| 
			 
  
  sprokkels
	
  		   wat losse gedichten: 
			  
			Willem Wilmink 
			Rudyard Kipling (My boy Jack) 
			Jan Wit - Dit is de tijd 
			(verstoppertje met God) 
			
  
			drie gedichten over 'bezoek' 
			Jules Deelder  
			Rudolf van Lier 
			Herman de Coninck 
	
	  
	
	  
	
	  
	
	'Dit 
	is een plek waar je nog elfen vindt. 
	De elf lijkt lief, dat komt, ze is zo klein. 
	Maar ze is het mensenras niet welgezind: 
	Zij plaagt ons met wel twintig soorten pijn, 
	 
	Zij is het, die de nachtmerries verzint. 
	Nee, dat is niet het hol van een konijn, 
	Daar woont een aardman. Hij maakt mensen blind. 
	Hier ergens moet de heksenhut nog zijn.' 
	 
	Zo werden kinderen vroeger opgevoed. 
	Een wandeling door het bos, dat deed ze goed: 
	De frisse lucht, de spooksels, het getover. 
	
	  
	Nu 
	weten we: 't is onzin allemaal. 
	Toch zijn de bossen sinds die tijd wat kaal, 
	Met enkel stammen, takken, mos en lover. 
	 
	(Willem Wilmink) 
	
	  
	  
	  
	Rudyard Kipling                            
	Bij het begin van de oorlog, in september 1914, riep de 
	Nobelprijswinnaar literatuur Rudyard Kipling de Engelse op om zich te 
	verzetten tegen de ‘barbarij’ (de ‘Hun’) uit het Oosten. In September 1914 
	verscheen van zijn hand dit gedicht in The Times:  
	
		
			- For all we have and are
 
			- For all our children’s fate
 
			- Stand up and take the war
 
			- The Hun is at the gate!
 
		 
	 
	Vele lezers van zijn succesroman Jungle Book, 
	tieners en twens, meldden zich aan. En voor z’n eigen, enige zoon, net 18 
	geworden en bijziend (afgekeurd dus) regelde hij dankzij zijn invloedrijke 
	netwerk toch nog een plaatsje in het leger. Na de slag bij Loos (september 
	1915), de eerste echte waaraan hij meedeed, werd zijn zoon opgegeven als 
	‘vermist’. Later publiceerde Kipling Epitaphs of the War 1914-1918. 
	Een van de kortste grafschriften is deze: 
	
		
			
		 -                 
		Common Form
 
		                If any question 
		why we died, 
			
		 
		-                 
		Tell them, because our fathers lied.
 
	 
	Hoe 'verschrikkend' dubbelzinnig 
	klinkt hier het woordje 'because'.  
	In 1915 verscheen van Rudyard Kipling “My Boy Jack”. Het gaat over 
	iemand die vermist is op zee, maar dat niet alleen, dat is wel duidelijk.                 
	
		
			
				- “Have you news of my boy Jack?”
 
				- Not this tide.
 
				- “When d’you think that he’ll come back?”
 
				- Not with this wind blowing, and this tide.
 
				
				
					
				 - “Has 
				any one else had word of him?”
 
					
				 
				- Not this tide.
 
				- For what is sunk will hardly swim,
 
				- Not with this wind blowing, and this tide.
 
				
				- “Oh, dear, what comfort can I find?”
 
				- None this tide,
 
				- Nor any tide,
 
				- Except he did not shame his kind —
 
				- Not even with that wind blowing, and that tide.
 
				
				- Then hold your head up all the more,
 
				- This tide,
 
				- And every tide;
 
				- Because he was the son you bore,
 
				- And gave to that wind blowing and that tide!”
 
			 
		 
	 
	“My Boy Jack” is de naam van een toneelstuk (1997) 
	waarin het verhaal van de familie Kipling wordt verteld. In de verfilming 
	(2007) speelt Daniel Radcliffe (Harry Potter) de rol van John (Jack) 
	Kipling.  
			
			  
			
			
			
			  
			
			 
			Wie kent de wilde vreugde niet 
			bij het verlaten van het ziekenhuis 
			als het bezoekuur is verstreken 
			Haast dansend gaat men over straat 
			om alvorens men de hoek omslaat 
			nog éénmaal achterom te zwaaien 
			naar het raam op de tiende etage 
			waarachter wie men heeft: verraden 
			wanhopig een hand opsteekt. 
			    
			Rudolf van Lier 
			 BEZOEKUUR  
			En nu maar gaan 
			met grote stappen 
			niet meer omzien  
			gewoon verder gaan 
			met harde stappen 
			naar niets meer omzien 
			niet meer naar jou 
			willen kijken. 
			En elke stap 
			steekt 
			steekt 
			in de fundamenten 
			van het hart.
			
  		  
      Herman de Coninck  
			BEZOEK
  
			Hij komt de kamer binnen, voorzichtig 
			als in een nieuwe eeuw. 
			Zo stil, sneeuw op sneeuw, 
			liggen haar handen op het laken. 
			Ze zwijgt zoals een vuist 
			niet meer open kan. Ze kijkt hem aan. 
			Hij hoort haar glimlach kraken.
   
			  Dit is de 
			tijd   
			Dit is de tijd. Je mag zeven keer raden. Zeven maal zeventig keer 
			heb je tijd om gissend en missend, door schande en schade 
			wijs, te ontkomen aan de kwade droom van de wenteltrap 
			eeuwigheid.    Dit 
			is de tijd, de tijd om te zorgen,    zorgende staan met je rug 
			naar het vuur,    bloot aan de dood, in het leven geborgen,    
			lezen de schaduwen van morgen    spelender-, spellenderwijs op de 
			muur.       
			   Dit is de tijd. God 
			zelf staat zonder   
			 zich te verroeren andersom.   
			 Dit is de tijd. Er gebeurt geen wonder,   
			 maar Hij telt langzaam van één tot honderd, 
			 tot honderdtien... en dan: ‘Ik kom’. 
			   Jan Wit, 
			Verzamelde gedichten,  74  
  |