaten, commentaren en leerboeken), maar omdat hij – los van de mening die men over hem heeft – vanuit Genève mede het aangezicht van Europa heeft bepaald. Dat heeft hij vooral gedaan door de manier waarop hij hervormingsgezinde christenen die omwille van hun overtuiging moesten vluchten of onderduiken, heeft bijgestaan; niet enkel met raad, maar ook metterdaad. Hij zette zich actief in voor de opvang van de vele vluchtelingen. Hij wist immers wat dat was, ontheemd zijn, hij was het zelf: Rond z’n 25ste had hij zijn vaderland ook verlaten omwille van zijn geloof. Onderwijl correspondeerde hij met ongeveer half Europa, van prins tot pauper, geleerde tot ambachtsman en schreef hij een eindeloze stroom aan boeken en tractaten om de vernieuwde leer uit te leggen, en te verdedigen tegen aanvallen. Zo heeft hij in Genève mensen die op drift waren geraakt onderdak verschaft: letterlijk in Genève, en waar hij maar kon, maar ook figuurlijk: een spiritueel onderdak: hij bouwde in en vanuit Genève aan een kerk, waar die ontheemde gelovigen zich thuis zouden voelen, met God en met elkaar konden communiceren... 

Geen karikatuur a.u.b.

Het beeld dat men van Calvijn heeft over het algemeen niet positief. Hij wordt meestal afgeschilderd als een verzuurde en benepen man, een despoot van wie niets mag. Ten onrechte meen ik. Het resultaat van eeuwen propaganda èn contra-propaganda. Natuurlijk had hij zijn blinde vlekken, z’n kleine kantjes; en hij zal gefaald hebben op beslissende momenten... wie niet? Hij was immers ook maar een mens en juist daarom heeft ook hij recht op een billijke beoordeling door het nageslacht. Daarom wil ik u graag iets laten proeven van “zijn leven, zoals het was”.  Overigens: niemand die Jean Cauvin (want zo heet hij eigenlijk) in zijn jonge jaren gekend heeft, zou voorspeld hebben dat hij een kerkleider van Europese statuur zou worden. Hijzelf waarschijnlijk nog het minst. Hij was met heel andere dingen bezig. 

Maar ja, soms heeft het leven andere dingen in petto... of moeten we zeggen heeft ’God’ andere plannen met ons.  

Jeugd en studentenjaren

Calvijn stamt uit een ras van Picardische handwerkslieden (of schippers, ik lees beide). Picardiërs worden wel eens de zuiderlingen van het Noorden genoemd (Michelet), zo koppig als vurig, voortvarend en welbespraakt. Calvijn’s vader, Gérard Cauvin, had zich opgewerkt – op eigen kracht waarschijnlijk – tot rechterhand en secretaris van de bisschop van Noyon. Een bisschop die op zijn beurt weer gelieerd was met de burgerij en de plaatselijke adel. Zo ging dat in die dagen. Deze Gérard had grootse plannen met z’n kinderen – we weten van drie (vier?) jongens en twee meisjes – Via z’n connecties moest het mogelijk zijn elk van hen een mooie toekomst te bereiden. Al spoedig merkte Papa dat Jean een pienter kereltje was, leergierig: ongelooflijk. ’t Type van: geef hem een boek, maakt niet uit waarover, hij verslindt het èn na afloop kan hij je nog vertellen ook wat er in stond. Neem hem mee naar een processie en hij kan je na afloop het hele gebeuren in détail schetsen. Zo eentje. Dat laatste had trouwens z’n moeder, Jeanne Lefranc, gedaan, een vrouw uit het burgerlijk milieu van Cambrai/Kamerijk. Zij is gestorven toen Calvijn nog geen 6 jaar oud was. Van haar wordt gezegd dat ze mooi was (aldus de latere legende, dus geen feit) èn devoot. Dat laatste weten we van Calvijn zefl - en voor alle duidelijkheid – dit was voor Calvijn een positieve herinnering aan zijn moeder. Ook de processie hoort tot zijn jeugdherinneringen.

