Home ] [ Up ] [ Hymnen ] [ Psalm 121 ] [gezang 90] [ Gezang 125 ] [gezang 156] [ Gezang 157 ] [ Gezang 170 ] [ Gezang 185 ] [ gezang 186 ] [ Gezang 221] [ Gezang 313 ] [ Gezang 429 ] [ Paul Gerhardt ]

Gezang 313, een lied met een verhaal..

 

 

 

EEN VREEMDE GESCHIEDENIS heeft dit lied.

Een bricolage is het. een com-positie van drie verschillende liederen uit drie verschillende tijden. En eigenlijk gaat het nog verder terug, natuurlijk.

Ik vertel u het verhaal..

 

 

Zo begon het:

Meer dan 2000 jaar geleden, misschien zelfs nog wel langer, we weten het niet – zette zich een dichter zich neer en schreef een heel kort lied:

Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders ook tezamen wonen...

daar gebiedt de HERE zijn zegen en leven tot in eeuwigheid.

Psalm 133 werd het, want hoe vanzelfsprekend dat ook klinkt - dat broeders ook eendrachtig te zamen wonen - het is een groot wonder als dat ook in werkelijkheid het geval is. Je blijf erom bidden, èn zingen.

 

En gezongen is deze psalm, in Israel... rond de tempeldienst...

En gezongen is deze psalm, in de kerk, in de eredienst.. in het dagelijks gebed..

Hoe vanzelfsprekend het ook klinkt: dat broeders eendrachtig te zamen wonen... zo zelden is dat ook werkelijk het geval.

 

Een huis vol broeders en zusters, eensgezind tesamen levend, het leven delend: de familia Dei. het huisgezin Gods. Hoe vaak was de kerk niet het tegenovergestelde:

een huis tegen zichzelf verdeeld...

 

Op de grens tussen Tsjechië en Duitsland (Bohemen/Moravië) weten ze er alles van. Daar woonden de Moravische broeders... volgelingen nog van Johannes Hus. In het begin van de 18de eeuw ging het helemaal mis. Ze werden niet meer getolereerd in hun roomskatholieke thuisland. Ze moesten eruit. En daar gingen ze, hele stoeten, een volksverhuizing de grens over.... mannen, vrouwen, kinderen, vaak zonder hun hebben en houden. Om elders opnieuw te beginnen Christian David (1692-1751 dichter van nr. 1 en nr. 5 van de cantate, was één van hen.

 

1. Sonne der Gerechtigkeit,

gehe auf zu unsrer Zeit:

brich in deiner Kirche an,

daß die Welt es sehen kann.

 

6. Laß uns deine Herrlichkeit

ferner sehn in dieser Zeit

und mit unsrer kleinen Kraft

üben gute Ritterschaft.

 

Zonne der gerechtigheid,

ga ons op in deze tijd,

opdat al wat leeft de dag

in uw kerk aanschouwen mag.

 

Laat ons zo uw heerlijkheid

zien in deze donkre tijd,

opdat wij nu en voortaan

trouw U ter beschikking staan.

 

 

Hij was een timmerman, en hij hielp om een nieuw leven op te bouwen, letterlijk, huizen bouwen, een heel dorp voor de ontheemden, thuislozen, op het landgoed van Graaf Nikolaus von Zinzendorf.

Unter des Herrn Hut... mogen jullie hier opnieuw beginnen, zei de graaf. En onder de hoede des H(h)eren bouwden de Herrhutters hun huizen, hun dorpen en ze trokken de wereld in. Wars van dogma’s, wars van kerkmuren,... verkondigden ze, ach eigenlijk maar één ding: dat de zonne der gerechtigheid is opgegaan, Jezus Messias, en dat de kerk maar één taak heeft: zorgen dat zij aan de wereld laat zien, wat voor een geweldig koesterend en warm licht dat is... en dat wij niets anders moeten zijn, dan doorgevers van dit licht...

 

En natuurlijk: het getuigenis zou aan kracht winnen als kerk zelf ook wat meer van dat licht zou uitstralen, bijv. meer één zou zijn. Want de onderlinge strijd hypothekeert het getuigenis.

Johann Christian Nehring, een andere dichter... krijgt psalm 133 onder ogen (bewerkt door Michael Muller) en hij vindt het geweldig, natuurlijk. Zo zou het moeten zijn... broeders, eendrachtig tesamen... maar zal dat wel ooit kunnen. Zoveel leed, zo lang reeds gescheiden.. de wonden elkaar aangedaan.. en er welt een spontaan gebed in hem op..

