Junia of Junias:

gender-neutraal vertalen, forget it ! 

 

In Romeinen 16 doet Paulus de groeten aan een heel aantal mannen en vrouwen. Er zitten bekenden onder, maar velen kennen we enkel van deze ene groet. Een verhaal apart onder deze gegroeten is Junia(s), die wordt genoemd in Romeinen 16:7. Afhankelijk van de bijbelvertaling die men raadpleegt gaat het hier over een vrouw of een man. Een eenvoudig historisch onderzoek naar de genderbepaling van deze ene bijbelse persoon toont beter dan veel andere vertogen aan dat bijbelvertalen geen objectieve aangelegenheid is, maar altijd cultuurbepaald is èn dus ook nooit zonder bijbedoelingen is (ulterior motive), bewust, maar vaker nog onbewust. Voordat u denkt dat u weer zo’n would-be feministisch, politiek correct, artikel gaat lezen, mag ik u alvast laten weten dat het mes aan twee kanten snijdt…

 

Rom 16:7 in vijf vertalingen:

  

Achtergrondinfo

 

Junias vs. Junia

Oudere vertalingen, zoals de NBG 1951 en de (Herziene) Statenvertaling, hebben niet ‘Junia’, maar ‘Junias’, wat net als Andronikus een mannennaam is (of in elk geval: zou kunnen zijn). Nieuwere vertalingen zoals de herziene Willibrordvertaling (1995) en de NBV (2004) hebben niet ‘Junias’ maar ‘Junia’, wat zonder enige twijfel een vrouwennaam is.

 

Waar komt dat verschil vandaan?

Dit heeft te maken met het Griekse origineel. Daar staat ‘Iounian’, een accusativus. Afhankelijk van de accenten die men hier bijvoegt (en die in de originele tekst niet staan, want de oudste manuscripten en codexen zijn met hoofdletters geschreven; hier houdt dus de vertaling al op vertaling te zijn en wordt uitleg) is de oorspronkelijke naam Junia of Junias.

Is de keuze dan om het even? Niet helemaal.

De eerste naam, Junia, is een veel voorkomende vrouwennaam in de Romeinse wereld. Alleen al in Rome heeft men zo’n 250 inscripties gevonden verwijzend naar vrouwen met de naam Junia. De naam is vaak verbonden met vrijgelaten slavinnen, die in dienst zijn geweest van het huis van de ‘Junii’ (een belangrijke Romeinse familie).  

De tweede naam, Junias, is een naam die men in de ons bekende Griekse en Latijnse literatuur tevergeefs heeft gezocht. De suggestie van velen die voor deze naam kiezen is dan dat het om een contractie (verkorte vorm van een langere naam) zou kunnen gaan, nl. van Junianus. Deze naam komt wel voor en de idee klinkt plausibel (tegenwerping: de contractie van Junianus zou niet Junias, maar Junas zijn; zoals Lucianus > Lucas). Maar zelfs als we deze contractie zouden accepteren, dan verandert dat nog niets aan het feit, dat de naam Junias niet voorkomt in de toenmalige literatuur. Van de twee mogelijkheden is dit dus de minst voor de hand liggende en het lijkt dus het meest waarschijnlijk dat het hier gaat om ‘Junia’, een vrouw, hoewel absolute zekerheid op dit punt nooit mogelijk zal zijn.

De gedachte dat Andronikus en Junia een koppel waren (zoals Prisca en Aquila) ligt voor de hand, maar kan evenmin bewezen worden. Nog één filologische opmerking: de introductie van het woord ‘mannen’ in de vertaling van het voegwoord (NBG51 en Willibrord75) heeft geen taalkundige of grammaticale grond. Het gaat in het Grieks om een terugverwijzing naar Junia en Andronikus, en zoals in vele andere talen gebruikt het Grieks dan een mannelijk voegwoord of een participium met mannelijke uitgang, ook als één van de bedoelden een vrouw is. De vertaler is hier dus eenduidiger dan het origineel.

 

Een verhelderende vergelijking ? Marja versus Marjas

Stel dat in het Nederlands we nog een 4de naamvals 'm' zouden hebben, en stel dat de grammatica zou bepalen dat voor uitgangen op 'a' (vrouwelijk) en 'as' (mannelijk) dit hetzelfde resultaat zou opleveren. Dan zou ik als ik de groeten wil overbrengen aan Cornelis en Marja moeten schrijven: "Groet Cornelis en Marjam...". Een non-native speaker zou - grammaticaal terecht - kunnen denken dat ik niet Marja, maar Marjas zou willen groeten. Als geboren en getogen Nederlandssprekende kan ik dat niet bedenken, omdat voor mij Marjas een niet bestaande naam is. Mutatis mutandis geldt dit ook voor Junias.

 

Junia of Junias, een vrouw of een man, wat maakt het uit?