Naar een eliteschool

Afin, Papa weet het voor elkaar te krijgen dat de jonge Jean naar het kathedraalcollege van Noyon mag, een eliteschool. En als de basisopleiding voltooid is, richten zijn ogen zich op Parijs, de unief. Maar dat kost geld, veel geld. En dat had de familie Cauvin niet. Secretaris van de bisschop was een aardige job, maar rijk werd je er niet van. Op voorspraak van de bisschop, kreeg Jean in mei 1521, (nog geen 12 jaar oud dus) de functie van kapelaan van één van de altaren van de kathedraal van Noyon (Notre Dame de Gésine, Onze Lieve Vrouw in barensnood, een nu verdwenen kapel, die zich meteen links van het koor moet hebben bevonden). Niet dat hij ook het werk van kapelaan moest doen (dat kon ook niet: hij was niet gewijd), neen. Het betrof het recht op de inkomsten van de kerkelijke goederen verbonden aan die kapel (beneficie). Van het geld kon hij desgewenst zijn vervanger betalen en hield dan nog ruim genoeg over voor de studiekosten, een zeer gebruikelijk procédé in die dagen ('een geestelijk ambt uitoefenen 'per procuratie' heeft dat. Voor de persoon in kwestie dus een 'sine cure'). Wel werd van deze kerkelijke beursstudenten verwacht dat ze zich zo rond hun 25ste de tonsuur zouden laten toedienen, dat wil zeggen: toetreden tot de geestelijke stand. Maar zover was het nog lang niet. De jongen moest nog 12 worden. 

Master of Arts in Parijs

In Parijs aangekomen stort hij zich op de studie. Als vooropleiding voor de theologie moest je in die dagen eerst alle andere studies met succes hebben afgerond. Dus Calvijn studeerde letteren, wijsbegeerte, volgde onderricht in de Latijnse grammatica en retorica etc. Hij woonde bij een oom, en kreeg privé les van Mathurin Cordier, een vooruitstrevend pedagoog en humanist (later door Calvijn naar Genève gehaald om het onderwijs te hervormen/op poten te zetten). Hij werd snel een echte student, bekend om z’n fabelachtig geheugen èn z’n scherpe geest. Hij zocht graag het debat, èn beet zich dan als een terriër vast in z’n onderwerp. In Parijs verlatijnste Jean naar de toenmalige gewoonte zijn naam: Johannes Calvinus. Dat klonk ook veel sjieker en geleerder. Hij studeerde vlijtig en behaalde in 1528 de graad van Magister Artium, Master of Arts. Met andere woorden: Calvijn was er klaar voor, helemaal, om met de hoogste, nobelste en verhevenste aller studieën te beginnen: de theologie... een zware opleiding, maar als je die met succes wist te bekronen, dan stonden de hoogste kerkelijke en academische posities voor je open.  

Maar ja, soms heeft het leven andere dingen in petto...Vanuit Noyon komen er plots instructies dat hij geen theologie mag gaan studeren, maar rechten moet gaan doen.

 

Een koppige vader, een studie-switch

Wat was er aan de hand? We moeten gissen, maar één ding weten we: Rond die tijd is Gérard Cauvin in aanvaring gekomen met de bisschop, een administratieve kwestie. Had hij als Picardiër moeite om toe te geven, concessies te doen (zo vader zo zoon?). In elk geval werd door zijn halsstarrigheid de botsing, op zich een kleine zaak, tot een langdurig conflict, uitlopend op de excommunicatie van Calvijn’s vader. En: hij in conflict met de clerus, dan ook z’n zoon niet meer in dienst van de kerk, en dus een andere studie (met uitzicht op een wereldse carrière). Of was het proces van kerk-vervreemding al begonnen bij de student? Hoe dit ook zij: het werd Rechten in plaats van theologie. Om een lang verhaal kort te maken. Drie jaar later, 1531, is Calvijn meester in de rechten. Kort daarna overlijdt zijn vader en kan Calvijn voor het eerst in zijn leven zelf gaan bepalen wat hij wil. En niets, werkelijk niets, wijst bij de inmiddels 23-jarige intellectueel erop, dat hij een bijzondere interesse had voor theologie of kerkelijke toestanden. Neen, hij verkeert in christelijk-humanistische kringen, is goed op de hoogte geweest van wat er gistte en broeide in de kerk, maar als toeschouwer. Uit zijn brieven blijkt dat hij zich wel kon opwinden over de halsstarrigheid van de conservatieve vleugel, maar altijd van op een afstandje, not involved  

