Jean Cauvin over de "naastenliefde"
Dat wij "de naaste moeten liefhebben als onszelf", dat weet ieder
christenmens, en dat wij in de praktijk ons vaak zoveel mogelijk van dit gebod
proberen af te maken (met prachtige uitvluchten overigens) dat weet ook ieder,
die zichzelf een klein beetje kent.
Ook de grote mensenkenner Jean Cauvin (beter bekend als: Johannes Calvijn) was
zich hier terdege van bewust. In zijn leerboek over de christelijke godsdienst (Institutie,
deel III, vii, 5-7) houdt hij een gloeiend pleidooi voor dit gebod en een even
vurig requisitoir tegen diegenen, die zich aan deze opdracht proberen te
onttrekken. Zijn uitgangspunt is,
dat de Heilige Schrift ons leert dat wij niet in aanmerking moeten nemen wat
mensen op zichzelf genomen verdienen, maar dat wij in allen op het beeld van
God moeten letten, waaraan wij allen vormen van eerbied en liefde schuldig
zijn"
Dan volgt een indrukwekkende passage, waarin Calvijn deze oproep concreet maakt:
"Zeg dat hij een vreemdeling is. Maar de Heere heeft een merkteken in hem
gedrukt dat u vertrouwd moet zijn. Om die reden verbiedt Hij u uw eigen vlees
te verachten. Zeg dat hij verachtelijk is en niets waard. Maar de Heere laat
zien dat hij iemand is die Hij de moeite waard vond om hem met zijn beeld te
sieren. Zeg dat hij nooit iets gedaan heeft waarom u hem iets verplicht bent.
Maar God heeft als het ware zijn plaats aan hem afgestaan, en nu bent u aaan
hem dankbaarheid verschuldigd voor zoveel en zo grote weldaden waarmee God zelf
u aan zich verbonden heeft. Zeg dat hij het niet waard is dat u zich ook maar
enige inspanning voor hem getroost. Maar het beeld van God waardoor hij bij u
aanbevolen wordt is het waard dat u uzelf en al het uwe daaraan aanbiedt. Maar
als hij niet alleeen niets goeds verdiend heeft, maar hij heeft u ook nog
getergd door onrechtvaadig en kwaadaardig gedrag, dan is zelfs dat geen
rechtmatige reden om ermee op te houden hem in liefde te omhelzen en hem met
alle plichten van de liefde tegemoet te komen. (...) Dat bereiken wij als wij
bedenken dat wij niet moeten letten op de slechtheid van de mensen, maar moeten
kijken naar het beeld van God in hen. Dat bedekt hun misdaden en wist ze uit.
Het lokt ons met zijn schoonheid en zijn waardigheid om hen lief te hebben en
te omarmen.
De toon van de passage is gedreven, van een bezielde rhetoriek. Het leert ons
een Calvijn kennen, die vol is van wat hij gehoord heeft in de Schrift, en die
zijn lezer daarin wil laten delen. Een vloed van argumenten moet hem overtuigen.
De wijze waarop hij over het beeld van God in de medemens spreekt is bijna
mystiek. het 'lokt' ons met zijn
'schoonheid' en 'waardigheid'. De weerklank die dat oproept moet er
één zijn van 'eerbied' en 'liefde'. Ja ook zulke emotionele
woorden als 'in liefde omhelzen', 'liefhebben', omarmen', schuwt Calvijn
niet. Wie in de medemens Gods beeld ziet wordt blijkbaar onweerstaanbaar tot hem
aangegrokken. De liefde tot God en de naastenliefde naderen hier elkaar zo dicht
dat ze elkaar bijna raken.
In diezelfde paragrafen toornt Calvijn dan ook op zijn tijdgenoten, die vaak
'uit de hoogte' hun 'aalmoezen' gaven, soms nog gepaard gaande met vernederende
opmerkingen. Van zulk gedrag heeft Calvijn een afschuw. Hij verwacht dat
christenen niet enkel opgewekt en vriendelijk hun gaven geven, maar vindt dat de
betrokkenheid op de naaste nog verder moet gaan:
"Eerst en vooral moeten zij (=de christenen) de persoon aannemen van
degene van wie zij zien dat hij hun hulp nodig heeft, en zozeer met hun lot
begaan zijn alsof zij het zelf voelden en droegen, opdat zij door een gevoel
van erbarmen en menselijkheid ertoe gebracht worden om hem hulp te verlenen
niet anders dan of ze het zichzelf deden. Wie in deze geest zich er toe zet
zijn broeders ten dienste te zijn, zal niet alleen zijn dienstbetoon niet
bezoedelen met enige vorm van aanmatiging of verwijt, maar hij zal ook niet op
zijn broeder die hij weldoet, neerzien als op een hulpbehoevende, of hem als
een schuldenaar aan zich onderwerpen...
Voorwaar, woorden die nog niets van hun gelding hebben verloren!
Wilt u meer lezen over deze Calvijn, dan verwijs ik u naar een boek over
deze reformator van dr. J. van Eck, God, mens, en medemens. Humanitas in det
heologie van Calvijn (Franeker, 1992). In dit boek wordt Johannes Calvijn
uit zijn calvinistische karikatuur losgepeld en in zijn volle menselijkheid
getoond. Trouwens, elke goede moderne
biografie zal dit proberen te doen.
ds. Dick Wursten (1995)
|