Toch wel iets. Als er in de Bijbel vol respect over een vrouw gesproken wordt – en dat gebeurt hier als het Junia is – dan moeten wij die vrouw niet in een vertaling laten verdwijnen. Dat is een kwestie van eerlijkheid en rechtvaardigheid.

Er komt echter nog iets bij kijken. In het tweede deel van deze zin komen beiden namelijk in de kring van de apostelen terecht. Junia wordt daar samen met Andronikus als gelovigen van het eerste uur, geprezen. In de NBV worden zij beiden zonder enig voorbehoud tot ‘apostelen’ gepromoveerd. ‘Andronikus en Junia […] die als apostelen veel aanzien genieten’.

Was in de vorige alinea NBG1951 te stellig in haar identificatie van de beiden als mannen, nu gaat de NBV op haar beurt ook onzorgvuldig te werk en wil eenduidiger zijn dan het origineel. Het Grieks idioom laat in het midden hoe de verhouding tussen Andronikus en Junia en de apostelen is. Zij zijn “aanzienlijken onder de apostelen”.

 

Grammaticaal kan dat gelezen worden alsof ze apostelen zijn (“onder de apostelen zijn zij aanzienlijken”), maar evengoed kan dat geïnterpreteerd worden in die zin dat ze door de apostelen bijzonder gewaardeerd worden (“zij zijn in aanzien bij de apostelen”). De Herziene Statenvertaling heeft in haar letterlijkheid de ambiguïteit van het origineel behouden. Een verdere taalkundige analyse kan hier geen uitsluitsel geven.

Het enige waar nog iets over te zeggen zou zijn en dat zijdelings van belang is, is het begrip ‘apostelen’. Onder invloed van de traditie zijn wij geneigd om hierin een afgebakende groep te zien: nl. de Twaalven. Wie wel eens geprobeerd heeft die 12 precies aan te duiden, merkt dat het wringt, maar à la…. Paulus dacht er in elk geval anders over: hij claimt bijv. nadrukkelijk ook het apostelschap voor zichzelf. En elders lezen we dat Barnabas, Silas, en Timoteüs ook apostelen genoemd worden. De schrijver van de Hebreeënbrief noemt zelfs Jezus een apostel. Natuurlijk kan dat verklaard worden door te verwijzen naar de betekenis van dat woord: uitgezondene. De relevantie van dit alles is dat dit betekent dat het wel eens anachronistisch zou kunnen zijn om bij ‘de apostelen’ in de Romeinenbrief enkel aan die welomlijnde groep van de Twaalven te denken. Het lijkt meer in de lijn van Paulus om hier te denken aan een groep van bevoorrechte eerste getuigen van de Opgestane, voor wie de verschijning van de Opgestane levensbepalend heeft gewerkt: Sinds ze Hem gezien hebben zijn ze andere mensen. Paulus spreekt in zijn CV van ‘verschenen aan Kefas, aan de 12-en , dan aan 500 tegelijk, dan aan Jakobus (apart), daarna aan al de apostelen (wie zijn dat dan?) en “het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene.” (1 Kor 15,5v).

 

Evaluatie

Als ik nu mijn oordeel vel (subjectief, maar informed) over de moderne vertalingen, dan vallen die eigenlijk allemaal door de mand als ‘biased’, bevooroordeeld en soms gewoon manipulatief. 

  

De Grieks-orthodoxe traditie

Aan de Grieks-sprekende kerk is heel deze discussie voorbij gegaan. Zij lazen het Griekse origineel en hebben als vanzelfsprekend ‘Junia’ gelezen en aan een vrouw gedacht (bijv. Chrysostomus - voor het citaat zie onder). zie ook de vergelijking hierboven  Zij had en heeft samen met Andronikus op de orthodoxe feestkalender haar eigen feestdag: 17 mei. Dan wordt hun beider uitzonderlijke vroomheid in herinnering geroepen. Zij hoorden bij de allereerste christenen en hebben geleden om Christus’ wil. Dat tekent hen en dwingt respect af, voor de vrouw zo goed als de man. In de Griekse traditie vindt men het ook geen punt dat ze dan 'apostel' wordt genoemd, omdat in de Oosterse altijd (en in de Westerse kerk tot ver in de Middeleeuwen!) een bredere definitie van dit begrip in zwang is geweest. Men kent daar een uitgebreide traditie van 'de zeventig apostelen', gebaseerd op de uitzending van 70 (72 volgens een andere teksttraditie) volgelingen door Jezus zoals beschreven in het evangelie van Lukas (h. 10). Zoals altijd heeft men later geprobeerd die 70 te identificeren. Hiervoor gebruikte men de namen uit Handelingen en Brieven. Typisch is dat de circulerende lijsten niet met elkaar kloppen (hetzelfde probleem heb je zelfs al als je de Twaalf Apostelen precies wilt aanduiden). NB: op deze lijsten komt geen vrouw voor (geen Junia, geen Maria Magdalena, geen Prisca), maar - in dit verband van belang: op die lijst komt ook nooit een Junias voor.