Carrière-planning

Calvijn zet zijn studies voort, bouwt een indrukwekkend netwerk op van hooggeplaatste en geleerde vrienden. In in 1532 besluit hij dat het tijd is in de openbaarheid te treden. Op eigen kosten publiceert hij een commentaar op Seneca’s verhandeling over de zachtmoedigheid. Hij stuurt zelf 100 ex. naar Orléans en biedt aan desgevallend nog meer exemplaren op te sturen en schrijft aan een jeugdvriend: “Het boek is gedrukt, de teerling is geworpen...” Het is duidelijk, hij ambieert een academische loopbaan. Waarom ook niet?! Reeds tijdens z’n studententijd had hij met bijlessen geld verdiend. In Bourges had hij zichzelf Grieks geleerd en zijn scherpe geest en helder inzicht werd alom geprezen. En als dan in 1533 z’n vriend Nicolas Cop tot rector van de universiteit van Parijs wordt aangesteld, ziet het er veelbelovend uit voor de jonge intellectueel uit Noyon....  

Maar ja, soms heeft het leven andere dingen in petto...  

Het wonderjaar 1533

Net op het ogenblik dat Calvijn’s moment de gloire lijkt aangebroken, beginnen de panelen van zijn leven te schuiven en verandert de hele scène. In 1533 staat Parijs op z’n kop, niet vanwege Calvijn natuurlijk, maar vanwege de koningin van Navarra, Marguerite, de zus van de koning. Zij had het bestaan om in het Louvre een predikant te laten preken tijdens de Vasten, die dingen had gezegd die heel erg leken op wat Luther in Duitsland ook had gezegd. Hij had het gehad over het belang van een oprecht en doorleefd geloof. Nog opvallender was waarover hij had gezwegen: met geen woord had hij gerept over boetedoeningen, vasten, bidden tot Maria en de heiligen, bedevaarten, speciale devoties etc... En het volk hing aan zijn lippen. Nicolas Cop, rector van de universiteit, besluit een duit in het zakje te doen. Tijdens de openingsrede van het academiejaar spreekt hij de conservatieve fractie vermanend toe, zich beroepend op het evangelie... En zo is de bal aan het rollen gegaan, de teerling geworpen, maar op een heel andere manier dan verwacht en verhoopt. Calvijns naam wordt genoemd in samenhang met de redevoering van rector Cop.

Het rampjaar 1534

Als 1533 het wonderjaar van de hervorming in Frankrijk is, dan is 1534 het rampjaar. Enkele extremistische hervormingsgezinden gooien roet in het eten door een grof en beledigend pamflet over de 'heilige mis' te verspreiden, inclusief een frontale aanval op de priesterlijke kerk. Daarmee verspelen de hervormingsgezinden de gunst van het volk Ook de koning keert zich nu tegen de gematigden. Zelfs de hofpredikant (Roussel) wordt gearresteerd.  Het resultaat is dat eind 1534 velen hals over kop het land moeten verlaten. Wat er in die periode in het hoofd en hart van Calvijn is omgegaan, weten we niet. Het enige dat Calvijn erover kwijt wilde later, is dat via een subita conversio, een onverwachte ommekeer, en wel om precies te zijn een ommekeer ad docilitatem (te verstaan als ‘ontvankelijkheid om zich te laten onderrichten): God heeft hem – naar eigen zeggen – losgemaakt van ijdele wereldse zaken en in gericht op de studie van de echte belangrijke dingen, d.w.z. die zaken die Gods Woord aan de orde stelt.  

Een andere weg

In augustus 1534, voordat Calvijn Frankrijk keert hij terug naar z’n geboorteplaats, Noyon, om officieel afstand te doen van zijn kerkelijke inkomsten. Hij is 25. Hij moest kiezen: Laat ik mij wijden tot geestelijke of ga ik een andere kant op. De keuze is duidelijk: zijn leven gaat een andere kant op. Welke weet hij niet. Hij heeft ideeën en dromen genoeg en die worden nog steeds gekenmerkt door de adjectiva: rustig, studie, boeken. 

Maar soms heeft het leven heel andere dingen voor ons in petto, of moet ik nu weer zeggen: heeft God andere plannen..

