Vakoverschrijdende
eindtermen en levenbeschouwing
Waarin
betoogd wordt dat de vakoverschrijdende eindtermen (VOET) een groot deel
van de competenties beschrijft die in een levenbeschouwelijk curriculum
niet zouden misstaan, èn die eigenlijk enkel tot hun recht kunnen komen
als ze in een levensbeschouwelijk vak worden aangeboden onder
begeleiding van een hiertoe bekwaam gemaakte leerkracht.
“Welke capaciteiten heeft een burger in
Vlaanderen minimaal nodig
om
actief aan de samenleving te kunnen
participeren
en om een persoonlijk leven uit te
bouwen?”
Dit is de basisvraag waar
VOET@2010 (vakoverschrijdende
eindtermen 2010)
probeert antwoord op te geven. Omdat hier – tot op heden – geen apart
vak aan is gewijd binnen het gewone schoolcurriculum, wordt – tot op
heden – een antwoord gezocht in de inspanningsverplichting van
het hele schoolteam om vakoverschrijdende eindtermen (VOET ) te
realiseren. Centraal staat de ontwikkeling van de persoon (van de
leerling) in een multiculturele, democratische samenleving.
In VOET@2010 wordt dit geconcretiseerd in 7
toepassingsgebieden of ‘inhoudelijke contexten’, drie ervan gaan heel
expliciet in op de persoonlijkheidsvorming, zowel als individueel als
relationeel (contexten 1-3), drie andere op de democratische en
multiculturele samenleving (contexten 5-7). Context 4 verbindt
persoonlijke ontwikkeling en omgeving/milieu vanuit het aspect
‘duurzaamheid’.
‘ontwikkeling van de persoon’
context 1 lichamelijke gezondheid en
veiligheid
context 2 mentale gezondheid
context 3 socio-relationele ontwikkeling |
‘in een democratische en
multiculturele samenleving’
context 5 politiek-juridische samenleving
context 6 socio-economische samenleving
context 7 socio-culturele samenleving |
context 4 omgeving en
duurzame ontwikkeling |
Deze inhoudelijke contexten zijn verbonden met een
aantal essentiële vaardigheden of sleutelcompetenties (de
‘gemeenschappelijke stam’ genoemd) die toepasbaar zijn in alle
pedagogische activiteiten van de school. Ze zijn de moeite waard om
volledig te worden overgenomen:
1.
• communicatief vermogen > verbale en
non-verbale taal en contactvaardigheid, zich moeiteloos onder andere
mensen begeven, naar anderen toestappen en zich in gezelschap mengen;
2.
• creativiteit
> ondernemend en innoverend, soepele
geest en inventiviteit;
3.
• doorzettingsvermogen > wilskracht, keuzes
kunnen maken en verantwoorden, ambitieus en moedig zijn;
4.
• empathie > inlevingsvermogen en
responsiviteit, het vermogen af te stemmen op de gesprekspartner en
relationele gerichtheid;
5.
• esthetische bekwaamheid > schoonheid in
cultuur- en kunstuitingen kunnen waarderen en schoonheid naar eigen
smaak kunnen creëren;
6.
• exploreren > actief zoeken naar situaties om
de eigen capaciteiten te verbreden en verdiepen, leergierig zijn, durven
en een actief aftasten van handelingsmogelijkheden;
7.
• flexibiliteit > mentale soepelheid en
veerkracht, relativeringsvermogen (humor) en stressbestendigheid;
8.
• initiatief > anticiperen, proactief
handelen, wensen nastreven en taken aanpakken zonder dat het gevraagd
wordt of zonder dat omstandigheden ertoe dwingen;
9.
• kritisch denken
> onderscheidingsvermogen;
10.
• mediawijsheid > een bewuste en kritische
houding ten opzichte van klassieke (televisie, radio, pers) en nieuwe
media (internettoepassingen, sms) en het vermogen tot een alledaags,
informeel en creatief mediagebruik dat (impliciet of expliciet) gericht
is op participatie in de culturele publieke sfeer (lezersbrief, youtube,
chatrooms, blogs, webcam, enz.);
11.
