| 
		DE BIJBEL  
		Hoe men verder ook over de Bijbel denkt, iedereen is het er over eens 
		dat de Bijbel als boek is ontstaan in de loop van vele eeuwen. De 66 
		boeken (aldus de protestanten; 72 zeggen de roomskatholieken) zijn in 
		zeer verschillende tijden door zeer verschillende mensen,  
		met zeer verschillende bedoelingen geschreven.  
		Wat heeft nu gemaakt dat deze boeken met elkaar de bijbel vormen?  
		Waarom waren het er geen 100?   
		Waarom geen 66 andere?  
		Met andere woorden: Hoe is de canon [= lijst met boeken die samen “de 
		Bijbel” vormen] ontstaan?  Wie trok de 
		grens tussen canoniek en apocrief ?  En op grond 
		waarvan?    Het enige 
		juiste antwoord is: We weten hier heel van, met name wat allerlei 
		historische processen betreft, maar tegelijk weten we ook heel veel 
		niet.  En altijd als 
		iets niet met zekerheid vaststaat, komen er veronderstellingen en 
		hvpothesen.  
		Dat is geen kwade zaak; de mens heeft een verstand en is gedwongen om te 
		willen begrijpen. Het gevaar bestaat wel dat de mens nu gaat denken dat 
		alles wat zijn verstand niet kan bevatten, niet tot de werkelijkheid 
		behoort.  “We kunnen er 
		met ons verstand niet bij, dus is het niet zo.”    In deze les 
		behandelen we de zaak niet ten gronde (dat zou veel te ver voeren en ook 
		te confronterend zijn), maar zetten een reeks gangbare 
		veronderstellingen naast elkaar. We dagen daarbij leerkracht en leerling 
		uit om hierover met elkaar te spreken, maar pas op: “… onvolkomen is ons 
		kennen en onvolkomen ons profeteren.” Wie dat vergeet zal waarschijnlijk 
		al snel ervaren dat koude harten en hete hoofden vaak samengaan. Wie 
		zich dat echter realiseert mag alle vrágen stellen zonder een slecht 
		geweten te krijgen èn zonder kwaad te worden op anderen.   OVER HET ONTSTAAN VAN DE BIJBEL  Veronderstelling I  De mensen die de 
		bijbelboeken schreven, hebben feilloos opgetekend wat de Heilige Geest 
		dicteerde. Hun hand is gestuurd. Het Woord komt rechtstreeks, 
		onmiddellijk, van God. Ook de canon is door God samengesteld; de mensen 
		die de lijst vaststelden waren werktuigen van Gods Geest en het boek 
		zelf is dus volmaakt. Veronderstelling II De bijbelschrijvers waren 
		mensen van hun tijd. De Heilige Geest dicteerde niet wat ze moesten 
		schrijven maar inspireerde ze, wees de weg. De boeken die ze schreven 
		zijn dus menselijke geschriften, maar bevatten Gods Woord. Het zijn ook 
		ménsen geweest die de canon hebben vastgesteld; mensen met gebreken en 
		twijfels, maar God zorgde ervoor dat met deze onvolmaakte middelen er 
		toch een boek aan de mensheid werd gegeven dat afdoende is om alles wat 
		nodig is over God en het leven te weten.   Veronderstelling III De bijbel bevat een reeks 
		boeken en geschriften van mensen die op een bepaalde manier nadachten 
		over de wereld en de mensen, en die daarin God aan het werk zagen. Ze 
		werden overgeleverd en kregen een zodanig gezag dat ze onlosmakelijk 
		verbonden werden met de identiteit van bepaalde groepen mensen, i.c. de 
		Joodse gemeenschap (OT) en de christelijke gemeenschap (OT en NT). In de 
		bijbel is dus te vinden hoe joden en christenen over God dachten, over 
		de wereld en de mensen.   OVER DE WERKELIJKHEID VAN DE BIJBEL  Veronderstelling I  De verhalen van de bijbel 
		zijn letterlijk-historisch bedoeld, met uitzondering van die teksten die 
		duidelijk tot een ander literair genre behoren (bijv. een gelijkenis). 
		Als er gebeurtenissen worden beschreven zijn die ook echt zo gebeurd. De 
		verhalen hebben een reportagekarakter. Het is alles precies zo gebeurd 
		als het er staat. Als we met een filmcamera ter plaatse waren geweest, 
		hadden we precies hetzelfde waargenomen, als er geschreven staat en dit 
		geldt van Genesis tot Openbaringen.  Veronderstelling II  In de bijbel zijn de 
		feitelijke gebeurtenissen en de boodschap zo met elkaar verweven, dat 
		het onmogelijk is precies te zeggen wat historie is en wat verkondiging. 
		Het gaat niet om de vaderlandse geschiedenis van Israël, niet om 
		natuurkunde, aardrijkskunde of menskunde, maar om de verkondiging van 
		Gods grote daden, het heil, d eredding door Jezus Christus. Gods 
		werkelijkheid is hoger dan die van de mensen en de bijbel verwijst 
		daarnaar door verhalen, beelden, symbolen, mythen, waarbij de vraag naar 
		historische feitelijkheid maar een aspect onder velen is. Veronderstelling III De bijbel bevat meningen 
		en wijsheden van ménsen. De overleveringen die daarin zijn geboekstaafd 
		in de loop van ongeveer 1000 jaar zijn zo vervormd dat het onmogelijk is 
		uit te maken wat echt gebeurd is en wat er al interpreterend bij 
		gefantaseerd is. De werkelijkheid van de bijbel is dus die van de 
		religieuze verbeelding en de creatieve fantasie van mensen. Of we 
		vandaag beter af zijn met of zonder die verbeeldingswereld moeten we 
		zelf beslissen. gebaseerd op: 
		W. ter Horst, Het Woord en de Kerk 4   |