Vanaf hier ook beluisterbaar als mp3 (12MB)

Bazel en de Institutie

Nadat Calvijn Frankrijk heeft verlaten, gaat hij naar Bazel, o.a. om Hebreeuws te leren. Daar begint hij ook aan een nieuw boek. In 1536 komt het uit. Deze keer is het niet een geleerd commentaar op een klassieke tekst, maar een korte en krachtige uiteenzetting van de hoofdzaken van de christelijke leer, een soort catechismus. Het verschijnt anoniem. Dat is een voorzorgsmaatregel, want een geïnteresseerde lezer zou ogenblikkelijk de verwantschap met gedachtengangen uit Luther’s grote Catechismus hebben vastgesteld… Het werd een bestseller, waarschijnlijk omdat de hele inhoud van de christelijke godsdienst in dit boek glashelder wordt samengevat en heel bevattelijk onder woorden wordt gebracht. Overigens opnieuw geschreven in een elegant en helder humanistenlatijn. Dit boek, de Institutie, wordt vergezeld van een brief aan de Franse koning, in het Frans geschreven. En die brief maakt duidelijk dat er een Fransman op het toneel is verschenen, die alle capaciteiten heeft om aan het Franse volk duidelijk te maken, waar het in het geloof, in het leven, en in de kerk op aankomt… en eentje die ook niet bang is om de allerchristelijkste koning op z’n plichten te wijzen: Bescherming van hen die in eer en geweten dit geloof belijden en de stimulering van de hervorming van de kerk in deze richting.  

The Coming man

Zijn geschriften worden gelezen, een reeks pamfletten volgt en al snel is zijn naam gemaakt. Heb je een debater nodig, vraag Calvijn en je tegenstander zal van goeden huize moeten komen om overeind te blijven. Heb je een leerboekje nodig of een strijdschrift, richt je tot Calvijn en je krijgt per kerende post, en steeds vaker niet meer in Latijn, maar in soepel en helder Frans. Al snel wordt de jongeman dan ook betrokken bij allerlei initiatieven om de kerk te hervormen... niet in Frankrijk, want daar waait de wind nog steeds uit de tegengestelde hoek, maar wel in de Franssprekende steden rondom. 

Het zou te ver voeren om het hele veelbewogen leven van Calvijn in détail weer te geven, maar op twee aspecten wil ik nog kort ingaan, omdat zij de sleutel zijn tot het begrijpen van veel andere aspecten: Calvijn’s haat-liefde verhouding met Genève èn zijn onwrikbare overtuiging dat hij gelijk had.  

 

Genève, een haat-liefde verhouding

In tegenstelling tot wat men meestal denkt, had Calvijn eigenlijk niets met Genève. Hij is er eigenlijk per ongeluk terecht gekomen. In 1536 wil hij vanuit Parijs (waar hij nog een aantal familiezaken heeft geregeld) naar Straatsburg om Martin Bucer op te zoeken, een ex-dominicaan, die met een aantal collega’s de hele kerk van Straatsburg had weten te hervormen en die enkele imposante bijbelcommentaren had geschreven. Tegelijk hoopte Calvijn daar zijn kennis van het Hebreeuws nog wat bij te spijkeren, want in die stad zaten een aantal eminente hebraici (Bucer zelf las zowel bijbels als Mishna-hebreeuws, ’t is maar dat u ’t weet). Vanwege plots opgelaaide vijandelijkheden tussen de Franse koning en keizer Karel V, moest hij echter via Lyon en Genève naar Straatsburg reizen. Hij was niet van plan er lang te blijven. Maar het liep anders. Zijn jeugdvriend, Louis du Tillet, was ook in Genève en had de komst van Calvijn gemeld aan één van de senior predikanten van Genève, Guillaume Farel.

Guillaume Farel, zijn Super-ego?

Deze Farel nu – zo gaat het verhaal – snelde ogenblikkelijk naar de herberg waar Calvijn verbleef, en smeekte de jongeman om niet verder te reizen, maar in Genève te blijven om hem te helpen. Onthutst door dit onverwachte verzoek, voert de jongeman allerlei bezwaren aan, spreekt over zijn studieplannen etc... Maar Farel geeft niet op; hoe meer Calvijn terugschuwt, des te harder begint hij aan te dringen. Calvijn geeft echer niet toe, totdat Farel tenslotte, bevend van toorn, zijn stem verheft en Calvijn toebuldert:

“In de naam van God almachtig, zeg ik U dit: als ge weigert U hier met ons aan dit werk des Heren te geven, zal God u vervloeken, want gij zoekt u zelf meer dan Christus!”