            Zie, heer de verdeeldheid

            die geen mens ooit helen kan

            Breng o Herder, in Gods naam

            uw verstrooide kudde saam.

 

Een lofprijzing op de drie-eenheid besluit zijn gedicht. Het wordt het laatste couplet van ons lied...

 

3. Schaue die Zertrennung an,

der kein Mensch sonst wehren kann;

sammle großer Menschenhirt,

alles was sich hat verirrt.

 

7. Kraft, Lob, Ehr und Herrlichkeit

sei dem Höchsten allezeit,

der, wie Er ist drei in ein,

uns in ihm läßt eines sein.

 

Zie, Heer, de verdeeldheid aan,

die geen mens ooit helen kan.

Breng, o Herder, in Gods naam

uw verstrooide kudde saam.

 

Alle eer en macht en kracht

worde, Heer, U toegebracht;

heel de mensheid stemme saam

in de drieklank van uw naam.

 

 

Straks, want we zijn er nog niet... het lied is er nog niet... en de eenheid ook niet.

 

Een eeuw later is er een revival in de kerk... "Alle Menschen werden Brüder" laat Beethoven zijn koor zingen en de romantische gedachte van een universeel leven laat ook de kerk niet onberoerd. Een enorme drang om alles samen te brengen onder de heilrijke naam van de ene God maakt zich van sommigen in de kerk meester. Maar de kerk wil niet. Z is zelfverzekerd, zelfgenoegzaam. 

Christian Barth , actief in het Zuiden van Duitsland, ergert zich er vreselijk aan, aan  deze houding van de kerk. Hij stapt er even later ook uit. legt z’n ambt van predikant neer en wordt schrijver, uitgever, stichter van het Calwer Verlag. Misschien dat het via goede literatuur en lectuur zal lukken.. de mensheid opvoeden..

 

Maar voor het zover is, heeft hij een lied gemaakt, vol ijver nog, vol élan, maar ook wel een beetje boos;.

Wek de dode christenheid

uit haar zelfverzekerdheid...

 

Open overal de poort,

Heer, voor uw voortvaderend woord

win elk volk met stille kracht

voor uw rijk, verdrijf de nacht..

 

En – gaat hij verder: Geef geloof aan wie Gij zendt....

 

En ziet u ze gaan. De wereld door, de wijde wereld in: de zendelingen, de missionarissen, mensen vol goede wil, vol goede bedoelingen, werkend aan een betere wereld, Gods koninkrijk...

Wat een optimistische tijd was dat...

Men meende dat het nog doenbaar was, goed, zoals vers 4 zegt, onder tranen gezaaid...maar toch..  het zal met gejuich worden gemaaid. Ach, ook dat is een oud Psalmgebed.

 

Het lied van Barth kent nog veel meer coupletten en het werd gezongen in de Evangelische Kirche van Duitsland, maar nog los van z’n huidig tekstverband... het was één van de vele zendingsliederen, missiegezangen...

 

2. Weck die tote Christenheit

aus dem Schlaf der Sicherheit;

mache deinen Ruhm bekannt

überall im ganzen Land.

 

4. Tu der Völker Türen auf,

deines Himmelreiches Lauf

hemme keine List noch Macht.

Schaffe Licht in dunkler Nacht!

 

5. Gib den Boten Kraft und Mut,

Glaubenshoffnung, Liebesglut,

laß viel Früchte deiner Gnad

folgen ihrer Tränensaat.

 

Wek de dode christenheid

uit haar zelfverzekerdheid;

zend uw stralen overal,

dat de aarde U loven zal.

 

Open overal de poort,

Heer, voor uw voortvarend woord,

win elk volk met stille kracht

voor uw rijk, - verdrijf de nacht !

 

Geef geloof aan wie Gij zendt,

hoop en liefde, dat op 't eind

wat met tranen werd gezaaid

met gejuich mag zijn gemaaid.

 

 

 

Voor het lied, zoals wij het nu kennen, moeten we wachten tot de 20ste eeuw. Als de droom van het vooruitgangsgeloof en het geloof in de broederschap van alle mensen, aan flarden geschoten is in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. En het nog erger wordt: To inde de jaren 30 van in Duitsland Adolf Hitler de macht langzaam naar zich toe trok. Ook de kerk probeerde hij binnen te halen.

 

Het is in die donkere tijd, dat ons lied wordt geboren.

