Tijdens het 40ste verjaardagsfeest
van Willem Ceuleers (met muziek uit 5 eeuwen en nog meer genres), is mij
gevraagd de verschillende onderdelen te markeren door een verhaal te
vertellen. Hieronder staat het. Degenen die zo'n hervertelling van de
bijbelse verhalen boeit, kan ik verwijzen naar de boeken van
meesterverteller Nico ter Linden: Het verhaal gaat (5 delen
totnutoe), waarin hij een poging doet om op zijn manier de hele bijbel
te hervertellen. Zijn invloed op mijn 3 verhalen is onmiskenbaar,
waarvoor bij dezen dank... Verder zingt ieder vogeltje zoals hij gebekt
is.
tot leringhe ende vermaeck..
VERHAAL 1:
ABRAHAM krijgt bezoek: (over drie mannen en een lachende derde)
GENESIS 18: 1-15
Hartje zomer is het. Het is rond de
middag. De zon is naar z’n hoogste punt geklommen. De hitte drukt
ondraaglijk op de aarde. Mens en dier hebben de schaduw opgezocht en
bewegen zich zo weinig mogelijk. Het enige geluid dat te horen is zijn
de krekels die sjirpen in het gras. Bij de terebinten van Mamre zit de
oude man onder de luifel van zijn grote bedoeïenentent.
Hij houdt zijn siësta. Hij slaapt...
en dagdroomt weg...
Flarden van het pasbeleefde mengen
zich met onuitgesproken verlangens en vergeefse dromen. Hij hoort de
stem weer, die hem aansprak laatst en die hem, de oude man, de
kinderloze, vader van vele volken... Ab-rah-am.. noemde. Hij had
er om moeten lachen, zachtjes, maar toch... Wat een idee ! Nu in zijn
droom lacht hij luidop... en het is niet meer te stuiten... Hij lacht de
Stem uit... Hij wil er wel mee ophouden, maar hij kan niet... steeds
luider, steeds schriller klinkt zijn lacht. En terwijl hij lacht spreekt
de Stem onverstoorbaar verder: Ik richt een verbond op tussen mij en u,
een eeuwig verbond... en met uw nageslacht na u.. Abraham.. vader van
vele volken.. uw nageslacht na u.. nageslacht... na u. Ik ben de Heer,
uw God.
Abraham schrikt wakker... de droom is
vervlogen. Hij knippert nog wat met z’n ogen; hij heeft een geluid
gehoord en als hij aan het helle licht gewend is, ziet hij opeens
drie mannen voor hem staan. Hij schiet uit zijn stoel, loopt ze
tegemoet, buigt zich diep ter aarde en begroet de drie onbekenden met
grote hoffelijkheid:
‘Dat
ze toch een pauze inlassen op hun tocht’
‘dat ze zich neervlijen onder die
prachtige grote boom daar: één van de terebinten van Mamre’
‘ja dat ze zich bij hem wat opfrissen
onder het genot van een bete broods’
De drie mannen gaan dankbaar op het
aanbod in en terwijl zij zich op hun gemak neerzetten in de schaduw van
de boom, is het met de rust van Abraham gedaan. Hij knipt met z’n
vingers naar z’n slaven: water
voor de heren... en – hup hup – brood erbij...
Hij haast zich naar de vrouwentent en
roept zijn vrouw, Sara, erbij:
‘Haast
u! Drie zakken fijn meel! Kneed het en bereid koeken!’
Zelf snelt hij naar de kudde en zoekt
het beste kalf uit, dat hij vinden kan, slacht het en geeft het aan een
knecht. Deze haast zich (op zijn beurt!) om ook dit stuk van de maaltijd
op deskundige manier toe te bereiden. Samen met een soort romige
botermelk, naar verluid nog steeds een lekkernij in het Midden-oosten,
presenteert hij het zijn gasten. De berg versgebakken pannekoeken torent
vorstelijk boven de hoofden uit. Een tafereel als geen ander!
Met krachtige penseelstreken heeft de
bijbelschrijver het ons geschilderd. Het eindigt ermee, dat Abraham als
als een echte bedoeïenensjeik tegen de boom geleund tevreden staat toe
te zien, hoe zijn gasten zich te goed doen aan het lekkers dat hij hen
heeft voorgezet....
