[ Home ] [ Up ] [ Hymnen ] [ Psalm 121 ] [ Gezang 125 ] [Gezang 141] [ Gezang 157 ] [ Gezang 170 ] [ Gezang 185 ] [ gezang 186 ] [ Gezang 221 ] [ Gezang 313 ] [ Gezang 429 ] [ Paul Gerhardt ]
Sommige mensen zingen om hun geloof te uiten. En daar is niets mis mee. Waar het hart vol van is, daarvan stroomt de mond over. Echter, soms worden de rollen omgedraaid. Er zijn liederen die het geloof zo verwoorden, dat je - al zingend - opeens vaststelt dat je niet meer bezig bent je geloof te uiten, maar te innen, toe te eigenen. Door een geheim verbond tussen tekst en melodie maak je je al zingend de boodschap eigen: Wat je zingt wordt waar terwijl je het zingt, doordat je het zingt. Een meester in het dichten van zulke liederen was Paul Gerhardt (1607-1676): Objectief verkondigend en tegelijk persoonlijk aansprekend, warm. In dit lied vertolkt hij de boodschap van Romeinen 8,31-39: 'Als God voor mij is, wie zal tegen mij zijn?' Ja zelfs als alles op aarde (en in de hemel, en in het dodenrijk) samenspant om mij kapot te maken - en Gerhardt weet waarover hij schrijft - , dan nog ben ik zeker dat niets mij zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus....
De uitvoering door The Playfords geeft aan de melodie haar originele cadans terug: die van een dans, heel toepasselijk voor het laatste couplet. De gezongen - Duitse - tekst (5 coupletten) kunt u in de video meelezen. De vertaling vindt u hieronder. De video bevat ook nog wat achtergrondinfo.
De melodie (Rowland) waarop dit lied gezongen wordt, gaat terug op een Engelse ballade uit de jaren 1590, die door Engelse toneelspelers (variététheater is preciezer: 'Jigs') vaak is gebruikt om teksten op te zetten (en te laten zingen). Beroemde musici als William Byrd, John Dowland, en Samuel Scheidt (Canzon O Nachbar Roland) hebben deze melodie bewerkt. Ze staat bekend als 'Rowland' (Fitzwilliam Virginal Book) en/of 'Lord Willoughby's Welcome Home (My Lady Nevell's Book). Die Lord Willoughby was overigens de Engelse legeraanvoerder die in 1588 bij Bergen op Zoom de opmars van Alexander Farnese heeft gestuit, drie jaar na de Val van Antwerpen. Meer over die Lord en de ballade leest u hier
Gezang 90
1 Is God de Heer maar voor mij,
wat
zou mij tegen zijn?
Ik roep: ach Here, hoor mij!
en wat mij kwelt
wordt klein.
al heeft zich ook verheven
de macht van hel en dood,
ik heb voor heel mijn leven
in God mijn bondgenoot.
2
Dit weet ik vast en zeker,
dat mij de Heer bemint,
dat Hij mijn deel,
mijn beker,
mijn Vader is, mijn vriend,
dat Hij geen kwaad kan willen,
dat Hij mij bij wil staan,
dat Hij de storm zal stillen,
mijn vijand
zal verslaan.
3 De grond van mijn vertrouwen
is
Christus, in zijn bloed
is voor wie op Hem bouwen
Gods heil in
overvloed.
Ik vind in eigen leven
niets lieflijks hier op aard;
wat
Hij mij heeft gegeven
alleen is minnenswaard.
4
Mijn Jezus is mijn ere.
Had Hij niet, Hij, mijn licht
bij mij in
willen keren,
'k zou voor Gods aangezicht
niet staande kunnen blijven:
zijn bliksem zou mij slaan
en in levenden lijve
zou 'k in Gods vuur
vergaan.
5 O liefde, Hij die bluste
't vuur dat
een mens verteert,
doet in zijn trouw mij rusten,
meer dan ik heb
begeerd.
Ja, ik wil dapper wezen
in alle tegenspoed:
ik hoef voor
niets te vrezen,
Hij schonk mij heldenmoed.]
6
Zijn Geest wil in mij wonen,
Hij richt mijn wens en wil,
en wat er ook
mag komen,
Hij spreekt en maakt mij stil.
Al wat de Heer van binnen
geplant heeft, rijpt tot vrucht.
Hij is de Geest, die in mij
en met
mij Vader! zucht.