Een zekere Otto Riethmüller[2]  is in Berlijn bezig een nieuw gezangboek samen te stellen, voor de jeugd van zijn kerk: Ein neues Lied, heet dat boek. Hij is zelf geen dichter, hij is een vertaler, een samensteller, een bewerker.

Hij heeft voor zich de liedbundel van de Herrnhutters. Daarin staat dat lied over de eenheid van de broeders, en ook dat andere lied over de zonne der gerechtigheid...  coupletten van 4 regels. Hij ziet wel wat in de combinatie van beide.

 

Ook heeft hij het liedboek van de Evangelische Kirche uit Bayern voor zich liggen. Daarin staat dat 19de eeuwse zendingslied. Hij kan er niet veel mee. De lucht is te zwaar voor zoveel optimisme. te zwart.. Drie strofen wil hij behouden. Hij combineert ze met het lied uit Herrnhut: over de zonne der gerechtigheid... en de eenheid in de kerk ... en hij ordent de strofen en hij kijkt naar zijn papier.
En nog is hij niet tevreden.

 

Tot hem een melodie te binnen schiet, een andere dan voorheen, niet 4 regels van 7 lettergrepen, neen: vijf regels. het is van een ander lied van de Moravische broeders... en het heeft een vijfde regel van 4 lettergrepen: kyrie-eleis... erbarm u Heer.

Ja, nu is Riethmuller tevreden: Zo kan het lied erin:

De bede om de eenheid... en het doorbreken van het licht van Gods gerechtigheid... het staat in het teken van de roep om Gods ontferming...

 

Ja, al die ijver voor Gods koninkrijk en zijn gerechtigheid, de hele missie, de zending... open de poort... de moed... het ter beschikking staan....

Ja, ook dat moet in het teken staan van Gods ontferming met deze wereld...

 

Zo kan het lied in zijn bundel, zo kan het lied ook de wereld in.

 

Zo ging het lied ook de wereld in en werd al heel snel populair... niet in de door Hitler geannexeerde Deutsche kerk, maar in de bekennende Kirche, de verzetskerk:

 

Zij zong haar engagement uit met dit lied... De kerk als plaats waar de zonne der gerechtigheid straalt...

waar de mensheid om ontferming bidt... voor de hele wereld, in de onzekerheid van de tijden,

waar de mens om eenheid bidt om beter te kunnen weerstaan aan de machten van de duisternis...

waar de mens om eenheid bidt, met alle broeders tesaam, ook èn toen met name: met de Joodse broeders en zusters.

De Bekennende Kirche in Duitsland is ontstaan uit verzet tegen de ondertekening van de Arierparagraaf, omdat daarmee de onopgeefbare verbondenheid met het Joodse volk werd geschonden...

 

Het was immers met een oude Joodse psalm, dat het ooit is begonnen,

het verhaal van dit christelijke lied..

 

Erbarm u Heer...

 

 

* P.S. De huidige melodie is dus pas later aan het lied toegevoegd en heeft op zijn beurt ervoor gezorgd dat elk couplet eindigt met de bede "Erbarm dich, Herr" (Riethmüller voegde hiermee een katholiek-liturgisch element toe). Alle verzen waren namelijk standaard liedstrofen van 4 regels - 7 lettergrepen. Zo zou het bijvoorbeeld gezongen kunnen zijn geweest...

 

 De hele wordingsgeschiedenis in één tabel

 

De kleurcode:

Groen is er het eerst (Nehring)

Rood borduurde hierop voort (David)

Blauw was een ander lied (Barth) dat het lied wat meer missionaire body geeft.

Door de goude greep van Riethmüller om het op een andere wijs te zetten, en door toevoeging van het kyrie  heeft het lied niet enkel aan gewicht, maar ook aan spirituele diepgang gewonnen

 

 

Versie

Otto Riethmüller 1932

 

1. Sonne der Gerechtigkeit,

gehe auf zu unsrer Zeit:

brich in deiner Kirche an,

daß die Welt es sehen kann.

Erbarm Dich, Herr!

 

2. Weck die tote Christenheit

aus dem Schlaf der Sicherheit;

mache deinen Ruhm bekannt

überall im ganzen Land.

Erbarm Dich, Herr!

 

3. Schaue die Zertrennung an,

der kein Mensch sonst wehren kann;

sammle großer Menschenhirt,

alles was sich hat verirrt.

Erbarm Dich, Herr!

 

4. Tu der Völker Türen auf,

deines Himmelreiches Lauf

hemme keine List noch Macht.