7 aar
geleden toen Willem 33 werd heb ik u onderhouden over hoe in die
3 mannen de ene ‘HEER’ aan Abraham verscheen bij de terebinten
van Mamre.... en hoe dat bij de kerkvaders tot schitterende
speculaties heeft geleid over de drie-eenheid... exegetisch niet
waar natuurlijk, maar toch goed gevonden... Ik ga nu gewoon
verder...want het verhaal was nog niet af... of beter: het
verhaal gaat door... altijd tot in onze tijd.
‘Wat ik vragen wilde, Abraham,’
opent één van de mannen het gesprek:
‘waar is Sarah, je vrouw?’
‘Sarah is in haar tent, mijn heer.’
‘Abraham, ik ben gekomen om je te
zeggen dat zij over een jaar een zoon zal baren.’
Abraham geeft geen krimp... Hij heeft
het immers al eerder gehoord, maar Sarah hoort het voor het eerst.
Verscholen achter het tentdoek van het vrouwenverblijf heeft ze het
gesprek gevolgd. Hoort zij het goed? Zij zwanger, zij nog wellust op
haar oude dag? Laat me niet lachen, denkt ze bij zichzelf, en ze lacht.
Wat een dwaasheid. Die vreemdeling heeft te veel zoete wijn gedronken!
Een zoon? In haar schoot? Godsonmogelijk! Belachelijk !
‘Waarom lach je, Sarah?’
vraagt de vreemdeling opeens..
Sarah schrikt ? Hebben ze het gehoord,
dat kan toch niet... Maar ze kan zich nu nog moeilijk drukken. Ze moet
wel te voorschijn komen. Bang (want gasten uitlachen, dat betaamt niet)
en wat verlegen komt ze uit haar tent en staat ze voor de vreemdelingen.
4 paar mannenogen kijken haar aan... Ze weet niets beter te verzinnen
dan te vluchten in de ontkenning:
‘Ik heb niet gelachen, mijn Heer, echt
niet, ik...’
‘Sarah, je hebt wel gelachen’,
antwoordt de ene... maar het
zij je vergeven... Ik begrijp je wel... Denk er nog maar eens aan terug
over een jaar als je moeder geworden bent. Moeder van een zoon... Noem
hem maar Jitschaak... , dat is: Hij-die-lacht. Ik denk dat je nog veel
plezier aan hem zult beleven... Izaak.
Opgelucht haalt Sarah adem en ze ziet
zichzelf opeens met een lachend kind op schoot: een glimlach krult haar
lippen... en voor ze er erg in heeft zegt ze:
‘U bent een engel.’
Nu konden de gasten een glimlach niet
onderdrukken..
En terwijl de mannen op hun gemak
verder aten van de koeken en zich de malse stukjes vlees goed lieten
smaken, hoorde Abraham Sarah in de tent van de vrouwen zingen..
Dat had ze lang niet meer gedaan. Hij
luisterde... Het was een lied dat hij niet kende. Maar het klonk goed,
een echt vrouwenlied. Rebecca en Rachel zouden het later ook zingen. En
Hanna zou met de aartsmoeders instemmen, en nog weer later zou ook Maria
zich in het koor mengen. Abraham ging zachtjes dichterbij. En hoorde dat
ze zong:
Mijn ziel maakt groot de Heer,
en mijn geest jubelt over God, mijn
Heiland,
omdat hij heeft omgezien naar de lage
staat van zijn dienstmaagd.
Zie, van nu aan zullen mij zaligprijzen
alle geslachten,
omdat grote dingen aan mij gedaan heeft
de Machtige...
Terwijl ze aan het zingen was, schoof
Abraham voorzichtig het tentdoek opzij en keek naar zijn vrouw... Het
was alsof hij haar voor het eerst zag. Sarah moest hij haar
noemen, had diezelfde stem gezegd die hem ‘vader van vele volken’
had genoemd... Sarah = vorstin wil dat zeggen: Die stem had
gelijk. Zijn vrouw was een koninlijke vrouw, Salve Regina... Zij !
Waarom zou hìj dan geen vader van vele
volken worden ??
