n.a.v. W. Zijlstra, op weg naar een nieuwe horizon
Hoewel geschreven met het oog op relaties tussen levenspartners
is de op Jung geïnspireerde beschrijving van diverse 'sleutel-slot-relaties'
ook van toepassing op pastorale relaties. Twee voorbeelden
maken dat duidelijk. Een sleutel-slot-relatie is een interactie
tussen twee personen waarbij de tegenstellingen (polariteit)
zodanig is dat beide partners gevangen raken in een
stroom gevoelens waaruit ze zelf haast niet meer kunnen
ontsnappen. Essentieel - hierweggelaten, want te complex
- aspect is dat Zijlstra met Jung veronderstelt dat elke
'zichtbare persoonlijkheid' ook een schaduw heeft (Anima-Animus)
die vaak het schijnbaar tegenovergestelde begeert...
Afin: laten we het simpel houden. We nemen twee voorbeelden,
waarbij de polariteit bijzonder sterk is (en dus de 'chemie')
ook (de nummering is volgens de paragrafen van het boek
van Zijlstra.
6.2. 'Sleutel- slot'
-relaties tussen ongelijke polen
6.2.1. 'Sleutel- slot' -relaties tussen het
te onafhankelijke en het
te afhankelijke type
Er zijn verschillende graden en varianten in een dergelijke
relatie. Wil men echter als onder een vergrootglas de dynamische
mechanismen scherp zien, dan is de combinatie van het
arrogant-wraakgierige type
(A) met het zich volkomen prijsgevende
type (B) daartoe het meest geschikt. (Gemakshalve
zal ik A met 'hij', B met 'zij' aanduiden. Het kan uiteraard
ook omgekeerd zijn). Het gedrag dat door de onbewuste bovenpool
wordt bepaald, kan op de volgende formule gebracht worden:
A: 'Ik ben je god
en jij moet mij aanbidden in onvoorwaardelijke devotie'.
B: 'Ik aanbid je
en jij moet als een god voor mij zijn die al mijn behoeften
vervult'.
De behoefte aan (bijna) volstrekte onafhankelijkheid bij
A correspondeert met de behoefte aan (bijna) volstrekte
afhankelijkheid bij B. Bovendien belichaamt B juist dat
waar A zo bang voor is: van iemand zó afhankelijk te zijn.
Door deze angst bij B 'uit te besteden' hoeft hij eigen
angst niet onder ogen te zien. A belichaamt op zijn beurt juist
dat waar B zo bang voor is: zó onafhankelijk te zijn, zó
op eigen benen te moeten staan. Door deze angst bij A 'uit
te besteden' kan zij haar eigen angst onbewust houden. Een
ideale situatie! Wat wenst men zich nog meer in een partnerrelatie?
Ze vormen 'een ideaal stel' waar anderen een voorbeeld aan
kunnen nemen. En lange tijd kán er ook een harmonie zijn,
en veel omstaanders zien soms met enige jaloezie hoe hecht
dit stel is en hoe hevig hun gevoelens. Wat gaat er echter
onherroepelijk gebeuren?
A raakt gevangen in zijn eigen geïdealiseerde zelfbeeld:
een god te zijn die nooit faalt en zich nooit laat verleiden
tot controleverlies. B eist ook dat A zich als zodanig gedraagt
en werkelijk al haar behoeften altijd bevredigt. En juist
dat irriteert A mateloos. Hij voelt zich voortdurend geclaimd,
klem gereden en heimelijk beschuldigd, omdat hij - ook tot
zijn eigen bittere teleurstelling- niet aan dat beeld beantwoordt.