Hevig verschrikt ziet Calvijn af van de voorgenomen reis, voornamelijk omdat hij – zo biecht hij zelf 20 jaar na dato heel eerlijk op – het gevoel had dat in de donderpreek van Farel (ik citeer) “God zelf van omhoog zijn hand uitstrekte om mij tegen te houden.”

Veel moderne wetenschappers twijfelen aan het historische gehalte van dit verhaal. Ik eigenlijk niet. Calvijn is er de man niet naar om zulke dingen te verzinnen en het klopt helemaal met de Calvijn, zoals we die hebben leren kennen. Het klopt ook met het karakter van Farel. Die was berucht om z’n explosiviteit en z’n dwingende retoriek. En trouwens, zelfs als het legende is, dan nog is het veelzeggend, dat Calvijn het verhaal zo verteld: Hij voelt zich tegengehouden door God. Hij had zich zelf z’n leven dus anders voorgesteld. Ik kom daar straks nog op terug in mijn slotbeschouwing.

Team van predikanten

Calvijn blijft dus in Genève en vervoegt het team van hervormingsgezinde predikanten, aan wie het stadsbestuur de hervorming van het kerkelijk leven en de eredienst had toevertrouwd. Al spoedig rezen er echter spanningen tussen de plaatselijke bevolking en de manier waarop deze ‘buitenlandse predikanten’ te werk gingen. De inwoners van Genève ergerder zich vooral aan de manier waarop de predikanten zich het recht toeëigenden te bepalen wie er wel en wie er niet aan het Avondmaal (voorheen ‘ter communie’) mocht. Dat wilden de predikanten namelijk regelen via de verplichte ondertekening van een geloofsbelijdenis. 

Weerbarstige inwoners

De inwoners van Genève wensten echter niet gedwongen te worden en na veel gepalaver trok het stadsbestuur partij voor haar eigen burgers en floot de predikanten terug. Koppig volhardden dezen echter in hun eis en toen ze – daarom – rond Pasen weigerden het Avondmaal te bedienen, werden ze ontslagen èn uit de stad verbannen. Pas drie jaar later (1541) zou Calvijn terugkeren en in een moeizaam politiek en kerkrechtelijk gevecht langzaam maar zeker het zeel naar zich toetrekken, om uiteindelijk in 1555 de raad zover te krijgen dat het consistorie van predikanten inderdaad de volledige bevoegdheid kreeg over het kerkelijk leven in Genève. Nu kon zijn opdracht pas echt volbrengen: het weerbarstige en weerspannige Genève, omvormen tot een stad waarin God het voor het zeggen had, een toevluchtsoord voor allen die zuchtten onder het juk van een – volgens Calvijn – ontaarde kerk.

De kerk van Genève, een Refuge

Vluchtelingen uit Frankrijk, van hoog tot laag, vonden in Genève een onthaal en een geestelijk onderdak, waar ze in Frankrijk alleen maar van konden dromen. En samen met z’n collega’s in Straatsburg, Zurich en Basel bouwde Calvijn verder aan een netwerk van kerken in heel Europa, gemeenschappen van gelovigen die gesticht werden rond een centrale geloofsbelijdenis, maar verder veel vrijheid hadden in de organisatie. Deze kerken noemden zichzelf vaak ‘hervormde of gereformeerde’ kerken, juist om aan te geven dat het geen andere religie was, maar de aloude christelijke religie, maar nu ‘her-vormd’.

 

Calvijn’s rechtlijnigheid

Louis du Tillet, een jeugdvriend van Calvijn, met wie hij ook zijn omzwervingen had gedeeld, en die al iets voor Calvijn in Genève was aangekomen, had het daar een poosje aangezien, maar was na een korte periode gewoon teruggekeerd naar Frankrijk en had daar – tot afgrijzen van Calvijn – zelfs een kerkelijk ambt aanvaardt. Dat kon Calvijn zich nou niet voorstellen, dat iemand dat deed. Hij had geen begrip voor een middenweg, voor hem was het ’of-of’. Deze rechtlijnigheid kenmerkte zijn denken en daden; Hierin was hij een Picardiër, een zoon van zijn vader: compromissen accepteerde hij niet. Hij kritiseerde ook zijn oudere collega’s vaak op dit punt.