Er is eb en er is vloed. Maar de zee
blijft altijd de zee.
VERHAAL 2:
ABRAHAM en Izaak bij de Zoutzee
(over die ene die bleef staan voor Abraham)
GENESIS 18: 16-22
[exegetische opmerking vooraf: Genesis 18:22
bevat een beroemde tiqqune soferim (tekst wijziging door de
schriftgeleerden aangebracht: in de oorspronkelijke tekst staat: en
de HEER bleef voor Abraham staan. Omdat deze uitdrukking ook een
dienstbaarheidsverhouding kan uitdrukken, hebben de schriftgeleerde
editors de zin omgedraaid: en Abraham bleef voor de HERE staan. Zij
hebben van hun verandering in de tekstuitgave nota gemaakt. Mijn
verhaal gaat uit van de oorspronkelijke tekst)
Een luguber landschap is het, bij de Dode Zee, waar het Zoutgebergte
ligt. Lang voor de mensen op aarde verschenen, is deze kale woestenij
ontstaan op het diepste punt van een enorme scheur in de aardkorst...
Niets kan er leven in deze streek, woest en ledig is het daar, zoals de
aarde voor de schepping... Geen dier loopt er rond, geen vogel zingt er
zijn lied, geen boom, geen bloem, geen grasspriet wil er groeien... :
het absoluut dieptepunt van de aarde.
Een fascinerend en huiveringwekkend
oord...
een plek die vráágt om een verhaal...
‘Vader, wat is dit voor een plaats? Waarom wil hier niets groeien?
Waarom woont hier niemand?’
Nu kan de vader 2 dingen doen. Hij kan
het natuurwetenschappelijk verhaal vertellen: over het
krijttijdperk en het Pleistoceen, Mioceen... aardschollen, breuklijnen,
miljoenen jaren en zo de nieuwsierigheid van zijn kind bevredigen. Of
hij kan zeggen:
‘Dat zal ik je vertellen, mijn kind. Het is een gruwelijk verhaal. Ik
heb het van mijn vader gehoord, en hij weer van de zijne en het staat
ook in een oud boek... Heel lang geleden lagen hier twee steden, Sodom
en Gomorra... Nee, daar vind je geen spoor van terug. Die zijn ten onder
gegaan. God heeft ze uitgezwaveld! Hij kon het niet meer aanzien wat
daar gebeurde. Ze zeggen dat gebeurd is ten tijde van vader Abraham.
Dat is een sage, zegt de
literatuur-wetenschapper..., niet historisch verifieerbaar, noch
geologisch correct. Inderdaad. Toch is het óók een goed verhaal
over die plek. En ik vind het wijs van een vader, als hij
probeert ook zulk soort verhalen te vertellen als antwoord op zùlke
vragen van zijn kinderen...
Trouwens: Die wetenschappelijke
verklaring van dit bizarre natuurverschijnsel zal zijn kind op school
wel worden onderwezen, bij aardrijkskunde of... die ziet hij bij
National Geogrpahic nog wel eens op de TV.
Een vader / moeder – heeft naar mijn
bescheiden mening – een andere lesopdracht dan de schoolleraar.
Hij moet met verhalen afkomen, die iets
‘te zeggen hebben’ (sagen dus). Die ingaan op dat ‘unheimische’ gevoel
dat dat godverlaten landschap bij zijn kind óók heeft opgeroepen, een
verhaal dat dus niet zozeer intellectuele nieuwsgierigheid bevredigt,
maar de ‘conditon humaine’ thematiseert en daarin een weg wijst...
(torah).
Wij doen dat haast niet meer. Zulke
verhalen vertellen. Wij schamen ons daar een beetje voor. Wij zijn toch
moderne mensen. Wij vinden dat primitief. Sprookjes en sagen zijn voor
kinderen, hoogstens interessant als folklore... Dat is jammer èn nog
fout ook, want zowel sprookjes als sagen zijn door en voor volwassenen
verteld, bronnen van levenswijsheid.
De exclusieve
natuurwetenschappelijke benadering van de werkelijkheid heeft de
werkelijkheid plat geslagen en tot veel zijns- en zinverlies
geleid. Zozeer, dat we tegenover wat er in de wereld gebeurt, met onze
mond vol tanden staan omdat we niets meer te ‘zeggen’ hebben...
