"Nous n'avons
autre refuge qu'a sa providence..."
Calvijn en de predestinatie,
voorbeschikking als schuilplaats
Inleiding
De predestinatie-leer (leer van de goddelijke
voorbeschikking) stelt dat God voor de grondlegging der wereld de zijnen
heeft uitverkoren en veilig gesteld. Prachtig, maar – logische consequentie
– omdat hij alwetend wordt geacht te zijn, daarmee tegelijk ook heeft
vastgesteld wie hij niet-uitverkoren heeft en - krachtens zijn
almacht - dus effectief heeft verworpen. Calvijn's naam is met dit
leerstuk nauw verbonden èn dit niet in zijn voordeel. De leer zou
deterministisch zijn en God tot veroorzaker van de zonde maken. Nu is
dit een veel complexer vraagstuk dan het vaak wordt voorgesteld en is de
positie van Calvijn veel genuanceerder en minder exclusief dan wordt
gedacht. De kerkvader Augustinus zegt bijv. hetzelfde als Calvijn, zelfs
harder (wordt daarop nochtans maar zelden afgerekend), en het valt niet te
ontkennen dat ook in de bijbel zelf zulke geluiden te horen zijn. Dat
Calvijn’s naam met dit leerstuk is verbonden geraakt, komt omdat één van
zijn tegenstanders (Jérome Bolsec) hem in 1551 omtrent dit leerstuk uit de
tent heeft gelokt. Bolsec confronteerde Calvijn met de logische
consequenties van de uitspraak (eigenlijk
gewoon een andere formulering van “we worden gered door geloof of genade
alleen” - sola fide, sola gratia). Hiertoe uitgedaagd ontkende
Calvijn niet dat het lichtende leerstuk van de uitverkiezing een donkere
achterkant heeft (keerzijde van de médaille), en nam dus de leer van
dubbele predestinatie
voor z’n rekening. Zijn collega-hervormers hielden zich – desgevraagd –
op dit punt wat op de vlakte en daar stond Calvijn dus plots in z’n eentje.
Het feit dat Calvijn’s rechterhand en opvolger, Théodore de Bèze, Calvijn te
hulp schoot en een handig schemaatje publiceerde (tabula
praedestinationis, 1555, een soort spoorboekje van schepping tot
voleinding), heeft daar niet veel goed aan gedaan. (klik
hier of op Bèze's aangezicht en het schema verschijnt).
Eind vorige eeuw vroeg de reformatiespecialist bij
uitstek, dr. Heiko A. Oberman, aandacht voor de historische context
van Calvijn’s theologie (de vluchtelingengemeentes) en daarmee ook voor de
existentiële betekenis van de verkiezingsleer (het wankele geloof ligt vast
in God’s onwrikbare raadsbesluit). Uit zijn radio-colleges over
‘grootheid en grenzen van Calvijn’ hebben we hieronder voor de
geïnteresseerde lezer enkele passages overgetypt. Of Oberman gelijkt
heeft wat Calvijn betreft (wat door Calvijnspecialisten wordt betwijfeld),
doet er eigenlijk niet toe. Oberman trekt hier dit leerstuk op zeer
interessante wijze 'scheef', waardoor de lezer aan het denken wordt gezet.
---
Nous n’avons autre refuge qu’à sa
providence…
Wij hebben geen andere toevlucht meer dan Gods
voorzienigheid.
“De predestinatie is een
uitnemend voorbeeld van een leer, die nog zo goed en uitvoerig met
precieze citaten gedocumenteerd kan worden, maar die toch niet gegrepen
en ‘gevat’ kan worden indien men geen oog heeft voor het
sociaalpsychologische uitgangspunt: deze schijnbaar abstracte leer is
geloofs-beleving voor de verdreven ballingen, die ver van hun vaderland
in een taal, die uit hun ervaring opkomt ‘achter de vuurkolom aan’ door
‘de woestijn trekken’ en zich daarbij aan Gods providentiële leiding
vasthouden. Uit gangspunt is Calvijns fundamentele ervaring, waarin en
van waaruit de schrift gelezen wordt: Wij weten maar al te
goed, hoe ellendig het is ver van het vaderland te moeten leven
(commentaar op Jeremia 22:28).”