• een open en constructieve houding tonen >
ruimdenkend, maar ook belangstellend en relationeel gericht;
12.
• respect > verdraagzaamheid, hoffelijkheid,
ethisch denken en handelen, verbondenheid met de eigen leefwereld en de
ruimere samenlevingscontext, verantwoordelijkheid;
13.
• samenwerken > solidariteit en daadwerkelijke
inzet voor een publieke zaak, constructieve deelname aan initiatieven
die een plaatselijke of grotere gemeenschap raken;
14.
• verantwoordelijkheid > engagement en
betrokkenheid, maar ook loyaliteit en effectbesef van eigen denken en
handelen;
15.
• zelfbeeld > zelfkennis en realistisch
zelfwaardegevoel, weet hebben van beperkingen en vertrouwen op
capaciteiten, oprechtheid en authenticiteit;
16.
• zelfredzaamheid > kunnen zorgen voor
zichzelf en het sociaal, cultureel of economisch netwerk kunnen benutten
wanneer nodig;
17.
• zorgvuldigheid > accuratesse, nauwkeurigheid
en organisatievermogen, de wil om het werk goed te doen, bedachtzaam
t.a.v. middelen en doel;
18.
• zorgzaamheid > behulpzaam en liefhebbend,
proactief dienst- en zorgverlenend als inter-persoonlijke,
interculturele, sociale en civiele vaardigheid.
Samen met de vakoverschrijdende eindtermen ‘leren
leren’ vormen de ‘gemeenschappelijke stam’ en de ‘contexten’ het
ordeningskader waarbinnen de doelstellingen moeten worden nagestreefd.
De VOET-en zijn niet graadgebonden. Dat betekent dat scholen ruimte
krijgen om eigen keuzes te maken op basis van het eigen pedagogisch
project. VOET-en worden in de school gerealiseerd via vak- en/of
lesoverstijgende projecten, waarbij er inbreng is vanuit de
verschillende vakken en vakgebieden (vakgroepsgewijs). Voor de
implementatie en uitvoering ervan wordt beroep gedaan op creativiteit en
samenwerking tussen leerkrachten die bereid zijn hun eigen
vakoverschrijdende talenten voor het geheel van de school in te zetten.
Inhoud van de VOET-en -
zelfontplooiing èn maatschappelijk betrokken
Naast ‘zelfontplooiing van het autonome individu’ is
er
in VOET@2010 ook veel aandacht voor de mens als gemeenschapswezen.
bijv. "Participatie en actief burgerschap in een
democratische samenleving vragen om autonoom handelende en denkende
burgers die bereid zijn hun hele leven lang bij te leren". In
context 4 heeft niet alleen het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ een
prominente plaats gekregen, maar wordt de ‘individuele zelfontplooiing’
ook in relatie gebracht met anderen : “Van een school mag men verwachten
dat ze leerlingen kansen biedt tot een mate van zelfontplooiing die hen
handelingsbekwaam maakt om samen met anderen naar oplossingen te
zoeken”. VOET@2010 heeft duidelijk een evenwicht proberen te vinden
tussen de mens als individu en de mens als gemeenschapswezen. Het gaat
kortom om de ontwikkeling van de persoon in de samenleving. De
eindtermen van context 4 over duurzame ontwikkeling zijn niet
alleen maar gericht op kennis en inzicht in duurzaamheidsvraagstukken,
maar houden zich tegelijk expliciet bezig met het ontwikkelen van
waarden en normen, omdat hier ethische dilemma’s opduiken die
essentieel.
