Henry vaut bien une relecture de la Bible
De reactie van Théodore de Bèze op de 'bekering' van Henry de Navarre: Paris vaut bien une messe (1593)
[home] [Bèze over Marot] [Iuvenilia]
Een loyale medestander van Henry de Navarre (de latere koning Henry IV) in het calvinistische kamp (ook na z’n verandering van obediëntie) was Théodore de Bèze (1519-1605), Calvijns vriend en opvolger in Genève. Bèze kende Henry al van kindsbeen aan. Nog voor het colloquium van Poissy (1561) verbleef hij enige tijd in Nérac (het hof van Navarre). Daar was hij raadsheer en aalmoezenier van de ouders van Henry (Antoine de Bourbon en Jeanne d’Albret). Hij ontfermde zich daar ook over de opvoeding van de jonge Henry. Hij zag in Henry een nieuwe David, d.w.z. de door God uitverkoren toekomstige koning van Frankrijk. In de periode dat David op de vlucht was voor Saul, had hij als krijgsheer de Filistijnen de ene na de andere nederlaag toegebracht. Find/replace 'Filistijnen' door 'Katholieke Liga'.
Als Henry dan erfgenaam van de troon wordt, is dat vanzelfsprekend het werk van de goddelijke Voorzienigheid. En een bevestiging van de geloofsanalogie David/Henry: De antichrist (= de paus) wankelt, Bèze weet het zeker. Hij spant zich enorm in om het wantrouwen bij andere Hugenoten weg te masseren. Hij acht het mogelijk dat er in Frankrijk een godsdienstvrede zou komen (à la de pacificatie van Gent) met het protestantisme als hoofdreligie (dat dan weer wel). Als het Franse katholicisme echter de band met Rome zou verbreken, wilde hij daarvoor in La France protestante wel ruimte creëren. Hij trekt m.a.w. de gallicaanse kaart. Geen ‘tolerantie’, maar ‘concorde’. Naast de soevereine monarch wenst hij overigens een actieve ‘Staten Generaal’. Bèze is ook de auteur van De iure Magistratuum - Du droit des magistrats en hoort bij het illlustere drietal (de andere twee: Hotman, Duplessis) dat in geschrifte het recht van opstand verdedigt, waarop Willem van Oranje zich later beroept.
Interessant nu is zijn reactie op Henry’s Paris vaut bien une messe (25/7/1593): Verbijstering, afgrijzen, afkeuring, teleurstelling. Inderdaad, maar – als hij weer wat op adem is gekomen (= 1 maand later) – blijkt Bèze een wendbare geest te hebben. Hij komt met een nieuwe gemengd negatieve-positieve evaluatie. Hij vergelijkt Henry niet meer met koning David maar met de Richter Simson (Samson), die als leider/bevrijder van Israël hopeloos heeft gefaald, maar die tenslotte de Filistijnen een vernietigende slag toebrengt door z’n eigen leven op te offeren (‘dat mijn ziel sterve met de Filistijnen ’, roept hij uit, terwijl hij in een laatste krachtsinspanning de pilaren van de tempel van Dagon forceert - Richteren 16:30). Dit is nu de analogie voor Henry: een koning die zijn ziel offert om aan Frankrijk vrede te kunnen schenken (Deze exegetische oefening is te lezen in een brief aan zijn vriend Johann Jakob Grynaeus, rector van de universiteit Bazel, 25/8/1593). Ergo: De goddelijke Voorzienigheid werkt nog steeds door Henry en heeft nog wat in petto.
Bèze neemt het op zich om opnieuw – zij het geregeld zwaar aangevochten vanwege de stapsgewijs voortschrijdende ver-roomsing van Henry IV – te pleiten voor het goed recht van de nieuwe koning (In zijn Grande Mémoyre pour l ‘Assembée de Sainte-Foy (1594) keert hij zich tegen de delegatie van La Rochelle, die een motie indiende om in opstand te komen tegen de koning). Als dan het Edict van Nantes wordt afgekondigd, ziet hij dat als het werk Gods dat doorheen Henry geschieden moest. Er zijn op dat moment trouwens al ruim 700 Églises réformées in Frankrijk (verenigd in een nationale synode) en onder Henry komen er twee universiteiten: Montauban en Saumur, beide met internationale uitstraling.