Neen, dan liever een goed verhaal erbij,
vol zeggingskracht, een verhaal dat het leven verdiept, dat tot
nadenken stemt, dat het gevoel van vrijheid en verantwoordlijkheid
aanscherpt, een verhaal waar de mens mee vooruitgeholpen wordt in zijn
leven, kortom: een verhaal, zoals dat over Sodom en Gomorra en over
Abraham en Lot.
Ik vind het een goed verhaal.... maar u hoeft mij niet te geloven. Ik
zal u het verhaal gewoon vertellen. Kunt u het zelf beoordelen !
Ik stel mij zo voor dat vader Abraham het verteld heeft aan Izaak, toen
de jonge Izaak voor het eerst de zoutvlakte met de dode zee
aanschouwde en vroeg:
‘Vader, wat is dit voor een plaats? Waarom wil hier niets groeien?
Waarom woont hier niemand?’
Welnu, dat zal ik je vertellen, mijn
zoon. Weet je nog. Die dag dat wij die 3 mannen op bezoek hadden... toen
jouw naam voor het eerst is gevallen. De dag dat je moeder lachte... Ik
heb het je al vaker verteld... Nou die dag heeft nog een heel vreemd
staartje gekregen. Ik denk dat je nu wel oud genoeg bent om ook dat
verhaal te horen...
Toen ik die vreemde gasten uitgeleide
deed, toen leek het wel of één van de drie nog iets op z’n lever had....
‘Gaan jullie maar vast,’
zei hij tegen de twee anderen... jeweetwel... waar we voor gekomen
zijn..
En de twee mannen vertrokken, naar Sodom
begreep ik achteraf... Die ene, die ook meestal het woord gevoerd had,
die bleef achter en leek wat besluiteloos. Hij keek nu eens richting
Sodom. Ja, in dat spooklandschap daar lag toen de meest welvarende stad
van de hele wereld: Sodom.... een prachtige stad was dat. Rijke
architectuur, enorme handel, bloeiend cultuurleven... en dan de
omgeving: Het leek wel het paradijs, zo groen en vruchtbaar was het er
toen....
Mijn neef, Lot, die samen met mij uit
Haran was gekomen... had zich er gevestigd... Hij was het zwervende
leven, altijd op weg naar morgen, zat geworden en bezweken voor de
verleiding om zich te vestigen vlakbij wat wel het paradijs leek. Hij
woonde er samen met z’n hele familie. Enkele van z’n dochters waren er
getrouwd....
Afin. Die ene, die achtergebleven was,
aarzelde nog steeds. Ik zat er een beetje mee, want ik wou eigenlijk nu
eindelijk ook wel weer eens aan de slag gaan. In de tent hoorde ik je
moeder zingen, een nieuw couplet zingen van dat vrouwenlied.... over de
Heer die machtigen van de troon stoot en eenvoudigen verhoogt, en die
zijn barmhartigheid gedenkt...
Ik stond al op het punt om nog een keer
vriendelijk te buigen en me dan bij je moeder te voegen, toen die man
plotseling voor mij ging staan en mij aansprak...
Abraham,
Ja, Mijn Heer, zei ik.
Jij weet inmiddels wel, wie ik ben hè....
Ja, Heer... U bent ‘de Stem’ die altijd met mij meegaat..
Welnu, Abraham, ik bedacht zojuist: Als ik met jou een verbond gesloten
heb, dan ben jij in zekere zin mijn partner: Ik vind dus dat jij weten
moet, wat ik van plan ben. Ik daal zo dadelijk ook af naar Sodom, want
wat daar in die stad allemaal gebeurt, is ten hemelschreiend.
onderdrukking en onrecht vieren er hoogtij. Ik ben op weg om het met
eigen ogen te zien en... als het is zoals ik vermoed, dan vrees ik dat
mij niets anders rest dan de hele stad om te keren, te vernietigen.’
Ik stond, Izak, dat begrijp je wel, aan
de grond genageld. Perplex. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Zoëven was
ik nog de gelukkigste mens op aarde, een man in verwachting, een zoon
in het verschiet.. lachen moest ik van vreugde !