Het moge duidelijk zijn: Veel vakoverschrijdende
eindtermen uit de ‘gemeenschappelijke stam’ en de ‘inhoudelijke
contexten’ sluiten aan bij wat in de levensbeschouwelijke vakken gegeven
wordt. Sterker nog: Uitgenomen een aantal meer vaktechnische delen uit
context 1 (lichamelijke gezondheid) en 5 (politiek ) en 6 (economie)
beschrijft VOET@2010 voor een groot deel van de meer algemene
competenties van elk degelijk gegeven levensbeschouwelijk vak. Dit werd
ook al nadrukkelijk gesignaleerd door de huidige levenbeschouwelijke
vakken. De interdiocesane raad van de
inspecteurs-adviseurs r.-k. godsdienst (IRIGSO) publiceerde een
brochure: Het vak RK-godsdienst en de vakoverschrijdende eindtermen
in officieel en vrij niet-confessioneel secundair onderwijs, waarin
zij de onderstaande oefening ook al voor een groot deel deden. Zij
vergeleken – na een positieve appreciatie van de algemene strekking van
VOET@2010, zowel qua competenties van de gemeenschappelijk stam als de
inhoudelijke contexten – de kerndoelen, terreinen en terreindoelen van
het raamplan RK-godsdienst met VOET@2010. Eenzelfde oefening zou even
succesvol verlopen ten opzichte van de thema’s die bij
Niet-Confessionele zedenleer en – minder evident, maar toch nog wel ten
dele – in de leerplannen van de overige erkende godsdiensten aan de orde
worden gesteld.
Het woord levensbeschouwing valt expliciet één
keer (ET 7.7, in verband met wederzijdse beïnvloeding van van alles en
nog wat), en interlevensbeschouwelijk leren wordt omzwachteld
aangeraakt in context 7.2 (“gaan constructief om met verschillen tussen
mensen en levensopvattingen”), maar het verschijnsel zelf,
‘levensbeschouwing’ [zijnde de activiteit van ieder mens waarin hij/zij
een visie op het leven ontwikkelt vanuit waarden, gericht op zingeving,
al dan niet verbonden met een geloofsovertuiging of een uitgewerkte
levensbeschouwing] is op de achtergrond van bijna alles aanwezig. Hoe
zou men zinvol spreken over omgaan met lijden, persoonlijkheidsvorming,
relaties, seksualiteit, politiek, sociale waarden, ethische keuzes,
cultuur, omgang met verschillen, zonder
aan levensbeschouwing te doen?
Dramatisch gevolg van dit niet echt te expliciteren
is dat er allerlei waardegeladen thema’s aan de orde worden gesteld
zonder dat de verbinding met levensbeschouwelijke aspecten gelegd wordt.
Dit zal zich wreken in de behandeling ervan. Bijv: hoe kan men over
seksuele relaties spreken zonder daar ook de opvattingen
van diverse levensbeschouwingen over seksualiteit en relatievorming bij
te betrekken. Niet alleen loopt zo’n uiteenzetting dan het risico erg
zakelijk en technisch instrumenteel te worden, ook komt dan het vormende
karakter zwaar onder druk te staan, omdat de gevoeligheden juist
vermeden worden. Dit zitten namelijk in de nogal botsende visies van
verschillende levensbeschouwingen. Ook bij de leerlingen zitten daar
vooral de vragen, existentiële vragen zijn het. En daar zitten ook de
kansen voor de school. Het is misschien wel de enige plaats waar ze daar
nu eindelijk eens over kunnen spreken en kunnen op zoek gaan naar hun
eigen visie erop en beleving ervan. Maar ja, dan moet er wel openheid en
vertrouwen zijn, èn begeleiding die kennis van zaken heeft, de
gevoeligheden kent en het gesprek kan modereren. Stel u dat gesprek
eens voor met enkele vrijzinnig humanisten, een vrome evangelische
christen, en enkele moslims en moslima’s: een prachtig gesprek,
maar dat moet wel binnen het juiste kader, met kennis van zaken èn goed
aangestuurd en gemodereerd. Kunnen de leerkrachten levenbeschouwing dat
niet best samen organiseren? Neen, want bloot en seks is taboe ook bij
sommige leerkrachten, open zal er niet gesproken kunnen worden, en de
kans is zelfs groot dat dit gesprek tot een conflict leidt tussen de
leerkrachten. Hoe dan wel? Zou het met
LEF lukken? Of is een
samenwerking met de andere die zich over de VOET ontfermen voldoende? Ik
betwijfel het: Zulke onderwerpen vergen vertrouwen en dat is - of men
dat nu leuk vindt of niet - tot nader orde nog altijd de vertrouwde
'eigen leraar', als hij/zij het begrip professionele nabijheid kent.]