Voor native speakers is de  accusatief blijkbaar echt wel eenduidig vrouwelijk, met of zonder accenten. De enige die in na-bijbelse tijd Junias vernoemt is Epiphanius, een vierde eeuwse bisschop (ong. een tijdgenoot van Chrysostomus). Zijn lijst van discipelen is echter even betrouwbaar als elke andere lijst, d.w.z. niet bruikbaar. Het feit dat hij van Prisca iets verder op ook een man maakt (Priscas) en een bisschopszetel toewijst zou toch tot enige voorzichtigheid moeten leiden (wie a zegt moet ook b zeggen: Als Epiphanius betrouwbaar is, dan is meneer Junias bisschop van Pamea, en mevrouw Prisca bisschop van Colophon geweest.) Voor de nieuwkomers: Prisca (elders Priscilla genoemd) was gehuwd met Aquila en ook zij heeft nogal wat last gehad van de vele eeuwen culturele en kerkelijke misogynie. De lijsten die in omloop zijn gaan zogezegd terug tot in de 3e eeuw, begin 4e. Vaak worden Hippolytus van Rome en Dorotheus van Tyres genoemd als bron. Beide lijsten zijn zo goed als zeker van later fabrikaat en de auteursnamen worden tegenwoordig meestal van het voorvoegsel 'Pseudo-..' voorzien. Dat Eusebius Kerkgeschiedenis (boek I, 12) meldt "dat hij geen weet heef van enige lijst (catalogus, in het Grieks) als het de 70 betreft" is toch wel veelzeggend. Hij blinkt overigens uit in nuchterheid als hij vervolgens zelf op zoek gaat in de Bijbel naar mogelijke apostelen, niet begrepen in de twaalven: hij komt niet verder dan een handvol en relativeert de vraag dan met een verwijzing naar Paulus die het begrip tamelijk losjes lijkt te gebruiken in zijn Curriculum Vitae (z.b.)

 

Nog wat tekstkritische en uitleghistorische gegevens

De wetenschap zal ons redden? Natuurlijk niet. Wat een domme gedachte ! Alsof wetenschappers geen belangen hebben of bindingen, ook onbewust. Of ze voor versie x of y kiezen, of hs. z verkiezen boven codex a is geen objectieve beslissing, maar altijd een afweging. Ook daar spelen argumenten, zoals boven genoemd een rol. Een bijbelwetenschapper die ‘apostelen’ verstaat als een ambtsaanduiding van 12 mannen (opgelegd door het instituut waar hij voor werkt, maar dat kan ook onbewust, gewoon omdat hij een man is, of altijd gedacht heeft dat, of…..), zal automatisch geneigd zijn om… en vice versa. Verzin ik dit? Nee. De internationale wetenschappelijke commissie die de tekstkritische editie moest uitgeven, bekend staande als Nestlé-Aland in de jaren '70, en die voor de mannelijke accentuering kiest meldt - desgevraagd - dat een vrouwelijke versie onwaarschijnlijk is vanwege de navolgende uitspraak dat ze tot de 'opmerkelijke apostelen' behoorde. Ziet u de cirkelredenering...

 

 

Dit zijn de feiten:


 

Ter herinnering: in de oudste bronnen staan enkel hoofdletter en geen diakritische tekens, noch accenten.

 

Original Greek English Translation

 

“Salute Andronicus and Junia my kinsmen.”
This also looks like an encomium. And what follows is much more so. And what sort is this of? “And my fellow-prisoners.” For this is the greatest honor, the noble proclamation. And where was Paul a prisoner, that he should call them “my fellow-prisoners?” A prisoner indeed he had not been, but he had suffered things worse than prisoners, in being not an alien only to his country and his family, but in wrestling with famine and continual death, and thousands of other things. For of a prisoner the only misfortune is this, that he is separated from his relations, and often has to be a slave instead of being free. But in this case one may mention temptations thick as snow-flakes, which this blessed person underwent by being carried and taken about, scourged, fettered, stoned, shipwrecked, with countless people plotting against him

And captives indeed have no further foe after they are led away, but they even experience great care from those who have taken them. But this man was continually in the midst of enemies, and saw spears on every side, and sharpened swords, and arrays, and battles. Since then it was likely that these shared many dangers with him, he calls them fellow-captives. As in another passage also, “Aristarchus my fellow-prisoner.” Then another praise besides. “Who are of note among the Apostles.” And indeed to be apostles at all is a great thing.
But to be even amongst these of note, just consider what a great encomium this is! But they were of note owing to their works, to their achievements.
Oh! how great is the devotion (
filosofia
in greek!) of this woman, that she should be even counted worthy of the appellation of apostle! But even here he does not stop, but adds another encomium besides, and says,'who were also in Christ before me.'
 

 

 

This site was last updated
 november, 2025