Zijn woede groeit totdat het tot een woedeuitbarsting komt,
een woedeuitbarsting waartoe zij hem verleid heeft. A bespeurt
in zichzelf een niet -te-onderdrukken sadistische behoefte
om haar te kwetsen, pijn te doen, te vernederen. Hij zou
haar van zich willen wegstoten, haar 'uit zich willen snijden',
haar soms willen vermoorden. Maar, helaas, hij zit óók aan
haar vastgeklonken door zijn diep verdrongen mateloze behoefte
aan liefde en tederheid. Hij kán haar niet missen'
Ook B raakt in haar eigen onbewuste super-ego gevangen:
zij móét immers de ideale vrouw en minnares zijn die zich
totaal kan overgeven, nooit zich gekwetst voelt en altijd
alles volkomen begrijpt. Want A eist nu ook dat zij zich
als zodanig zal gedragen en ook werkelijk doet en geeft
wat hij van haar vraagt: restloze overgave. En dat juist
irriteert haar 'onderhuids' mateloos. Zij voelt zich voortdurend
door hem geclaimd, klem gereden en openlijk beschuldigd,
omdat zij - evenzeer tot haar eigen bittere teleurstelling
- niet aan de eisen die zij zichzelf stelt, beantwoordt.
Zij vindt bovendien dat hij haar door zijn gedrag verleidt
tot bittere verwijten van wreedheid en onmenselijkheid.
A roept in haar de niet-te-onderdrukken masochistische behoefte
op een martelares te zijn, zich te laten pijnigen door hem.
En juist deze houding roept bij hem weer nieuwe woede op
en een nog sterkere behoefte om haar te vernederen. Anderzijds
zit B óók aan hem vastgeklonken door haar diep verdrongen
behoefte om hem te manipuleren en over hem te heersen. Ook
al zou ze hem soms kunnen vergiftigen, zij kán hem niet
missen! Vandaar het permanente circus van excessieve woedeuitbarstingen
en excessieve verzoeningspogingen die zich monotoon herhalen,
totdat de spanningen te hoog oplopen en een crisis onvermijdelijk
is. Wanneer het in en door de crisis tot een bewustwordingsproces
komt en ieder zijn eigen 'schaduw' onder ogen wil zien,
is er een glimp van hoop.
Anders is
er de dynamiek
van de vicieuze cirkel (het 'stroomcircuit') waarbij de
polen elkaar opladen... Wordt de spanning te groot, dan
zal de vonk van de woede rechtstreeks tussen de bovenpolen
van A en B overspringen (bijv. mishandeling). Dat geeft
een tijdelijke ontlading, maar deze is inderdaad tijdelijk,
want daarna herstelt zich het circuit en worden de polen
opnieuw opgeladen.
6.2.2. De 'sleutel-slot' -relaties tussen het
te vrije en
te bepaalde type
Ook hier zijn er verschillende varianten en graden mogelijk,
maar ook hier kan men de dynamiek het duidelijkst waarnemen
aan de extreme combinatie van het
narcistisch-ridderlijke type
(A) en het zich-conformerende-onderworpen
type (B). Het gedrag (de bovenpolen) wordt bepaald
door de formule:
A: 'Ik ben je romantische
ridder (of redder) en jij moet mij bewonderen, en tegelijk
volstrekt vrijlaten'.
B: 'Jij bent mijn
ridder en redder, vervult mijn dromen. Ik volg je restloos
en jij zul al mijn dromen vervullen'.
B belichaamt voor A zijn verborgen angst 'maar een gewoon
mannetje' te zijn. A belichaamt voor B haar verborgen angst
een 'slet, een nietsnut' te zijn. Zij 'besteden' dus hun
eigen angsten bij de ander 'uit' en kunnen deze zó onder
controle houden. Opnieuw een schijnbaar ideaal evenwicht.
Wat er gebeuren gaat kan men voorspellen: A wordt de gevangene
van zijn eigen geïdealiseerde zelfbeeld, namelijk de ridderlijke
'grand-seigneur' die boven en onder de wet staat, want hij
kan aan haar verwachtingen niet voldoen. Ook B raakt gevangen
en wel in haar super-ego: zij móét een perfecte partner
zijn voor haar (geïdealiseerde) ridder/redder, die aan al
zijn verwachtingen beantwoordt en al zijn wensen tegemoet
komt.
lees hier een uitgebreidere
versie
|