Schaffe Licht in dunkler Nacht!

Erbarm Dich, Herr!

 

5. Gib den Boten Kraft und Mut,

Glaubenshoffnung, Liebesglut,

laß viel Früchte deiner Gnad

folgen ihrer Tränensaat.

Erbarm Dich, Herr!

 

6. Laß uns deine Herrlichkeit

ferner sehn in dieser Zeit

und mit unsrer kleinen Kraft

üben gute Ritterschaft.

Erbarm Dich, Herr!

 

7. Kraft, Lob, Ehr und Herrlichkeit

sei dem Höchsten allezeit,

der, wie Er ist drei in ein,

uns in ihm läßt eines sein.

Erbarm Dich, Herr!

 

Oecumenische versie

1970/1973

 

1. Sonne der Gerechtigkeit,

gehe auf zu unsrer Zeit:

brich in deiner Kirche an,

daß die Welt es sehen kann.

Erbarm Dich, Herr!

 

2. Weck die tote Christenheit
aus dem Schlaf der Sicherheit,
daß sie deine Stimme hört,

sich zu deinem Wort bekehrt.

Erbarm dich, Herr.

 

3. Schaue die Zertrennung an,

der sonst niemand wehren kann;

sammle, großer Menschenhirt,

alles, was sich hat verirrt.

Erbarm dich, Herr.

 

4. Tu der Völker Türen auf;

deines Himmeireiches Lauf

hemme keine List noch Macht.

Schaffe Licht in dunkler Nacht.

Erbarm dich, Herr.

 

5. Gib den Boten Kraft und Mut,
Glauben, Hoffnung, Liebesglut,
und laß reiche Frucht aufgehn,
wo sie unter Tränen sä‘n.
Erbarm dich, Herr.

 

6. Laß uns deine Herrlichkeit
sehen auch in dieser Zeit

und mit unsrer kleinen Kraft

suchen, was den Frieden schafft.
Erbarm dich, Herr.

 

7. Laß uns eins sein, Jesu Christ,

wie du mit dem Vater bist,

in dir bleiben allezeit

heute wie in Ewigkeit.

Erbarm dich, Herr.

 

 

 

info verschaft door

Superintendent Mag. Werner Horn,
Diözese Wien der  Evangelischen Kirche Augsburgischen Bekenntnisses
Lehrbeauftragter für Hymnologie an der Abteilung Kirchenmusik
der Universität für Musik und darstellende Kunst

 

 


 


[1] Geistreiches Gesangbuch, den Kern alter und neuer Lieder wie auch die Noten der unbekannten Melodien in sich haltend. Erster Tl., 1704 (683 Lieder u. 174 Melodien), 17052 (758 Lieder u. 195 Melodien), 17337; Neues geistreiches Gesangbuch, auserlesene, so alte als neue, geistreiche und liebliche Lieder nebst den Noten der unbekannten Melodien in sich haltend. Anderer Teil., 1714 (815 Lieder u. 157 Melodien).

[2]Riethmüller (1889 Stuttgart), vanaf 1919 Pfarrer in Esslingen/Neckar, was vanaf 1928 voorzitter van het "evangelischer Reichsverband weiblicher Jugend", met zetel in het Burchhardthaus in Berlin-Dahlem. Riethmüller is vooral bekend geworden als een empathische vertaler van de oud-kerkelijke hymnen uit het Latijn en bewerker van de liederen van de Broedergemeente. Zijn werk is heel bekend geworden, omdat hij vanaf 1932 twee – keer op keer herdrukte liedbundels heeft uitgegeven voor de jeugd: "Ein neues Lied" en "Der helle Ton". Hij overleed in 1938. In de liedbundel "Ein neues Lied" zag het lied "Sonne der Gerechtigkeit" voor het eerst het licht (1932). Het was het begin van een steile carrière. Trouwens: het gebruik om strofen uit verschillende liederen te combineren, past overigens heel goed bij de wijze waarop men bij de Herrnhutters de liederen placht te zingen. Men zong ze gerust na elkaar en desnoods door elkaar. De weergave in het compendium van dit proces klopt op zich wel, maar uiteindelijk echter niet voor dit lied. Uiteindelijk is de samenvoeging tot een zelfstandig lied wel degelijk op het conto te schrijven van één man... en de lofprijzing van Ad den Besten geldt dus eigenlijk hem: "Men kan achteraf eigenlijk alleen maar de intuïtie bewonderen van degenen die zich het lied in zijn huidige vorm hebben "zurechtgesungen".