De relatie tussen Henry (die wel wist wat de steun van Bèze waard was, vermoed ik) krijgt z’n orgelpunt op 5 december 1600 in l’Éluiset (een gehucht 20 km van Genève). Henry is daar gelegerd vanwege een veldtocht tegen de hertog van Savoie. Veel edele (veld-)heren maken van de gelegenheid gebruik om het nabijgelegen Genève te bezoeken. Bijna allemaal (onafhankelijk van hun religieuze voorkeur) combineren dat ook met een kort of lang bezoek bij de éminence grise van de Reformatie, Bèze (81 jaar oud). De koning nodigt op zijn beurt Bèze uit om bij hem op bezoek te komen. Ondanks z’n hoge leeftijd bestijgt Bèze het paard en vertrekt. De audiëntie duurt 2 uur. Ze halen herinneringen op en Beza pleit voor de kerk (d.w.z. implementatie van het Edict van Nantes). Het verslag van de secretaris (Colladon) die Bèze vergezelde ( Journal d'Esaie Colladon, Mémoires sur Genève, 1600-1605 (Genève: Jullien, 1883), p. 8- 9) :
"De là (= van het huis waar hij was aangekomen), il [Bèze] salua humblement le Roy, qui le receut en toute bénignité, le faisant tenir assis sur un lict nonobstant qu'il fût debout, l'appellant son amy, son père & le baisa par 2. fois luy disant: Je voudrais avoir baillé un verre de mon propre sang & que vous fussiez plus jeune de 30. ans, vous verriés beaucoup de grandes choses. Se ramenturent réciproquement le tems qu'il y avoit de 30. & tant d'années qu' ils ne s'estoyent vus. M. de Bèze luy ayant souhaitté tout bien & qu'il voudroit être plus jeune de 30. ans pour luy servir (même de laquais), luy recommanda le bien des Églises. Puis le Roy mit ordre qu'on le servît à diner en la chambre dudit seigneur de La Force, où tous les princes & grands seigneurs luy tinrent compagnie, mesme M. de Guise, qui à Genève avoit dédaigné de l'aller voir et mesme s’ estoit oublié jusques là de dire au comte de S. Paul qui parloit de l’aller voir: Va luy dire qu’il s’aille faire. Après qu'il eut diné, le Roy luy fit demander s'il vouloit s'en retourner ce jour là, & en tel cas commandé que son carrosse soit prêt. Toutesfois ledit Sr. de Bèze retourna sur sa monture."
Dick Wursten, 5 mei 2019
- Scott M. Manetsch, Theodore Beza and the Quest for Peace in France: 1572 – 1598, [Studies in Medieval and Reformation Traditions], Brill, Leiden: 2000
- Alain Dufour, Théodore de Bèze, Poète et théologien, Droz, Genève: 2009 - > Daar de vermelding van de brief aan Grynaeus
- W. Balke, Théodore de Bèze. Zijn leven, zijn werk, Kok, Kampen: 2012
Hier Beza's eigen verslag
Bèze à Stuckl Genève, 14/24 décembre 1600, in Correspondance, éd. Alain Dufour, Hervé Genton et Kevin Bovier avec la coll. de Béatrice Nicollier, vol. 41, 1600 (Genève: Droz, 2016), 159–160.
Inter ista vero; quum plenissime et certissime cognovissem regem
cupidissime optare mei conspectionem, etsi partim summa virium mearum
imbecillitas iustissimam ecxcusationem mihi praebebat, et obstabant multa
quae praetereo impedimenta, tamen quum tertio demum a nobis miliari ipse Rex
abesset, nostri Magistratus consilio et volontate ad ipsum accessi. A quo
non tantum humaniter, verum etiam amice atque adeo familiariter sum
exceptus, et ita postulante me, eodem ipso die dimissus; idque adstante
principum procerumque longe maximo coetu, ut si forte istiusmodi fumos
captarem, a quibus, Dei beneficio, totus abhorreo, vix quicquam eiusmodi
ambire potuerim. Noster autem omnis sermo fuit in mutua communi
congratulatione positus, illo quidem me amplexante, neque aliter quam patris
et amici nomine compellante. Et ut est profecto per se omnium, ut opinor,
regum humanissimus, vetera quaedam repenter priore illo bello civili
Gallico, Neraci, ipso adhuc nondum pubere dicta et gesta:
Me vero
vicissim illi tam prosperam et tam admirabilem ex summis et pene infinitis
periculis evasionem et prosperum in tot difficultatibus ad hunc usque diem
successum ipsius Majestati gratulante, et paucis quidem, sed prout et tempus
et locus et tantus consessus postulabat, suggerentequibus ad petendum ab uno
Deo et recta conscientia tantarum tempestatum felicem exitum et quidem in
primis ad pacificatorii edicti sinceram observationem faciunt, permoveri
magis ac magis ipsum posse existimavi. Ad haec autem omnia sic ille vicissim
respondit ut, nisi me prorsus omnes conjecturae fallunt, idem quoque ipse ex
animo videatur exoptare.Tot autem tantisque sese objicientibus
difficultatibus et magis ac magis ad recta omnia consilia quoquo modo, ac
nunc praesertim alicujus fraudulenta inter ipsum Regem et Sabaudum pacis
praetextu abrumpenda penitus intentis communibus adversariis, quantum quidem
possum conjicere, vix unquam magis pro hoc ipso Rege, tum pro communi
impetranda Ecclesiarum pace, necessariae fuerunt bonorum omnium preces.