Heel onthullend is Calvijn’s open brief aan zijn teruggekeerde vriend. Daarin vergelijkt hij Frankrijk en het kerkelijk leven aldaar met het slavenbestaan in Egypte. Degenen die daarnaar terugkeren lijken volgens hem op de Israelieten die – nadat God hen uit Egypte had verlost – terugverlangden naar de vleespotten van Egypte en de ware eredienst verruilden voor de dans rond het gouden kalf. In de felst mogelijke bewoordingen kapittelt hij zijn vriend, roept hem op terug te keren naar de plaats waar de ware God wordt gediend, want anders bezoedelt hij zijn ziel en gaat die voor eeuwig verloren. Op het genuanceerde pleidooi dat zijn vriend hem terugstuurt, gaat hij niet in. Er volgen enkel nog hevigere geschriften tegen allerlei ‘compromis-mensen’.

Deze rechtlijnigheid is veelzeggend. Calvijn had zelf een keuze gemaakt waarbij hij alles waarvan hij ooit gedroomd had (Een rustige academische of kerkelijke carrière in Frankrijk) had weggekozen. En die keuze had hij gemaakt, zo vertelde hij zelf, omdat “God’s hand hem had tegengehouden”. M.a.w. Het was niet alleen niet zijn eigen voorkeur, maar eigenlijk ook niet zijn eigen keuze. En zoiets is niet gezond, zeker niet als de dwang voor je gevoel dan ook nog van God komt. Dan zit je vast, moet je wel voorgoed rechtdoor gaan..

Zo bezien vind ik het psychologisch begrijpelijk dat Calvijn als door een adder gebeten lijkt als hij verneemt dat iemand uit zijn naaste omgeving toch heeft gekozen, wat hij niet mocht kiezen, en dan vooral als die dat ook nog eens als een reële christelijke optie presenteert.

Dat kan niet waar zijn!. Dat mag niet waar zijn. De heftigheid in zijn strijdschriften tegen de mens van half-weg, de compromismensen, de Nicodemieten, is zeker ten dele ook te verklaren doordat hij hier tegen zichzelf preekt.

Nu wordt ook het verdere verloop van zijn leven en werk invoelbaar. Hoe meer zijn project in Genève vooruitging, hoe overtuigder hij werd dat het appèl van Farel inderdaad een roeping van Godswege was. Hij begon zichzelf steeds nadrukkelijker te voelen zoals de profeet Jona, die ook door God gedwongen was in zijn dienst om een heidense stad tot bekering te brengen.

De keerzijde van dit roepingsbesef was dat het hem immuun maakte voor kritiek. Hij vroeg zich schijnbaar nooit af of hij wel gelijk had. Ik denk, omdat hij zich dat gevoelsmatig niet kon permitteren (maar dat zou hij zelf nooit toegeven, dat begrijpt u wel). Calvijn zat vast in een double bind. Kritiek leidde tot verharding van zijn standpunt en succes tot versterking van zijn standpunt.

Dat hij daardoor veel mensen tegen zich innam, kon hem uiteindelijk niet raken..., en dan bedoel ik twee dingen tegelijk: dat het hem weinig deed, maar ook dat het hem niet kon raken omdat hij zich daarvoor afgesloten had. En dat is jammer voor de mens Calvijn. Ik had hem graag een evenwichtiger ontwikkeling gegund.

2009 © Dick Wursten

P.S.: Oh, ja, natuurlijk heeft Calvijn meegewerkt aan de executie van Michael Servet, maar dàt moet je hem nou juist niet verwijten. Een loochenaar van de drie-eenheid werd in de 16de eeuw in heel 'christelijk'  Europa als kerkondermijnend, zieleheilbedreigend en dus staatsgevaarlijk beschouwd; ergo des doods schuldig. Enkel een aantal erfgenamen van de humanisten die temidden van het godsdienstige vuur, het hoofd koel hielden, pleitten voor tolerantie (Castellio, Coornhert...). Calvijn was ook erfgenaam van de humanisten maar was in de jaren 1550 vooral kerkleider. Dat hij voor het proces Servet samenwerkte met de inquisiteur van Frankrijk (Matthieu Ory, die zich vooral bezig hield met het vervolgen van hervormingsgezinden) door incriminerend materiaal ter beschikking te stellen, vind ik echter nog veel bedenkelijker, als u begrijpt wat ik bedoel.

 

This site was last updated
 February, 2023