TENSLOTTE:
Voorbeelden hoe VOET@2010
eigenlijk een hele reeks competenties opsomt passend bij een
levenbeschouwelijk vak, en dan ‘op de manier van de school’, dat wil
zeggen niet moraliserend, catechetisch, oordelend, maar zoekend,
faciliterend en nauw aansluitend bij het eigen pedagogisch project.
Gezondheid (lichamelijk en geestelijk)
- Context 1 Lichamelijke gezondheid en veiligheid
ET 1.3 vinden evenwicht tussen werk, ontspanning,
rust en beweging
- Context 2 Mentale gezondheid
ET 2.2 gaan gepast om met vreugde, verdriet, angst,
boosheid, verlies en rouw
ET 2.3 erkennen probleemsituaties en vragen,
accepteren en bieden hulp
ET 2.7 gebruiken beeld,
muziek, beweging, drama of media om zichzelf uit te drukken
ET 2.8 herkennen de
impact van cultuur- en kunstbeleving op het eigen gevoelsleven en gedrag
en dat van anderen
Seksuele vorming.
- Context 2 Mentale gezondheid
ET 2.4 aanvaarden en verwerken hun seksuele
ontwikkeling en veranderingen in de puberteit
ET 2.5 kunnen zich uiten over en gaan
respectvol om met vriendschap, verliefdheid, seksuele identiteit en
geaardheid, seksuele gevoelens en gedrag
- Context 3 Socio-relationele ontwikkeling
ET 3.1 kunnen een relatie opbouwen, onderhouden
en beëindigen
ET 3.3 accepteren verschillen en hechten belang
aan respect en zorgzaamheid binnen een relatie
ET 3.7 bespreken opvattingen over medische,
psychische en sociale aspecten van samenlevingsvormen, veilig vrijen,
gezinsplanning, zwangerschap en zwangerschapsafbreking
ET 3.8 uiten onbevangen en constructief hun
wensen en gevoelens binnen relaties en stellen en aanvaarden hierin
grenzen
Omgaan met verschil.
- Context 3 Sociorelationele ontwikkeling
ET 3.3 accepteren verschillen en hechten belang aan
respect en zorgzaamheid binnen een relatie
ET 3.6 doorprikken vooroordelen, stereotypering,
ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik
ET 3.9 zoeken naar constructieve oplossingen voor
conflicten
ET 3.11 gebruiken cultuur- en kunstuitingen om begrip
op te brengen voor de leefwereld van anderen
- Context 7 Socio-culturele samenleving
ET 7.1 beschrijven de dynamiek in leef- en
omgangsgewoonten, opinies, waarden en normen in eigen en andere sociale
en culturele groepen,
ET 7.2 gaan constructief om met verschillen tussen
mensen en levensopvattingen
ET 7.4
trekken lessen uit historische en actuele voorbeelden van
onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie
ET 7.5 geven voorbeelden van de potentieel
constructieve en destructieve rol van conflicten
Relationele en communicatieve vaardigheden
ET 3.2 erkennen het bestaan van gezagsverhoudingen en
het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in relaties
ET 3.3 accepteren verschillen en hechten belang aan
respect en zorgzaamheid binnen een relatie
ET 3.4 kunnen ongelijk toegeven en zich
verontschuldigen
ET 3.5 handelen discreet in situaties die dat
vereisen
ET 3.6 doorprikken vooroordelen, strereotypering,
ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik
ET 3.8 uiten onbevangen en constructief hun wensen en
gevoelens binnen relaties en stellen en aanvaarden hierin grenzen,
ET 3.9 zoeken naar constructieve oplossingen voor
conflicten
ET 3.10 beargumenteren, in dialoog met anderen, de
dynamiek in hun voorkeur voor bepaalde cultuur- en kunstuitingen
Duurzame
ontwikkeling (milieu)
- Context 4 Omgeving en duurzame ontwikkeling
ET 4.1 participeren aan milieubeleid en –zorg op