En nu plotseling deze onheilspellende
woorden over Sodom, over Lot en al die anderen die nog slechts onheil
konden verwachten...
De tranen sprongen me in de ogen.
Wat moest ik doen, wàt kon ik hierop
zeggen ?
VERHAAL 3: ABRAHAM pleit voor Sodom en Gomorra
(met beroep op God tegen God)
GENESIS 18: 23-33
Wat
kon Abraham zeggen, wat kon hij doen ?
Nou,
ik denk dat hij eerst het bericht over de vernietiging van Sodom voor
kennisgeving wou aannemen en met een boog om God heen lopen om zich weer
te voegen bij zijn vrouw om zich te verheugen in zijn toekomstig
huiselijk geluk... Zo van: Sorry, God, maar wat u met Sodom en Gomorra
doet, dat zijn uw zaken, de mijne niet...
Maar
God dacht daar blijkbaar anders over, want Hij bleef daar maar voor hem
staan. Hij wilde blijkbaar iets van hem... Maar wat dan ? Wat verwachtte
God van hem ?
Toen zag Abraham zijn neef Lot voor zich en de zijnen voor zich en al
die andere mensen in de stad, mannen, vrouwen, kinderen... en dan het
gericht Gods over de stad... en plots wist hij wat hem te doen stond...
Niet
weglopen, niet met een boog eromheen, maar er op af...
Abraham slikte een keer, rechtte z’n schouders en “deed een stap naar
voren en zei:”
‘Heer, gij wilt toch niet de rechtvaardigen met de goddelozen
ombrengen? Stel dat er ginds nog 50 rechtvaardigen zijn. Zou de Rechter
der ganse aarde dan geen recht doen? Dit zij verre van u!’
Ongehoord, zoals de bijbelverteller hier de relatie tussen God en mens
schetst.
De
mens Abraham doet niet eerbiedig instemmend een stapje opzij, als hij
hoort dat God zijn oordeel gaat brengen: zo van: ga uw gang, U zult het
wel het beste weten...
Neen, de mens Abraham stapt op God af en gaat a.h.w. tussen God en Sodom
staan en weet van geen wijken: pleitbezorger, middelaar zelfs.
One small step
for a man, but a giant leap for mankind... zei Armstrong
toen hij op de maan geland was… Ik betwijfel het.
Hier echter weet ik het zeker: Die stap voorwaarts, naar God toe, in
plaats van opzij, om te pleiten voor de mens... dat is ‘een
kleine stap voor een mens, maar een schrede voorwaarts voor de
mensheid, beter: voor de menselijkheid, de mede-menselijkheid, de
humaniteit !
Abraham is hier een echte vader van vele volken.... niet alleen
van zijn eigen, ook van de anderen... Hij toont zich een echte
partner van God als hij God herinnert aan zijn eigen wezen:
‘Niet doen, Heer! Het zij verre van u ! U bent toch een rechtvaardige
God? U hebt mij toch uitgekozen om temidden van alle volken uw weg te
bewaren door altijd pal te staan voor recht en gerechtigheid ! Welnu, de
weg die u mij gewezen hebt, die wijs ik nu aan u!’
Vol
lef herinnert hij God aan zijn bevrijdende naam, komt hij op voor al wie
– om welke reden dan ook - in de hoek zit waar de slagen gaan vallen,
zelfs tegenover God zelf.
‘Heer, zult gij dan de rechtvaardigen met de goddelozen verdelgen?
Abraham gaat verder:
Stel dat er vijftig goeden zijn, schenk dan de goddelozen vergiffenis
om hunnentwil en spaar de hele stad.....
Hoort u het, het is zelfs meer dan alleen maar voor de goeien dat hij
bidt, hij bidt ook om redding voor de slechterikken... omwille van de
goeien !... Bidt voor wie u vervolgen, hebt ook uw vijanden lief... zegt
later nog iemand uit Abrahams nageslacht.
‘Abraham, indien ik in die stad 50 rechtvaardigen vind, zal ik haar
sparen om hunnentwil’
‘Maar, met uw welnemen Heer, als er nu eens 5 aan die 50 ontbreken, één
handjevol, maakt dat veel verschil voor u?’...
