Dick Wursten (48), predikant / GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
(uit JOBAT, 16 mei 2009)
‘We moeten mekaar beter leren kennen’
De
van geboorte Nederlandse protestant Dick Wursten noemt zichzelf een
‘religieuze professional’. God is dus voortdurend aanwezig in zijn werk,
zonder dat dat voor spanningen op de werkvloer zorgt. Zijn vader was
predikant, en ook Wursten vond in zijn geloof voldoende prikkels om dat
actief in zijn leven te gaan inpassen. Als beginnende predikant werd hij
drieëntwintig jaar geleden naar Antwerpen ‘geroepen’, waar hij na
een aantal jaren ook les protestantse godsdienst ging geven in diverse
scholen. Sinds 2007 was hij voltijds verbonden aan de athenea van
Hoboken en Antwerpen.
In
veel scholen worden de leerkrachten godsdienst en zedenleer als vreemde
eenden in de bijt beschouwd. “Ik heb me vaak slechts een passant
gevoeld”, zegt Dick Wursten. “Je hebt niet echt contact met de andere
leerkrachten of leerlingen, tenzij je eens meegaat op een uitstap. In
veel gevallen word je ook niet ingeschakeld in het pegagogisch project
van een school. En dat is jammer.”
De
‘interlevensbeschouwelijke dialoog’ ligt hem na aan het hart, ook nu hij
sinds 1 april inspecteur protestantse godsdienstlessen is voor Oost- en
West-Vlaanderen en het westen van Vlaams-Brabant. Let wel, niet de
theoretische dialoog, maar de praktische, d.w.z. het gesprek tussen
gewone mensen met verschillende levensbeschouwelijke opvattingen. In het
Atheneum in Antwerpen , waar de leerlingenpopulatie voor een groot stuk
uit moslims bestaat, is die dialoog springlevend. De leerlingen kunnen
er zelfs een ‘tournee’ doen langs de verschillende levensbeschouwingen.
Zo kwamen al meer dan eens spontane gesprekken op gang. “Geen debat,”
verduidelijkt Wursten, “maar een soort ‘proeven van’, een ‘ontvreemding’
die voor meer begrip kan zorgen. Kijk, eens de leerlingen de schoolpoort
achter zich dichtslaan, krijg je zoveel gewone gelovigen van
verschillende gezindten en niet-gelovigen nooit meer samen. Die kans
moet je dus grijpen. Het onderwijs is ook op dit punt een prachtige
biotoop waar veel kan groeien, waar de samenleving later de vruchten van
kan plukken.”
‘Je moet leerlingen afleren om in dogma’s te denken’
Meteen is duidelijk dat Wursten geen algemene neutraliteit in het
onderwijs, van welk net ook, voorstaat. “Dat is een keuze. Je kunt doen
zoals in Frankrijk
- laïcité - en
alle religie bannen uit de openbaarheid.
Maar dan stop je het ook weg, en vindt de geloofsoverdracht plaats in
familiale sfeer en in kerken, moskeeën, bijbel- en koranschooltjes.
Als je het echter toelaat in de openbare ruimte (en school!) dan kun je
tegelijk oefenen hoe je over deze dingen kunt praten, zonder ruzie te
maken.
Fundamenteel
lijkt me
dat je mekaar beter leert kennen en
ontdekt hoe ook vreemde opvattingen vaak gewoon een heel menselijke
basis hebben. Dat neemt
natuurlijk
niet weg dat leerlingen
soms
hevig kunnen discussiëren, zoals over de
positie van de vrouw, geweld in opvoeding en relaties. Je moet ze
daarbij
vooral afleren om in dogma’s te denken, en in het Atheneum waar ik
lesgaf, lukt dat heel aardig. Ze delen ervaringen met elkaar en leren
‘het andere’ kennen zonder dat het bedreigend is.”
“Het pegadogisch project van het GO! stelt duidelijk, dat men de
leerlingen wil opvoeden tot mondige, kritische burgers. Maar dat wordt
misschien nog te weinig gedaan”, meent Wursten. “Waarom zou je
levensbeschouwing niet kunnen integreren in de hele werking van de
school?”
Godsdienst hoeft helemaal geen bedreiging te vormen voor de neutraliteit
bij de overheid, ook niet in haar onderwijs. “Het is niet omdat er een
rooms-katholieke processie passeert op de openbare weg, dat die plots
rooms-katholiek is”, zegt Wursten. “Van mij mag iedereen de openbare
ruimte betreden en zijn mening verkondigen, op voorwaarde dat je
tegelijk accepteert dat ook anderen, moslims, joden of andere gezindten,
diezelfde ruimte ook betreden om hùn mening te geven of hùn ding te
doen. Dat vind ik een absolute voorwaarde. Wederkerigheid noem je dat.
Dit ‘actief pluralisme’ moeten we volgens mij niet alleen gedogen, maar
ook stimuleren en misschien zelfs wel aanleren op onze scholen. Als we
dat niet doen, wordt de openbare ruimte ingenomen door de hardste
roeper. En dat zou jammer zijn, want dat is niet altijd degene die de
meest verstandige mening verkondigt.”
|