1. De paus spreekt niet namens alle christenen. Integendeel.
Formeel is hij enkel het hoofd van die christenen die lid zijn van de de rooms-katholieke kerk. In België stelt men die groep gemakshalve maar gelijk met de christelijk kerk in het algemeen, maar dat is niet correct. Er zijn legio kerken en verenigingen van christenen, voor wie de paus helemaal geen referentiefiguur is, maar gewoon een leider van een (zuster-)kerk. Er zijn ook christelijke kerken van het protestants-evangelische type, die zich hardop afvragen of de paus niet een uitvinding van de anti-christ is, d.w.z. degene die probeert om de echte evangelische boodschap van bevrijding en recht, tegen te werken. Dat is natuurlijk nog al cru geformuleerd, maar was in bepaalde periodes van de rooms-katholieke kerk bepaald niet ver van de waarheid.
2. De christenen in de huidige roomskatholieke kerk zijn niet ondergeschikt aan de bisschoppen en die zijn niet onderworpen aan de paus.
Natuurlijk weet ik wel dat dit volgens het canoniek recht wel zo is geregeld, maar het canoniek recht is niet heilig. Het zijn slechts regels die ervoor moeten zorgen dat de kerk niet gekaapt wordt door individuën, subgroepen, om ‘hun ding mee te doen’, maar de verzameling van mensen blijft die geraakt zijn door de ‘Heer’ (zoals de etymologie van het woord ‘kerk’ nog leert: kuriakè, dat wat van de ‘heer’ is). En ‘Heer’ verwijst hier niet naar de paus of de bisschop, maar naar een zekere rabbi Jezus, een fascinerende figuur uit de 1ste eeuw van onze jaartelling, die met zijn woorden en daden een gevoelige snaar heeft geraakt bij veel mensen en die zich heeft ingeschreven in ons collectief geheugen. Zijn opvattingen zijn niet het intellectueel of moreel eigendom van de kerk, niet van de roomse kerk, niet van enige andere groep. ‘Die Gedanken sind frei’. Iedereen mag zich door die figuur laten inspireren of door de geschriften omtrent hem aangesproken worden. Als christ-gelovigen vinden dat het instituut ‘kerk’ hen niet meer helpt om christen te zijn, dan hebben zij alle recht – en ik zou zelfs zeggen: de morele plicht – om het instituut ‘in vraag’ te stellen. Trouwens dat onderscheid tussen de ‘leek’ en ‘clerus’ is er natuurlijk ook maar een historische vergissing.
3. Laat mij nog dit opbiechten: Als protestants theoloog had ik eigenlijk wel sympathie voor de huidige paus [nvdr: Benedictus] tot afgelopen weekend. Ik vond hem interessanter dan de vorige paus. Die speelde op (en met?) het gevoel van de mensen. Deze was meer rationeel. Hij verkocht geen onzin, ookal was je het niet altijd met hem eens. Hij prikkelde intellectueel, want hij stelde vaak wel juiste vragen. Dat vond ik een verademing na de vorige paus. Maar nu is het zover gekomen dat ik mijn hart vasthoudt elke keer als hij spreekt. Hij lijkt de band met de realiteit helemaal verloren te hebben. De druppel die de emmer deed overlopen was het moment toen hij ‘unverfroren’ meende atheïsten en vrijzinnigen de les te kunnen spellen op het terrein van de moraal. Onbegrijpelijk, dat de paus dit onderwerp aansneed op dit moment. Zelfs al zou hij 100% gelijk hebben dan nog ! Er is voor alles een tijd en een gelegenheid, maar dit moment en deze gelegenheid was het dus niet.
4. Tenslotte: Het enige wat kerkleiders allentwege nu zou passen zou deemoed zijn (een echte christelijke deugd, trouwens). En de enige geste die indruk zou maken, zou ‘terbeschikkingstelling’ zijn: van hun mandaat. Ik zou dat noemen het teruggeven van het gezag aan de gemeenschap van gelovigen, aan wie het eigenlijk toebehoort. En laat deze gemeenschap dan zelf bepalen wie hun voorgangers mogen zijn en aan door wie zij zich wil laten vertegenwoordigen.
Dick Wursten