Dat kan toch niet om vijf meer of minder ?’
‘Ook indien ik er 45 vind, zal ik Sodom niet verwoesten, Abraham.’
‘Vergeef mij Heer, ik ben maar een gewoon mens en ik verbeeld me niets,
maar 40, zou dat ook genoeg zijn?
God
knikt, en Abraham slikt:
Ik hoop niet dat u toornig wordt, Heer, maar als er nu eens niet meer
dan 30 zijn, dan...’
‘Dan spaar ik die stad ter wille van die 30.’
En 20?’
God
knikt nogmaals. Abraham slikt ook nog eens, denkt na haalt diep adem en
zegt dan:
U moet echt niet boos worden Heer, wanneer ik mij verstout nog één
keer tot u te spreken, maar als er nu niet meer dan 10 gevonden worden,
zou dat ook nog gaan... 10 ?’
Ook omwille van 10 zal ik de stad niet vernietigen !
Abraham staat af te dingen bij God...!
De
grote verlichtingsfilosoof Voltaire heeft zich dan danig vrolijk gemaakt
over dit verhaal. Een joodse sjacheraar noemt hij Abraham, die zelfs met
God het handjeklap nog niet kan laten. Van blindheid en
vooringenomenheid bij verlichte geesten gesproken ! Want met alle
respect: Mijnheer Voltaire zich op dezé geschiedenis verkeken. Hij
heeft niet gezien, dat wij hier een van de grootste en stoutmoedigste
verhalen uit de wereldliteratuur voor ons hebben. Adembenemend wordt
hier beschreven wat geloof zou kunnen zijn.
Véél geloof is verkapt fatalisme: ‘Alles komt zoals het komen moet, en
wat zou ik dan nog?’ Abraham waagt dat te betwijfelen. Het geloof
van de vader der gelovigen ziet er anders uit. Hij treedt nader en bidt
om Gods erbarmen voor de stad: kyrie eleison... miserere ! Voor
de rechtvaardigen èn de onrechtvaardigen bidt Abraham. Hij spreekt God
aan op zijn woord... en zo vertelt de impliciete verteller: ‘God is
gelukkig met zulke gelovigen’. Dat warmbloedige pleidooi, dáár stond hij
op te wachten.
Zo
mag ik het horen, Abraham, jij bent een man naar mijn hart !
Jij
houdt de menselijkheid hoog.
Zo
had ik het bedachte toen ik Adam, de mens, schiep.
Dit
zag ik voor me, toen ik je uit Ur der Chaldeeën en Haran riep.
Strijdend voor de redding van de mens, desnoods zich beroepend op God
tegen God, zoals later ook Job nog eens zal doen. Aarts-vader Abraham,
de vader van allen die ‘geloven’ noemt Paulus hem later...
50,
45, 40, 30, 20, 10..
Na
zes keer afdingen, houdt Abraham op. Hij durft niet nog verder te gaan.
6 dagen heeft ook God gearbeid op de 7de dag rustte hij. De
sjabbat is de dag waarop je van ophouden moet weten en moet durven
vertrouwen dat het ‘goed is’. Zo blijft het bij 10.
In
de Joodse traditie is 10 het minimumgetal geworden om een synagoge te
mogen stichten, Het is ook het minimumgetal om ‘kaddisj’ kunnen zeggen
voor de doden.. minjan heet het dan. Ja, de chasidiem weten nog
meer: Tot op heden zijn er altijd wereldwijd 10 rechtvaardigen geweest
en enkel daarom heeft God zich van onze wereld nog niet afgewend.
Abraham. Hij figureert prominent in het slot van de lofzang van Maria..
Ik snap nu waarom: Het is: omwille van mensen zoals Abraham dat God
zijn verbond met deze wereld nog blijft gedenken en de aarde niet
overal zo desolaat is rond de dode zee..
Daar
houd ik het op...
En hier houd ik ook op. Als u nieuwsgierig bent hoe het afloopt kunt u
Genesis 19 erbijnemen en het daar op uw gemak lezen. Anders kom ik het u
vertellen.. als Willem Abraham gezien heeft.
Dick
Wursten
of lees verder (10 jaar later)
|