[ Home ] [ Up ] [ Hymnen ] [ Psalm 121 ] [gezang 90] [ Gezang 125 ] [gezang 156] [ Gezang 157 ] [ Gezang 170 ] [ Gezang 185 ] [ gezang 186 ] [ Gezang 221 ] [ Gezang 313 ] [ Gezang 429 ] [ Paul Gerhardt ]
Over het ontstaan van het lied zijn twee verhalen in omloop, één waar gebeurd verhaal en één ware sage. Het waargebeurde verhaal is gebaseerd op Georg Neumark's eigen opmerkingen over dit lied, die hij vlak voor zijn dood ook nog eens op schrift gesteld heeft. Een aangrijpend verhaal over een jongeman die na een diefstal berooid achterblijft en maar moeizaam overleven kan, maar dan plots een goede betrekking krijgt aangeboden, en dit lied welde spontaan in hem op [klik hier voor het volledige verhaal]. Het onware verhaal is nog aangrijpender, maar juist daarom verdacht: Dat verhaal zegt dat Neumark dit lied schreef toen hij na die reeds genoemde periode van extreme armoede eindelijk naar de lommerd kon gaan en zijn verpande viola da gamba terug kon kopen èn toen dit lied schreef. DIt is één van de vele 'sagen' waarin men in vervlogen tijden grossierde en die afkomstig zijn uit grote duimen. Niet alleen onze tijd kickt op 'human interest'.
portret:
Een prachtige inside-titelpagina:
En dan de echte cover:
G. Neumarks von Mühlhausen aus Thüringen
Fortgepflantzter Musicalisch-Poetisches Lustwald In dessem ersten Theile, so wohl zu Aufmunterung Gottseeliger Gedanken, und zur Erbauung eines Christlichen Tugendsamen Lebens anführende Geist- und Weltliche Gesänge; Als auch zu keuscher Ehrenliebe dienende Schäferlieder, mit ihren beigefügten Melodien und völliger Musicalischen Zusammenstimmung enthalten sind.
Im Zweiten, so wohl Geist- als Weltliche weitläufigere Poetische Gedanken, Glückwünschungen, Lobschriften, Leichreden, Trauer- und Hochzeitsversche begriffen.
Im Dritten, sind allerhand kurze Getichte, Uberschriften, Sinn- Lehr- Trost- Straff- und Wahlsprüche, gleichfalls Geist- und Weltlich zu befinden
[logo]: Sie nützen und ergetzen
Jehna, Drukkts und verlegts Georg Sengenwald, im 1657sten Jahre
|
|
|
An den Leser. Hier ist mein Lustwald offenbar in freies Feld gestellet, und mag ein Jeder Ihn durchgehn, wem solches nur gefället: Zwar weiss ich wohl, dass sien Gepüsch den nutzenreichen Bienen, Zu suchen ihren honigseim, alleine nicht wird dienen; Er sprosst nicht nur vor frommes Volk. Es werden auch imgleichen Des ungeziffers böse Schaar' in sein Gestäude schleichen, Und schlüpfren sich die läng und Quer in seinen fetten Gründen, Versuchend, ob sie hie und da ihr Gift auch mögen finden. Doch lass' ich diese Spinnen gehn, und achte nicht der Sachen: Auf dieser Welt ist Niemand, der es allen recht kan machen.
Wenn nur nicht über diesen WALD
So hab' Ich meinen Herzenswunsch G.N. [vrije vertaling]
Zolang ik over dit BOS |
Muziek voor de uitvoering: (driestemmig voorspel, en dan de zang met een becijferde bas).
De titel luitdt: "Trostlied, dass GOTT einen Jeglichen zu seiner Zeit versorgen und erhalten wil. Nach dem Spruch: Wirf dein Anliegen auf den Herrn, der wird dich wohl versorgen, &c" De 'spreuk' is een geliefd Psalmvers (Ps. 55,23).
Najaar 1640: Georg Neumark (18 jaar) is samen met enkel vrienden op weg naar Königsbergen (aan de Oostzee, nu Kaliningrad), bijna 1000 km van het ouderlijk huis verwijderd, om zich in te schrijven aan de universiteit aldaar. De aanwezigheid van de beroemde geleerde en dichter Simon Dach zal aan die wens wel niet vreemd zijn geweest, vermoed ik. Uit veiligheidsoverwegingen reizen ze niet alleen, maar sluiten ze zich aan bij een groep handelaars. Onderweg worden ze echter overvallen en volledig uitgeschud. Met als enige bezit de kleren aan z'n lijf staat hij daar nu: 400 km van huis, 600 km van zijn bestemming. Hij besluit naar het Noorden af te buigen en in Hamburg z'n geluk te beproeven, wat geld verdienen en dan verder reizen. Vergeefs. Hij schrijft, speelt muziek in herbergen (Kniegeige, viola da gamba) en verdient zo net genoeg om niet te sterven en te weinig om te overleven...
