“The Passion of the Christ” –
vier vragen
[ Home ] [ Up ]
[ het
beeldverbod ] [ camera
Golgotha ? ] [ vier vragen ]
door dr. Peter Tomson (UFPG)
Alle aandacht voor Mel Gibsons
film is terecht. Het is zeldzaam dat een vooraanstaand persoon uit de filmwereld
met een film komt die is bedoeld als een geloofsgetuigenis. Ook is het een
belangrijk evenement voor christenen doordat er zo’n heftige diskussie omheen is
ontstaan. Wat ons protestanten betreft is dat vooral een gesprek met onze
evangelische broeders en zusters. Naar mijn overtuiging kunnen wij dat gesprek
niet serieus genoeg opvatten, en de film biedt een direkte aanleiding. Ik vat in
vier vragen samen waar het gesprek over zou kunnen gaan.
1. Wat “betekent” zo’n film?
Film is een meerdimensionaal
communicatiemiddel. De combinatie van beelden en teksten, gesproken en
geschreven, doet een breed appèl aan de denk- en gevoelswereld van de kijker.
Dat nog ondersteund door geluiden die direkt tot de emoties spreken (gevaar,
angst, vreugde, opluchting...). Van deze mogelijkheden maakt de filmer gebruik
om zijn film bij het publiek te laten slagen. Hij zal zich meestal bewust zijn
van wat hij doet, maar niet altijd. Zoals elk kunstwerk kan een film veel meer
zeggen dan de regisseur zich bewust was.
Dit werkt nog krachtiger wanneer
de film ingaat op thema’s die bij het publiek een sterke emotionele en
religieuze lading hebben. En al helemaal wanneer de filmer met zijn werk een
persoonlijk standpunt wil overbrengen. Ook dan hoeft hij zich niet van alle
werkingen en betekenissen bewust te zijn. Hij kan zelf worden ‘meegenomen’ in
zijn film.
Bij Gibsons film moeten wij
voorzover nodig onderscheiden tussen wat de filmer bewust bedoelt en datgene wat
de film zegt ‘op een dieper niveau’. We moeten onze vragen op twee niveaus
stellen: wat wil Gibson zeggen? en: wat doet zijn film met de evangeliën, met de
joden, met Jezus’ lijden?
2. Wat doet de film met de evangeliën?
Gibson selekteert en monteert
stukjes uit de verschillende evangeliën. Niks mis mee, dat doet iedereen in de
zondagsschool. Het probleem is hoe je selekteert en hoe je het
geheel monteert. Een van de opvallendste scènes uit de film is de geseling van
Jezus. Deze duurt zeker een kwartier, dwz. een achtste van de totale lengte. Het
lijdensverhaal beslaat in elk van de evangeliën twee hoofdstukken, maar de
‘scène’ van de geseling bestaat uit slechts één woord (Mk 15:15; Mt 27:26; Jh
19:1; vgl. Lk 23:16, 22). De speciale aandacht voor de geseling is onmiskenbaar
een sterke ‘uitvergroting’.
Dit komt niet uit de lucht vallen.
Gibson heeft bekendgemaakt dat hij is geïnspireerd door de kruisvisioenen van
een 18e-eeuwse Duitse vrouw, waarin de geseling inderdaad uitvoerig voorkomt.
Die visioenen staan geheel in de traditie van de christelijke
kunst. Wie een museum met laat-middeleeuwse kunst binnenwandelt kan daar
uitvoerige voorstellingen vinden van de geseling van Jezus. Ook in de
Passie-spelen die sinds de middeleeuwen opgevoerd werden speelt dit een
belangrijke rol.
Een andere ‘uitvergroting’ betreft
Pilatus’ vrouw. Het is een ‘bijrol’ in één evangelie (Mt 27:19), waarvan Gibson
een duidelijk sympathiek bedoelde hoofdrol maakt.
De vraag is dus: hoe selekteert
Gibson uit de evangeliën en wat zegt hij in feite met zijn montage?
3. Wat doet de film met de
joden?
De vraag die de meeste aandacht
krijgt in de pers is hoe de joden er afkomen. Niet onterecht lijkt me, want
dezelfde vraag wordt opgeroepen door de manier waarop het lijdensverhaal de
eeuwen door heeft gefunktioneerd. Wie in het genoemde museum bij de voorstelling
van Jezus’ lijden let op de verbeelding van joden, ziet daarin vaak een
duidelijk negatieve bedoeling. Hetzelfde geldt de passie-spelen.
Gibsons film geeft hier geen
eenduidige boodschap. Er komen enkele sympathieke joden voor: een leider die
protesteert tegen de berechting in de avond (‘Nicodemus’); de man die het kruis
draagt voor Jezus (‘Simon van Cyrene’); de jonge vrouw die hem een beker water
komt brengen. Deze personages steken schril af bij de vijandige rol
van de joodse autoriteiten en hun massale steun uit het volk.
Dit roept opnieuw de vraag op van
selektie en montage. De positieve rol van Nicodemus komt ook voor in de
middeleeuwse spelen en stamt uit Johannes. Hoe is in dat evangelie de rol van de
Joden als zodanig? Het is een vraag die deze film met kracht bij ons
terugbrengt. Tegenover Pilatus, aarzelend door de tussenkomst van zijn vrouw,
roept de woedende joodse menigte: ‘Zijn bloed over ons en onze kinderen!’
(Mt 27:25). De zin is niet ondertiteld maar klinkt wel degelijk, in het
‘oorspronkelijk’ Aramees. Gibson moest kiezen. Waarom koos hij, met de
eeuwenoude traditie, deze scènes? Waarom bv. niet die van de joodse volksmenigte
die vol medeleven achter de gegeselde Jezus aanloopt? (Lk 23:27).
Verschillende vragen dus: Hoe
stelt Gibson de joden voor? Hoe ligt dat in de verschillende evangeliën? En in
de traditionele interpretaties daarvan?
4. Wat doet de film met Jezus’
lijden?
Tenslotte het hoofdthema van ons
gesprek rond de film: waarom moest Jezus lijden? Dat de Christus ‘moest’ lijden
zegt Lukas het duidelijkst (24:26). Over het waarom dat in het vervolg
aangegeven wordt zijn de vertalingen het niet eens: ‘...om tot zijn
heerlijkheid in gaan’ vertaalt het NBG. De SV en vele andere vertalingen hebben
meer letterlijk: ‘...en
(alzo) tot zijn heerlijkheid ingaan’.
De vraag hierachter is: wat is de kern van het
evangelie? Dat Jezus is gestuurd om te sterven en zo verzoening te bewerken voor
de zonden der mensheid? En dat zijn sterven een direkte vervulling was van Gods
plan?
Of vervulde Jezus Gods plan door heel zijn volk op te
roepen zich tot God te keren omdat het Koninkrijk nabij is, zelfs de priesters
in Jeruzalem die het niet wilden horen? En was zijn sterven een uiterste
consequentie van Gods plan?
Was Jezus’ sterven de voorwaarde voor de
prediking van het evangelie? Of was zijn sterven het laatste offer dat hij
bracht omwille van de prediking van het evangelie?
|