HSV - Regels
 

Herziene Statenvertaling (I): Houdt men zich aan zijn eigen regels?

 

[up] [voorbeelden/testcases: psalm 102, Genesis 1: uitspansel-gewelf, afgrond-vloed]

 

Houdt men zich aan zijn eigen regels? Het zou moeten kunnen, want het zijn er maar weinig, tenminste de regels die men publiekelijk noemt. Wie de officiële “toelichting” leest beseft dat men eigenlijk de vertaalbeweging van Statenvertaling heeft willen herhalen (met de kennis van nu, gericht op het huidige taalbegrip), maar dat men tegelijk niet echt opnieuw durfde te gaan vertalen vanuit de grondtekst, omdat dan zowel de band met de Statenvertaling als met de achterban onder druk zou komen. Samengevat zijn dit de regels die men publiekelijk afficheert: 

  1. Enkel bij een echte fout wordt een woord met een andere betekenis gebruikt.

    Men geeft ruiterlijk toe dat er foute vertalingen in staan. De taalkunde is voortgeschreden sinds de 16e eeuw. Als we dus een andere betekenis (woord of zin) aantreffen moet dat betekenen dat er geen wetenschappelijke vertaler van enige faam is die de vertaalkeuze van de Statenvertalers nog verdedigt.

  2. Enkel indien een woord nu onbegrijpelijk is of ongebruikelijk (archaïsmen, hierover is discussie mogelijk en die wordt ook stevig gevoerd), wordt het vervangen door een eigentijds equivalent.

    Dit is een vertaalcriterium waarbij de doelgroep doorslaggevend is. Men heeft hier niet de eigen achterban voor ogen (toch ook weer wel), maar de hedendaagse mens. Of men die mens echt taalkundig bereikt is twijfelachtig. 

  3. Enkel indien een zinsconstructie het begrip (begrijpen) te zwaar belast, wordt er een nieuwe zinsconstructie gesmeed.

    Idem als hierboven, maar dan syntactisch.

  4. Geen idiomatische overbodigheden (zegswijzen en syntaxis).
    Het gaat om dingen als "hij sprak tot hen, zeggende"; verder vooral in het Hebreeuws.

  5. Enkele taalknopen heeft men tout court doorgehakt (kwestie van beslissen, afweging tussen regel:behoud van koloriet en de regel: geen archaïsmen).

    naamvallen (4e: 'den, 2e: ‘des’, ‘der’ = minder onschuldig dan het lijkt, want hierdoor worden vertaalkeuzes gevergd: gen.obj. of gen.subj.); ‘Gij’, ‘lankmoedigheid’ en de 'aanvoegende wijs' (“Daar zij licht”  > “laat er licht zijn” etc). Ook voor de "realia" (namen van dieren, planten etc.) heeft men besloten de nieuwere inzichten te volgen.

Discussies over de gebruikte grondtekst zijn simpel: men heeft hier niet willen updaten tot eigentijds wetenschappelijk niveau om de eenvoudige reden dat de achterban dat niet zou accepteren. (Textus Receptus discussie, zie nuchter wikipedia-artikel). Dat laatste had men wat mij betreft gewoon eerlijk kunnen zeggen dan was er helderheid geschapen. Nu wordt er een pseudo-wetenschappelijk vertoog opgezet om de niet-keuze goed te praten. Dit werkt als een rookgordijn voor de buitenstaander en strooit zand in de ogen van de achterban.

Onbeschaamd vind ik, dat men zo enkel die vruchten wil plukken van het wetenschappelijk onderzoek die in de eigen kraam te pas komen (taalkennis, historisch inzicht, foutcorrectie binnen de Textus Receptus), maar alle andere vruchten laat hangen (historische tekstkritiek, vinden van nieuwe (oudere) tekstgetuigen: OT: Dode zeerollen etc.; NT: talloze fragmenten (papyri) en zelf hele codexen (bijv. klooster van de Sinaï).

Zo verklaart men eigenlijk de teksteditie van Beza (1598) tot de goddelijke geïnspireerde tekst, terwijl dat onvolkomen 16de eeuws mensenwerk was. Jammer. Nu kan men ook nieuwe ontdekkingen, evident betere lezingen bijv. ook niet gebruiken. Bijv. een ontbrekend vers in Psalm 145 (= acrostichon) dat in de Qumran is teruggevonden. klik hier.

Dit is  toch wel een heel zwakke positie. Het kenmerkt echter precies de laffe en unfaire houding ten opzichte van de bijbelwetenschap in behoudsgezinde kringen. Men zegt ‘sola scriptura’ maar voegt stiekem een lijstje leerstellingen toe waaraan de Heilige Schrift zich wel moet houden. "Een wetenschappelijk minderwaardige vertaling is altijd een slechte vertaling", zei  Joh.de Groot al in 1937 (De Statenvertaling, p. 93).

Dit allemaal terzijde, je mag nu van de herzieners toch op z’n minst verwachten dat ze zich aan aan eigen herzieningsprincipes houden. Anders moet men zeggen dat het een “Nieuwe vertaling” is die aansluit bij de Statenvertaling. Middels enkele eenvoudige steekproeven die iedereen zelf ook kan uitvoeren, wordt al snel duidelijk dat de HSV zich a. niet houdt aan zijn eigen regels [ze gaat verder] en b. ook geen nieuwe vertaling is: vlees noch vis dus.

 

Voor enkele steekproeven: psalm 102 en Genesis 1: uitspansel, vloed.

 

Dick Wursten/span>

 

noot: In de naamgeving van planten en dieren past de HSV blijkbaar de adviezen voor vertalers toe, opgesteld zijn onder verantwoordelijkheid van de United Bible Societies. Daarmee ziet de lijst van reine en onreine dieren van Leviticus 11 er in de HSV anders uit dan in de SV. Het lieflijke konijntje van Leviticus 11:5 is nu een klipdas, de havik is een lammergier (vers 13) en nu is eindelijk onthuld dat de mysterieuze dieren van vers 22 (olham, hargol, hagab) verschillende soorten sprinkhanen en krekels zijn.