7 En als het nacht gaat worden,
een nacht vol schrik en pijn,
dan zucht de Geest in woorden
die
onuitzegbaar zijn.
En wat mijn hart wil spreken,
maar wat geen stem
meer krijgt,
is taal voor Hem en teken,
als Hij zich overneigt.
8 Dan spreekt van zoete dingen
zijn Geest tot mijnen
geest:
dat God zijn gunstelingen
rust geeft, hun ziel geneest,
en
dat Hij voor hen bouwde
een schone, nieuwe stad,
waar 't dat haar
aanschouwde
vindt wat het zoekt, zijn schat.
9 Wat
er mij ook gebeure,
in eeuwigheid zijt Gij,
en wat ter wereld, Here,
zou scheiden U en mij?
Al tonen zich verbolgen
de groten van de tijd,
geen honger of vervolging,
niets dat mij van U scheidt.
10
't Zij engelen of machten,
Gij maakt mij van hen vrij.
Der diepten
donk're krachten,
der hoogten hovaardij,
zij mogen mij verdrukken
en doden, Gij houdt stand;
zij kunnen mij niet rukken,
Heer Jezus, uit
uw hand.
11 Mijn hart wil blij opspringen,
het kan
niet treurig zijn,
ik lach en loop te zingen
in louter zonneschijn.
De zon die staat te stralen,
o Jezus, dat zijt Gij.
Ik dank U
duizendmalen,
wat zijt Gij goed voor mij!
Liedboek voor de Kerken 1973
Paul Gerhardt's
Trost- und Freudenlied gebaseerd op Romeinen 8 |
|
Ist Gott für mich so trete gleich Alles wider mich, so oft ich sing und bete, weicht Alles hinter sich. Hab ich das Haupt zum Freunde und bin geliebt bei Gott, was kann mir tun der Feinde und Widersacher Rott? |
Is God de Heer maar voor mij, wat zou mij tegen zijn? Ik roep: ach Here, hoor mij! en wat mij kwelt wordt klein. al heeft zich ook verheven de macht van hel en dood, ik heb voor heel mijn leven7 in God mijn bondgenoot. |
Nun weiß und glaub ich feste, ich rühm's auch ohne Scheu, daß Gott, der Höchst und Beste, mein Freund und Vater sei, und daß in allen Fällen er mir zur Rechten steh, und dämpfe Sturm und Wellen und was mir bringet Weh. |
Dit weet ik vast en zeker, dat mij de Heer bemint, dat Hij mijn deel, mijn beker, mijn Vader is, mijn vriend, dat Hij geen kwaad kan willen, dat Hij mij bij wil staan, dat Hij de storm zal stillen, mijn vijand zal verslaan. |
Die Welt die mag zerbrechen, du stehst mir ewiglich, kein Brennen, Hauen, Stechen soll trennen mich und dich; kein Hunger und kein Dürsten, kein Armuth, keine Pein, kein Zorn der großen Fürsten soll mir ein Hind'rung sein. |
Wat er mij ook gebeure, in eeuwigheid zijt Gij, en wat ter wereld, Here, zou scheiden U en mij? Al tonen zich verbolgen de groten van de tijd, geen honger of vervolging, niets dat mij van U scheidt. |
Kein Engel, keine Freuden, kein Thron, kein Herrlichkeit, kein Lieben und kein Leiden, kein Angst und Herzeleid, was man nur kann erdenken, es sei klein oder groß, der'r keines soll mich lenken aus deinem Arm und Schoß. |
't Zij engelen of machten, Gij maakt mij van hen vrij. Der diepten donk're krachten, der hoogten hovaardij, zij mogen mij verdrukken en doden, Gij houdt stand; zij kunnen mij niet rukken, Heer Jezus, uit uw hand. |
Mein Herze geht in Sprüngen? und kann nicht traurig sein, ist voller Freud und Singen, sieht lauter Sonnenschein. Die Sonne, die mir lachet, ist mein Herr Jesus Christ; das, was mich singen machet, ist, was im Himmel ist. |
Mijn hart wil blij opspringen, het kan niet treurig zijn, ik lach en loop te zingen in louter zonneschijn. De zon die staat te stralen, o Jezus, dat zijt Gij. Ik dank U duizendmalen, wat zijt Gij goed voor mij! |
Evang.-Lutherisches Gesangbuch 395 selectie van de coupletten |
This site was last updated Tuesday, 24 October 2023