Nu citeer ik hem letterlijk, als hij op z’n oude dag dit verhaal aan het papier toevertrouwd:
'Hierdoor werd ik uiteindelijk zo melancholiek, dat ik vaak ’s nachts op mijn knieën viel en God onder hete tranen om hulp bad.'
Nou, dat was dus lange tijd tevergeefs. De jonge man komt in Hamburg terecht, brengt de winter door in Kiel en dan op een goede dag, in het voorjaar van 1641, keert zijn lot ten goede: de huisleraar van een plaatselijke notabele is weggelopen en dankzij de bemiddeling van de predikant waar Georg op dat moment verblijft, mag Georg meteen beginnen…
'Dit plotse, als uit de hemel mij toevallende geluk, maakte mij zo blij, dat ik nog op dezelfde dag “meinen lieben Gott zu Ehren’ het lied ‘Wer nun den lieben Gott lässt walten’ op papier zette. Ik had ook waarlijk reden genoeg om de goddelijke barmhartigheid voor zo’n onverwachte genade te danken'.
15 jaar later verschijnt dit lied in druk (Fortgepflanzter Musikalisch-Poetischer Lustwald zo heet deze gedichtenbundel - zie de afbeeldingen hierboven, samen met een resem andere gedichten en liederen van geestelijke en wereldlijke aard. Niet alleen de melodie is voorzien, ook een 3-stemmige intro voor 2 violen en basso continuo - zie boven . (voor de Bach-cantate BWV 93, klik hier). Binnen de kortste keren één van de meest geliefde liederen in Duitsland en na een vertaling in het Nederlands inmiddels ook al meer dan 200 jaar vaste waarde in de top 10 van meest geliefde gezangen.
Wat is de
kracht van dit lied ?
Ik denk de combinatie van tekst en melodie: die zijn ‘één’. De boodschap van
de tekst: doorgaan, rustig verdergaan, in Godsvertrouwen, wat er ook
gebeurt… En dat klopt helemaal met de beweging en de ‘sfeer’ van de melodie.
Bach treft die ook meesterlijk in zijn cantate. ’t Zal niet toevallig zijn,
dat Neumark ook een goede muzikant was. Hij speelde ‘Kniegeige’, viola da
gamba. En – misschien ook belangrijk om te melden – zelf had hij niet
gedacht aan een plaats in een ‘kerkelijke liedboek’. Hij had het geschreven
voor zichzelf en z’n vrienden. om thuis, in intieme kring te spelen en te
zingen.
En zo doet dit lied wat muziek al sinds mensenheugenis doet. Balsem strijken
op de wonde die het leven slaat; Het beantwoordt geen vragen, het lost geen
grote problemen op. Het herhaalt enkel als een mantra de basisuitspraak van
‘het geloof’: je moet blijven vertrouwen. Bijna elk couplet bevat wel een
variatie op deze oproep, u moet er maar eens op letten, vaak in de laatste
twee regels geformuleerd als ‘levenswijsheid’: “Wer Gott vertraut, hat wohl
gebaut”. Er zit een belerende ondertoon in: We moeten ons niet zo druk maken
als het eens mis gaat, niet panikeren bij een tegenslag… Zelfs al heb je na
een hele nacht werken, niets gevangen… Het net aan de andere kant uitgooien…
God zal voorzien. “Sing, bete, und geh auf Gottes Wegen”.
Goed, of je er met dit geloof nu helemaal komt, ik weet het niet, maar dat
een scheut godsvertrouwen , en u mag het woordje god ook weglaten,
‘vertrouwen tout court’, basic trust, de levenskracht versterkt, staat toch
wel buiten kijf.
Duitse tekst en Nederlandse vertalingen
Aan de tekst van de Evangelische gezangen is
nog al wat geknutseld, reeds in 1806, maar zeker ook daarna. De kern is in elk
geval een berijming van A. Rutgers. Enkele coupletten waren in 1804 reeds in
druk verschenen in een uitgave van Ulysses von Salis. Rutgers heeft zich
daardoor laten inspireren, maar is ook eigen wegen gegaan. Eén couplet uit
die eerdere versie is hier wel opgenomen, want biedt een vertaling van een
onvertaald vers.
Klik op de tabel
om 'm te vergroten:
[ Home ] [ Up ] [ Hymnen ] [ Psalm 121 ] [ Gezang 125 ] [ Gezang 157 ] [ Gezang 170 ] [ Gezang 185 ] [ gezang 186 ] [ Gezang 221 ] [ Gezang 313 ] [ Gezang 429 ] [ Paul Gerhardt ]
This site was last updated Tuesday, 24 October 2023