school
ET 4.2 herkennen in duurzaamheidsvraagstukken de
verwevenheid tussen economische,
sociale en ecologische aspecten en herkennen de
invloed van techniek en beleid
ET 4.3 zoeken naar mogelijkheden om zelf duurzaam
gebruik te maken van ruimte, grondstoffen, goederen, energie en
vervoermiddelen
ET 4.4 zoeken naar duurzame oplossingen om de lokale
en globale leefomgeving te beïnvloeden en te verbeteren
ET 4.5 tonen interesse en uiten hun appreciatie voor
de natuur, het landschap en het cultureel erfgoed
ET 4.6 voelen de waarde aan van natuurbeleving en het
genieten van de natuur
Maatschappelijke oriëntatie en politieke bewustwording
- Context 6 Socio-economische samenleving
ET 6.2 toetsen de eigen opvatting aan de
verschillende opvattingen over welzijn en verdeling van welvaart
ET 6.3 zetten zich in voor de verbetering van het
welzijn en de welvaart in de wereld
ET 6.8 geven kenmerken, mogelijke oorzaken en
gevolgen van armoede aan
Context 7 : Socio-culturele samenleving
ET 7.1 beschrijven de dynamiek in leef- en
omgangsgewoonten, opinies, waarden en normen in eigen en andere sociale
en culturele groepen
ET 7.3 illustreren het belang van sociale samenhang
en solidariteit
ET 7.4 Leerlingen trekken lessen uit historische en
actuele voorbeelden van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie
ET 7.5
geven voorbeelden van de potentieel constructieve en destructieve rol
van conflicten
Democratische
waarden en burgerschap
- Context 5 Politiek-juridische samenleving
ET 5.1 geven aan hoe zij kunnen deelnemen aan
besluitvorming in en opbouw van de samenleving
ET 5.2 tonen het belang en dynamisch karakter aan van
mensen- en kinderrechten
ET 5.5 tonen aan dat het samenleven in een
democratische rechtsstaat gebaseerd is op rechten en plichten die gelden
voor burgers, organisaties en de overheid,
ET 5.6 erkennen de rol van controle en evenwicht
tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht in ons
democratisch bestel
ET 5.7 illustreren de rol van de media en
organisaties in het functioneren van ons democratisch bestel
ET 5.8 onderscheiden de hoofdzaken van de federale
Belgische staatsstructuur
ET 5.9 toetsen het samenleven in ons democratisch
bestel aan het samenleven onder andere regeringsvormen
ET 5.10 illustreren hoe een democratisch beleid het
algemeen belang nastreeft en rekening houdt met ideeën, standpunten en
belangen van verschillende betrokkenen
ET 5.11 kunnen van Europese samenwerking, van het
beleid en de instellingen van de Europese Unie de betekenis voor de
eigen leefwereld toelichten
ET 5.12 tonen het belang aan van internationale
organisaties en instellingen
ET 5.13 geven voorbeelden die duidelijk maken hoe de
mondialisering voordelen, problemen en conflicten inhoudt.
Toegift. Bij een brede
opvatting van het vak levensbeschouwing kan ook de muzisch-creatieve
voming
uit de VOET-en gehaald worden en in het vak worden geïncorporeerd:
- Context 2 : Mentale gezondheid
ET 2.7 gebruiken beeld, muziek, beweging, drama
of media om zichzelf uit te drukken
ET 2.8 herkennen de impact van cultuur- en
kunstbeleving op het eigen gevoelsleven en gedrag en dat van anderen
- Context 7 Socio-culturele samenleving
ET 7.6 gaan actief om met de cultuur en kunst
die hen omringen
ET 7.7 illustreren de wederzijdse beïnvloeding van
kunst, cultuur en techniek, politiek, economie, wetenschappen en
levensbeschouwing
|