"Deze reformatie der refugiés vertoont
geheel eigen karaktertrekken en is daarom door mij ook wel als ‘derde
reformatie’ betiteld. Na de reformatie van Luther die in geest en
organisatie van het klooster uitging maar zich richtte op territorium en
rijk, komt in het tweede stadium de stadsreformatie – in Straatsburg,
Zurich, Neurenberg en in talloze andere steden -, toen de stad het
laboratorium werd voor de doordenking en toepassing der religieuze,
sociale en politieke consequenties der reformatie ‘binnen de muren’. De
derde reformatie zet in als na de nederlaag van de protestantse vorsten,
in 1548 en 1549, de steden die hun poorten voor de reformatie geopend
hadden, met geweld gerekatholiseerd worden. De protestantse burgers
moesten zich aanpassen of vluchten. Door de verdrijving uit de
stadspoorten, dus reeds dertig jaar voor de Bartholomeusnacht en
honderdveertig jaar voor de opheffing van het Edict van Nantes, vindt
een metamorfose van het protestantisme plaats die tot opvattingen leidt
die naderhand, als het Calvinisme weer vaste en veilige grond onder de
voeten krijgt - in de Nederlanden, in de Palts, in Schotland en in de
Verenigde Staten -, niet meer begrepen, en dus vervormd worden.
Dit is dan ook de historische context van de ontwikkeling van het dogma
van electie (uitverkiezing, nvd) en predestinatie, dat in de volgende
eeuwen zo karakteristiek voor het Calvinisme zal worden en dat door de
moderne tijd met zóveel irritatie wordt afgewezen, dat een Calvinist die
nog aan dit dogma vasthoudt, met een lampje te zoeken is.”
“Calvijns gebed dat hierbij hoort,
waarin dit ‘hemelse geleide’ wordt verwoord:
Daar Gij ons nergens elders rust toezegt
dan in Uw hemels koninkrijk, zo help ons, almachtige God, dat wij op
onze pelgrimstocht op aarde erin bewilligen, geen blijvende stad te
hebben en voortgejaagd te worden, en U desondanks met een stille geest
aanroepen. Gij hebt voor ons veel strijd weggelegd, om ons te oefenen en
te beproeven. Geef ons dan, dat wij in deze strijd standhouden en
volharden, totdat wij eindelijk tot die rust komen, die ons verworven is
door het bloed van Uw eniggeboren Zoon.”
(gebed voorafgaand aan de
lezing over Jeremia 22:28)
“Voor hen, die voortaan zonder blijvende
stad en zonder vaste steen om het hoofd op te leggen, zonder geldig
paspoort of verblijfsvergunning verder moesten trekken, werd de
predestinatie tot persoonsbewijs. Door Calvijn ‘providentia
specialissima’ genoemd (nvdr: dixit Obermann), werd deze leer
heel speciaal ervaren als het ‘gaan aan Gods hand’ in vertrouwen op
‘zijn plan met de geschiedenis’ en beschermd onder zijn ‘wijze leiding’.
Deze kernwoorden zijn de herkenningswoorden geworden, die behoren bij
het geloof en de ervaring in de diaspora, bij het leven in de
verstrooiing, bij het overleven temidden van een triomferende
Contra-reformatie.”
Maar wat als de bidder en gelovige van ontheemde een
gezeten burger wordt..
“Paradoxalerwijze leidt de uiterlijke
voorspoed van de Gouden Eeuw en de
progressieve trekken, die het politieke, sociale en religieuze leven in
het gehele ‘christelijke’ Westen sindsdien allengs gaan vertonen, tot
het droogleggen van deze sprankelende bron van de geloofsbeleving. De
uitverkiezing, die in tijd van nood en vervolging herontdekte bijbelse
leer van Gods trouw en overmachtige genade, werd tot speelbal van de
theologen en steen des aanstoots voor de gelovigen.”
“Calvijn […] spelt de Schrift in het licht
van de vervolging der Kerk en richt zijn brieven, commentaren en preken
aan de gemeenten-onder-het-Kruis, die met ogen verduisterd door bloed en
tranen niets zien van Gods almacht en trouw, en tegen alle tekenen in
vasthouden aan het ene Woord: ‘Hij kent de zijnen, hij laat niet varen
de werken die zijn hand begon’. Buiten deze context om is Calvijns
verkiezingsleer niet alleen afschuwelijk maar ook goddeloos. Binnen deze
ervaringshorizon is zij een kostbaar ervaringsgoed, dat alle kerken die
nu al in de vervolging staan tot hun grote schade ontberen en dat wij,
zolang wij nog in de beschermende luwte van democratische rechten mogen
leven, te traderen en levend te houden hebben, om paraat te zijn en om
onze kinderen paraat te maken voor de dingen die komen gaan.”
|